Tagarchief: Van Wiechenschema

Vroeg signaleren van begaafdheid bij jonge kinderen: het startdocument.

Vroeg signaleren van begaafdheid bij jonge kinderen
Op 15 juli 2013 hebben wij vanuit stichting 360grView, waarvan ik in die tijd voorzitter was, staatssecretaris Martin van Rijn benaderd met de vraag of het mogelijk is om onderzoek te starten naar het gebruik van het Van Wiechenschema bij het vroeg signaleren van begaafdheid bij jonge kinderen en of het mogelijk was om hier meer aandacht voor te genereren. De staatsecretaris reageerde hier schriftelijk positief op.

Wat is er al gedaan
Het NCJ heeft in overleg met stichting 360grView succesvol het onderwerp vroegsignalering aangepakt. In goede samenwerking is de brochure ‘Jonge hoogbegaafde kinderen: een bijzondere groep. Kenmerken en problemen’ ontwikkeld. Met deze brochure hebben professionals in de JGZ een duidelijk handvat voor het signaleren van potentiële hoogbegaafdheid bij kinderen in de consultatiebureauleeftijd. De brochure is zowel binnen het zorgveld als daarbuiten zeer positief ontvangen.
Daarnaast is er de door de stichting gemaakte informatieve website http://ontwikkelingsvoorsprong.info, voor ouders, onderwijs- en zorgspecialisten.
Ook is er dossieronderzoek gedaan. Dit werd mogelijk met hulp van ouders, die de consultatiebureaudossiers van hun kinderen op hebben gevraagd.

Dossieronderzoek
Conclusies dossieronderzoek: vroegsignalering van een ontwikkelingsvoorsprong/hoogbegaafdheid gebeurt nauwelijks via het consultatiebureau. Er is slechts sprake van signalering van P10 uitval op de norm. Daarnaast is het consultatiebureau voor veel ouders met een kind met een ontwikkelingsvoorsprong niets meer dan een weeg- en meetbureau. Ouders ervaren geen kundige sparringpartner in de consultatiebureau-artsen en -verpleegkundigen. Daarnaast zijn ouders bang voor misvattingen, voelen ze zich niet gehoord en krijgen ze te vaak adviezen die niet passen bij kinderen met een ontwikkelingsvoorsprong.

Toptalenten en excellentie
Omdat vroegsignalering binnen de consultatiebureaus in lijn is met de in het ‘Plan van aanpak toptalenten 2014-2018’ geformuleerde doelstellingen, hebben wij Staatssecretaris Sander Dekker in het verleden eveneens op de hoogte gebracht van het verschijnen van de NCJ-brochure en ons onderzoek naar dit thema.

Het Ministerie van onderwijs zet in op de toptalenten en excellentie. Excellentie is iets anders dan hoogbegaafdheid. Hoogbegaafdheid is een potentie: het geeft geen garantie op excelleren, in ieder geval niet per definitie op schoolgebied. Het excellentiebeleid van het ministerie richt zich op  – zoals OCW dat zelf definieert – de ‘schoolloopbaan van leerlingen met hoge Citoscore’.

Het toptalentenbeleid is gericht op ‘de top 20% best presterende leerlingen van een klas of groep’. Er is bij het ministerie dus geen beleid gericht op hoogbegaafden en daarmee ook niet op het ontwikkelen van hun potentieel en hun optimale groei.

Frappant detail is dat steeds minder leerlingen zichzelf in de definitie van toptalent herkennen: het blijkt dat 16% (2015) van de leerlingen in het Voortgezet onderwijs zich tot toptalenten rekent, in 2013 was dit nog 23% (cijfers CBS). Hoeveel leerlingen daarvan (mogelijk) hoogbegaafd zijn is niet onderzocht.

Op basis van het feit dat hoogbegaafde leerlingen niet automatisch ‘excelleren’ kun je dus stellen dat het excellentie- en toptalentenbeleid vanuit het ministerie en de scholen geen relatie heeft met hoogbegaafdheid. Je loopt hiermee het risico veel potentieel over te slaan.

Scholen
Er is in de afgelopen jaren vanuit de scholen zelf meer aandacht voor hoogbegaafdheid in het onderwijs gekomen, onder andere via voltijds scholen voor hoogbegaafdheid. Toch gaat het nog steeds niet goed met deze groep kinderen. Te vaak vallen deze leerlingen uit, of hebben ze onderweg ondersteuning nodig om het schoolsysteem te doorlopen. Het lijkt erop dat juist een bepaalde groep hoogbegaafde leerlingen vaker uitval laat zien dan anderen groepen.

Van Wiechenschema
Om het vroegsignaleren een vaste plaats in de systematiek van het consultatiebureau te kunnen geven, is er in die periode ook gekeken in hoeverre de Van Wiechenschema’s een adequaat instrument vormen voor het signaleren van talent. Voor ouders en voor basisscholen biedt het een concreet aanknopingspunt bij de vraag welk onderwijs het meest passend is voor een kind. De zorgvraag die nu vaak in de loop van een schoolcarrière ontstaat kan zo worden beperkt, hetgeen binnen de werkvelden volksgezondheid en onderwijs leidt tot een daling van het gebruik van voorzieningen, misdiagnoses en langdurende uitval op school (thuiszitters). Vroegsignalering van talent op het consultatiebureau leidt ook tot meer maatwerk in het onderwijs en op termijn ook tot kostenbesparing.

Waar staan we nu
Inmiddels zijn we een aantal jaren verder. Mijn dagelijkse professionele betrokkenheid bij maatwerk in het onderwijs en de thema’s vroegsignalering, misdiagnoses en thuiszitters noden mij om nogmaals contact met de staatsecretarissen van Rijn en Dekker te zoeken, ook nu ik niet meer betrokken ben bij stichting 360grView.

Zeker ten aanzien van thuiszitters kan, zoals geconcludeerd in de sessies Preventie op de Thuiszitterstop, vroegsignalering 0-4 jaar een grote rol spelen – niet alleen rond een ontwikkelingsvoorsprong.

Onderlinge afstemming tussen de ministeries die gaan over volksgezondheid (VWS) en onderwijs (OCW) hierover leek mij zinvol, omdat een succesvolle implementatie van vroegsignalering staat of valt met de zorgvuldige overdracht van gegevens tussen de zorgprofessionals van het consultatiebureau en de onderwijsprofessionals van de basisschool.

Overleg met OCW en VWS
De ministeries OCW en VWS hebben mijn uitnodiging om samen om tafel te gaan om te praten over het belang van vroegsignalering van een ontwikkelingsvoorsprong aangenomen. Op 31 mei ging ik daarvoor naar Den Haag. Natuurlijk ging Lilian van der Poel met me mee, we werken immers al ruim 5 jaar samen aan het thema ontwikkelingsvoorsprong.

In een gesprek kun niet alles vertellen en onthouden. Daarom is er een gesprekshandleiding geschreven waarin we de onder andere huidige situatie, knelpunten, oplossingen en opbrengsten van een ander beleid hebben beschreven. Deze longread is hier te lezen.

Startdocument
Willen we passend onderwijs leveren voor hoogbegaafdheid leerlingen en gaan voor een optimale ontwikkeling dan moeten we inzetten op (vroeg-)signalering. De manier waarop is eigenlijk simpel: volg daarvoor de rode draad in de ontwikkeling van het kind. Stimulerend signaleren en een breder gebruik van het Van Wiechenschema zijn daarvoor de juiste gereedschappen, die leiden tot wat ik noem een startdocument, die niet alleen voor kinderen met een voorsprong te gebruiken is:
1. Zorg ervoor dat het consultatiebureau de taak en mogelijkheden krijgt om vroeg te signaleren.
2. De bevindingen van 4 jaar continu signaleren kunnen dan, indien de ouders dat wensen, als startdocument ter ondersteuning aan hen meegeven worden.
3. Met het startdocument kunnen de ouders gericht op zoek naar een school met passende expertise.
4. Scholen kunnen met het startdocument van consultatiebureau vanaf het begin van de onderwijscarrière van het kind op zijn minst insteken op het ontwikkelingsniveau van het kind.
5. De mogelijkheden en het potentieel van het kind kunnen op deze manier beter benut worden.

Aan de ontwikkeling van het startdocument wordt door mij al gewerkt.

Verdere aanbevelingen
• Onderzoek naar de groep P90 kinderen om meer informatie te krijgen over ontwikkelingsvoorsprong is noodzakelijk. Alleen als we weten wanneer er sprake is van een voorsprong en wanneer we zicht krijgen wat de werkelijke signaleren van een voorsprong zijn, wordt signaleren ook werkelijk signaleren.
• Vroegsignalering, specifieke kennis over de verschillende vormen van begaafdheid en de onderwijsbehoeften van deze kinderen moeten vast onderdeel worden van de lerarenopleidingen.
• Inventarisatie van mogelijkheden tot vroegsignalering op de kinderopvang en peuterspeelzaal is noodzakelijk gevolgd door scholing van de pedagogisch medewerkers.

(H)erkenning, en dan
Na de (h)erkenning moet de nadruk liggen op individueel maatwerk in het onderwijs, het op de correcte manier uitleggen van signalen en voorkomen van een verkeerde kijk op het kind en uitval op het gebied van gezondheid. Dit is iets wat de ministeries van OCW en VWS samen op moeten pakken. Hoogbegaafden komen er niet vanzelf, daar is degelijk hoogbegaafdenbeleid voor nodig, zowel in de groep 0-4 jarigen als in de groep 4 en ouder.

Een lang, vaak pijnlijk en nutteloos duur traject voor school, ouders en kind met misdiagnoses en onnodige zorgkosten worden hiermee voorkomen. Het onderwijs kan weer doen waar ze goed in is: het kind vanaf het begin passend onderwijs bieden en ervoor zorgen dat de leerlijn van het kind daadwerkelijk stijgt. Door vroegsignalering wordt het mogelijk problematiek rondom hoogbegaafde kinderen voorgoed uit te bannen.

Winstpunten zitten hierin dus zowel aan de kant van het ministerie van VWS als aan de kant van het ministerie van OCW.

We vragen om de samenwerking tussen de twee ministeries te intensiveren en op die manier bij te dragen aan het daadwerkelijk optimaliseren van de kindontwikkeling – met brede opbrengsten voor (alle inwoners van) Nederland, het mogelijk maken van Passend Onderwijs – het speerpunt van het onderwijsbeleid en een correct invulling van het volksgezondheidsbeleid – met vermindering van onnodige kosten.

De boodschap is, zo hebben we het idee, deels goed binnengekomen bij VWS en OCW. Het andere deel moet, om de woorden van Lilian van der Poel te gebruiken: ‘net als een wasmiddel eerst inwerken’.

Dorien Kok
http://DorienKok.nl

Vervroegde instroom op de basisschool.

– Eerder naar school –

Wet op primair onderwijs – Artikel 39. Toelatingsleeftijd onderwijs:
39.1
Om als leerling tot een school te worden toegelaten, moet een kind de leeftijd van 4 jaar hebben bereikt.

39.3
In de periode vanaf de leeftijd van 3 jaar en 10 maanden tot het bereiken van de leeftijd van 4 jaar kan het bevoegd gezag kinderen gedurende ten hoogste 5 dagen toelaten. Deze kinderen zijn geen leerlingen in de zin van de wet.

Kinderen ontwikkelen zich niet gelijk. Soms vormt die leeftijdsgrens voor toelating op de basisschool dus ook werkelijk een probleem. Als een jong kind bijvoorbeeld een taalachterstand heeft, maar ook als een kind eerder toe is aan school – vanuit een cognitieve ontwikkelingsvoorsprong van soms wel 2 jaar.

Juni 2014 – Onderwijsinspectie
Navraag op verzoek van enkele van mijn cliënten over vervroegde instroom bij een ontwikkelingsvoorsprong leverde in juni 2014 de volgende reactie op van het Loket Onderwijsinspectie:
De inspectie meent dat vervroegde toelating in sommige gevallen een uitkomst is voor kinderen met een grote ontwikkelingsvoorsprong en wijst vervroegde toelating dan ook niet per definitie af. Voorop staat de vrijwillige medewerking van de school. Anders gezegd: de school moet akkoord zijn met vervroegde toelating. Is de school niet akkoord, dan is vervroegde toelating niet mogelijk. Er is dus heel nadrukkelijk geen sprake van een recht op vervroegde toelating. 

De wettelijke toelatingsleeftijd voor het basisonderwijs is 4 jaar, maar het bestuur van een school heeft in uitzonderingsgevallen de mogelijkheid aan kinderen onder de 4 jaar toegang te verlenen. Het bestuur zou bij het inwilligen van een dergelijke wens er wel om moeten denken dat:
* de peuter niet als leerling kan worden toegelaten, cq ingeschreven;
* voor de 3 jarige geen rijksbekostiging wordt gegeven;
* ouders van tot de school toegelaten leerlingen bedenkingen kunnen hebben tegen het door de 3-jarige gebruik maken van het onderwijsaanbod, voor zover dat ten koste zou gaan van de eigenlijke leerlingen van de school;
* de bestaande aansprakelijkheidsverzekeringen van de school mogelijk niet op de peuter van toepassing zijn;
* wellicht een aanvullende verzekering moet worden afgesloten die erin voorziet dat zaken geregeld zijn als de peuter iets overkomt of deze zelf iets aanricht dat schade oplevert (door de ouders af te sluiten).

Maatwerkgedachte scholen
We horen vanuit het onderwijswerkveld steeds vaker dat scholen hierop in willen spelen vanuit de maatwerkgedachte. Dat is een goede ontwikkeling. Helaas verloopt dit nog niet altijd goed, afstemming vanuit alle betrokkenen is verder nodig:
In februari 2017 werd ik geïnformeerd over een situatie rond een kind met een ruime ontwikkelingsvoorsprong, waarbij er overeenstemming was tussen ouders en school over de noodzaak van vervroegde instroom. Dit om de natuurlijke ontwikkeling van het kind te ondersteunen en om schade bij het kind te voorkomen. De onderwijsinspectie gaf hiervoor echter geen toestemming. Dit is in tegenspraak met de eerdere reactie van de Onderwijsinspectie.

Februari 2017 – Onderwijsinspectie
De Onderwijsinspectie stelt zich bij nieuwe navraag van mijn kant op het standpunt dat ‘(in ieder geval) structurele toelating van driejarigen tot het onderwijs zonder inschrijving niet de bedoeling is’. De inspectie gaf aan ‘bezig te zijn met het opstellen van een een beleidslijn met OCW, SZW (Samenwerkingsverbanden) en de GGD. Het is afwachten of en wanneer het huidige standpunt wordt gewijzigd.’ Echter: GGD-GHOR april 2017: “Er is in tegenstelling tot wat de inspectie meldt geen nieuwe beleidslijn in de maak.”

November 2017 Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Hernieuwde navraag geeft in november 2017 het volgende antwoord van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW):

Er is binnen de huidige wetgeving geen mogelijkheid om een uitzondering te maken op de toelatingsleeftijd van 4 jaar. Zoals u in uw e-mail al aangeeft, kunt u in artikel 39 van de Wet op het primair onderwijs meer lezen over de toelating en het wennen van een kind op de basisschool.

Op de website van de Inspectie van het Onderwijs kunt u vinden wat er wel wettelijk toegestaan is op het gebied van onderwijs aan driejarigen in opvang-onderwijs. Zo is het soms mogelijk om met de beoogde basisschool van een kind te bespreken of zij lesmateriaal dat aansluit bij de behoefte van het kind beschikbaar willen stellen aan het kinderdagverblijf of de peuterspeelzaal. Op deze manier kan een kind dat daar al aan toe is meer worden uitgedaagd in de groep.

VVE: voorschoolse of vroegschoolse educucatie
In Nederland kennen we het systeem van VVE: voorschoolse (voor kinderen van 2,5 tot 4 jaar) of vroegschoolse (voor kinderen uit groep 1 en 2) educatie indien er sprake is van een achterstand. Kinderen krijgen deze vorm van educatie op de peuterspeelzaal, basisschool of in de kinderopvang. De gemeente bepaalt of een kind hiervoor in aanmerking komt. Meestal gaat dit via het consultatiebureau. In de voorschoolse of vroegschoolse educatie leert een kind al spelend de Nederlandse taal. Zo kan het kind de achterstand inhalen en een goede start maken op de basisschool.

Brede discussie over vroeginstroom
Graag trek ik de discussie over vroeginstroom breder: Nederland is erg succesvol als het gaat om het signaleren van een achterstand (o.a. via vroegsignalering door de consultatiebureau’s) en op het inspelen hierop via de VVE programma’s. Succesvolle implementatie van vroegsignalering staat of valt echter met samenwerking en overeenstemming tussen de onderwijsprofessionals van de basisschool en dé kindspecialist en wettelijk verantwoordelijke: de ouder. Indien nodig aangevuld met een zorgvuldige overdracht van gegevens tussen de zorgprofessionals van het consultatiebureau en de school.

Vroegsignalering
Op 15 juli 2013 hebben we vanuit stichting 360grView, waarvan ik in die tijd voorzitter was, staatssecretaris Martin van Rijn van VWS benaderd met de vraag of het mogelijk is om onderzoek te starten naar het gebruik van het Van Wiechenschema bij het vroeg signaleren van begaafdheid bij jonge kinderen, en of het mogelijk is om hier meer aandacht voor te genereren. De staatsecretaris reageerde hier positief op (brief met kenmerk 108821-PG). De stichting is hier mee aan de slag gegaan, met onder andere het NCJ (Nederlands centrum Jeugdgezondheid).

Bevindingen: voor ouders en voor basisscholen biedt het breed gebruiken van Van Wiechenschema’s op de consultatiebureau’s een concreet aanknopingspunt bij de vraag welk onderwijs het meest passend is voor een kind én wanneer het per kind leeftijdtechnisch gezien in het belang van dat kind is om in te stromen in het basisonderwijs, indien er sprake is van een ontwikkelingsvoorsprong. De zorgvraag die nu vaak in de loop van een schoolcarrière ontstaat kan zo worden beperkt, hetgeen leidt tot een daling van het gebruik van voorzieningen, misdiagnoses en langdurende uitval op school (thuiszitters).

Het NCJ heeft verder in overleg met stichting 360grView succesvol het onderwerp vroegsignalering aangepakt. In goede samenwerking is de brochure ‘Jonge hoogbegaafde kinderen: een bijzondere groep; Kenmerken en problemen’ ontwikkeld (https://ontwikkelingsvoorsprong.info/2014/03/27/ncj-brochure-jonge-hoogbegaafde-kinderen/). Met deze brochure hebben professionals in de JGZ een duidelijk handvat voor het signaleren van potentiële hoogbegaafdheid bij kinderen in de consultatiebureauleefijd. De brochure is zowel binnen het zorgveld als daarbuiten zeer positief ontvangen. Daarnaast is er de door de stichting gemaakte informatieve website http://ontwikkelingsvoorsprong.info, voor ouders, onderwijs- en zorgspecialisten.

Omdat vroegsignalering binnen de consultatiebureaus in lijn is met de in het ‘Plan van aanpak toptalenten 2014-2018’ geformuleerde doelstellingen, hebben wij Staatssecretaris Sander Dekker eveneens op de hoogte gebracht van het verschijnen van de NCJ-brochure en ons onderzoek naar dit thema. Er ligt immers een duidelijke link tussen vroegsignalering en besluitvorming rond vervroegde instroom op de basisschool als we het hebben over maatwerk.

Vroegsignalering van talent op het consultatiebureau leidt niet alleen tot meer maatwerk in het onderwijs maar op termijn ook tot kostenbesparing. Zeker ten aanzien van thuiszitters kan, zoals geconcludeerd in de sessies Preventie op de Thuiszitterstop op 6 februari 2017, vroegsignalering 0-4 jaar een grote rol spelen – niet alleen rond een ontwikkelingsvoorsprong.

Maatwerk
Maatwerk is dus nodig. Het is aan te bevelen het Van Wiechen systeem van vroegsignalering van het consultatiebureau ook actief te gebruiken voor het signaleren van een voorsprong. Zo kan een kind met een voorsprong, net zoals een kind met een achterstand, een passende en waarschijnlijk vroegere start maken op de basisschool. Ruimte voor een 0/1 groep zou wat dat betreft een goed voorbeeld zijn. Een bredere kijk op of hervalidatie van Artikel 39 is daarvoor aan te raden.

Dorien Kok
http://DorienKok.nl