Tagarchief: school

Verwijzing naar speciaal onderwijs

Volgens artikel 24 van het VN-gehandicaptenverdrag mogen leerlingen niet vanwege hun beperking worden „uitgesloten van het algemene onderwijssysteem”. 

De Verenigde Naties: “dit betekent dat landen er geen regulier en speciaal systeem op mogen nahouden.” Landen mogen inclusief onderwijs geleidelijk invoeren, een termijn noemt het verdrag niet.

Volgens de Wet gelijke behandeling zijn scholen al jaren verplicht leerlingen met een beperking toe te laten, tenzij zij hiervoor aanpassingen moeten doen die „onevenredig belastend” zijn.

Nederland heeft in 2014 de Wet Passend onderwijs ingevoerd.  Met Passend onderwijs wil de overheid bereiken dat:

  • alle kinderen een passende plek in het onderwijs krijgen;
  • een kind naar een gewone school gaat als dat kan;
  • een kind naar het speciaal onderwijs gaat als intensieve begeleiding nodig is;
  • scholen de mogelijkheden hebben voor ondersteuning op maat;
  • de mogelijkheden en de onderwijsbehoefte van het kind bepalend zijn, niet de beperkingen;
  • kinderen niet meer langdurig thuis komen te zitten.

Op 12 april 2016 is het Verdrag inzake de Rechten van Personen met een Handicap (VRPH) aangenomen in de Eerste Kamer, met startdatum juli 2016.  In dit verdrag wordt nadrukkelijk verwacht van landen dat ze streven naar een inclusieve samenleving, en dus ook inclusief onderwijs.

Het ministerie van OCW vult het streven naar inclusief onderwijs in vanuit Passend onderwijs. Passend onderwijs is echter niet hetzelfde als inclusief onderwijs, het systeem van speciaal onderwijs blijft bestaan. Dit betekent dat verwijzing naar het speciaal onderwijs nog steeds gebeurt in Nederland. Lees hier meer over het verschil tussen Inclusief onderwijs en Passend onderwijs.

Scholen moeten vanuit het Verdrag inzake de Rechten van Personen met een Handicap  toegankelijker gemaakt worden voor kinderen met een beperking. De overheid moet niet alleen streven naar onderwijs waar kinderen met én zonder beperking samen kunnen leren, werken en spelen, ze moet ook actief acteren en sturen op maatwerk in de klas  en inclusief onderwijs op school. Alleen zo kunnen we stigmatisering van leerlingen met een beperking stoppen.

Meer informatie over het VN verdrag vindt u bij Ieder(in).
Meer informatie over inclusief onderwijs vindt u bij In1School.

Huidige procedure Rijksoverheid – verwijzing naar speciaal onderwijs

Toelating leerling tot het speciaal onderwijs

kinderen‘Het speciaal onderwijs is er voor leerlingen die specialistische of intensieve begeleiding nodig hebben. Bijvoorbeeld omdat zij een handicap of stoornis hebben. Uw kind moet toestemming krijgen om speciaal onderwijs te volgen. Dit is een toelaatbaarheidsverklaring (TLV). Voor slechtziende, blinde, slechthorende of dove kinderen gelden andere toelatingsregels.’

Toelaatbaarheidsverklaring

‘Deze verklaring is een bewijs dat uw kind recht geeft op een plek in het speciaal onderwijs. De school voor speciaal onderwijs vraagt de toelaatbaarheidsverklaring aan bij het samenwerkingsverband. Een samenwerkingsverband bestaat uit een samenwerking tussen gewone scholen en scholen uit het speciaal onderwijs uit een bepaalde regio.’

Toelating slechtziende, blinde, slechthorende, dove kinderen

‘Is uw kind slechtziend of blind? Of slechthorend of doof? Dan onderzoekt de Commissie voor Onderzoek van de school of uw kind speciaal onderwijs mag volgen. In deze commissie zitten onder andere een leerkracht, spraaktaaldeskundige en een maatschappelijk werker.’

Waarom de aanvraag voor een toelaatbaarheidsverklaring? 

  • omdat de leerling meer nodig heeft dan de basisondersteuning biedt
  • omdat de extra hulp niet in de gewone school gegeven kan worden
  • omdat de extra hulp niet genoeg effect heeft
  • een toelaatbaarheidsverklaring wettelijk nodig is voor plaatsing in het speciaal basisonderwijs (SBO) en speciaal onderwijs (SO)

TLV-commissie

Vragen waarop de TLV-commissie graag een antwoord wil hebben om kinderen in aanmerking te laten komen voor een toelaatbaarheidsverklaring.
1. Wat zijn de onderwijs- en ondersteuningsbehoeften van deze leerling?
2. Wat heeft de school er aan gedaan om hieraan tegemoet te komen?
3. Welke interventies waren succesvol en waarom?
4. Wat is er niet gelukt en waarom niet?
5. Als er onderzoek heeft plaatsgevonden (intern of extern) wat is er dan gedaan met de resultaten van de onderzoeken en wat was daarvan het effect.
6. Is er een verslag van de bijeenkomst waarin besloten is tot aanvraag van de TLV en welke deskundigen zijn betrokken geweest bij die afweging? Voeg dit verslag toe.
7. Wat is de visie van de ouders?
8. Waarom denk je dat deze leerling (nog steeds) is aangewezen op speciaal (basis) onderwijs?
9. Welke andere vormen van onderwijs zijn overwogen? Wat waren de argumenten voor en/of tegen deze vormen van onderwijs?

In een dossier moeten altijd de meest recente onderzoeksverslagen en leervorderingen worden toevoegen! Het dossier moet in zijn geheel als één PDF bestand aangeleverd worden. Lees hier meer over de toelaatbaarheidsverklaring.

Niet eens met de verwijzing naar speciaal onderwijs

Ouders kunnen in de huidige situatie bij geschillen over toelating en verwijdering bezwaar maken bij de school en vervolgens beroep aantekenen bij de rechter. Tevens bestaat de mogelijkheid om de Commissie gelijke behandeling in te schakelen. Gebleken is echter dat er behoefte bestaat aan een aanvullende voorziening, waarbij het ouders vrij staat om hiervan wel of niet gebruik te maken.

In het amendement 91 op de Wet Passend onderwijs wordt deze aanvullende voorziening geregeld. Er is  één landelijke geschillencommissie (voor po, (v)so en vo gezamenlijk) die oordeelt in geschillen over (de weigering van) toelating van leerlingen die extra ondersteuning behoeven en de verwijdering van leerlingen alsmede over het ontwikkelingsperspectief.

Geschillencommissie passend onderwijs (GPO) 

Lees ook: – Wet- en regelgeving rondom ouderschap en onderwijs                  

                  – Als je er niet uit komt met school

Dorien Kok
http://I-CARUS.info

Bronnen: Samenwerkingsverband Waterland Primair onderwijs & Amstelronde Passend Onderwijs

 

Herken hoogbegaafdheid vroegtijdig.

Opiniestuk in het Reformatorisch Dagblad van 22 december 2017.

Dorien Kok: “Er zijn veel misvattingen rond hoogbegaafdheid. Het is belangrijk dat een school een heldere visie heeft op hoogbegaafdheid en het vroegtijdig herkennen daarvan. Gedegen kennis is het beste medicijn tegen misvattingen en aannames over hoogbegaafdheid. Ik heb het niet over een beetje kennis. Dat is namelijk voer voor mythes over hoogbegaafdheid. En die zijn er al genoeg.”

Het volledige opiniestuk leest u hier: Herken hoogbegaafdheid vroegtijdig.

De Werkelijke Staat van de Ouder in onderwijs.

Op woensdag 12 april 2017 verscheen ‘De Staat van de Ouder’. De ‘Staat van de Ouder’ is een nieuw onderdeel van ‘De Staat van het Onderwijs’, een rapport dat ieder jaar door de Inspectie van het Onderwijs wordt uitgegeven. Het optekenen van ouderverhalen is een initiatief van Ouders & Onderwijs, de ‘landelijke organisatie voor ouders met schoolgaande kinderen’.

In 2013 besloot staatssecretaris van Onderwijs Sander Dekker de subsidie voor bestaande  ouderorganisaties in te trekken. Er was voor hen ‘geen wettelijke taak’, redeneerde Dekker. Dit leverde in één keer een bezuiniging op van 2,9 miljoen euro. Sinds 2014 worden álle Nederlandse ouders bij het ministerie van Onderwijs vertegenwoordigd door deze landelijke organisatie Ouders & Onderwijs, die door het Ministerie wordt betaald.

De Staat van Ouders

De Staat van de Ouder geeft, zoals Ouders & Onderwijs aangeeft, ‘de ervaringen en meningen van ouders weer, het is hun perspectief, inclusief blinde vlekken en roze brillen’*

Ouders & Onderwijs: ‘In het basis- en voortgezet onderwijs samen zitten 2,5 miljoen kinderen. Als we voor het gemak uitgaan van een gemiddelde van twee kinderen per gezin, zijn er dus 2,5 miljoen ouders met kroost in het funderend onderwijs’ Ouders konden zich via een oproep melden voor het onderzoek.**

Ouders & en Onderwijs komt met de volgende conclusie over de uitkomsten: ‘Wel nu, alles overziend zijn de wensen van ouders niet overdreven groot. Een beetje ruimte voor eigen inbreng in het opnemen van vrije dagen. Iets meer informatie over de aanpak van pestgedrag. Wat meer bij de hand genomen worden bij de overgangen binnen en tussen scholen. Graag een tikje beter op de hoogte gehouden worden over de ontwikkeling van het eigen kind. En iets meer afstemming over de gewenste bijdragen aan de school. Het is niet moeilijk om hierin een rode draad te herkennen: ouders willen geïnformeerd, gehoord en bij de hand genomen worden. Ouders willen graag meer samenwerken.

Nou, prachtig deze uitkomsten. We kunnen als ouders met z’n allen met een gerust hart naar bed. Of…..?

Wie betaalt die bepaalt
Zoals eerder benoemd wordt de organisatie Ouders & Onderwijs betaald door het Ministerie van Onderwijs. Vragen beantwoorden, ouders bijstaan en het in contact brengen van partijen die elkaar kunnen versterken is de gestelde taak. Het ministerie ziet Ouders & Onderwijs als ‘landelijke gesprekspartner voor de politiek, het ministerie van Onderwijs, Cultuur & Wetenschap en uiteenlopende andere partijen in de onderwijssector.’ Ouders & Onderwijs is hiermee een prima oplossing voor het in opdracht van het ministerie verstrekken van feitelijk informatie over onderwijs.

Conclusie die je hier uit kunt trekken is dat Ouders & Onderwijs geen onafhankelijke ouderorganisatie is. Die zijn er wel in Nederland, al jaren. Meest bekend zijn de grote landelijke oudervereniging Balans en het onafhankelijke platform ‘Ouders Online’. Verder kent Nederland nog onder andere Mama Vita, Onderwijs Consumenten Organisatie, Ouderkracht voor ‘t kind en de werkgroep Thuiszitters Tellen.

Het verschil tussen deze organisaties en Ouders & Onderwijs is groot:

  • Ouders & Onderwijs is een stichting, ouders kunnen dus, in tegenstelling tot de andere ouderorganisaties, niet lid worden.***
  • Ouders & Onderwijs is financieel afhankelijkheid van het Ministerie. Met een té kritische houding richting het Ministerie zou deze organisatie zichzelf in de vingers snijden. Initiatief en doorzettingsvermogen op het gebied van ouderbelangen boor je hier dus mee in de grond. Ouders zijn immers dé spiegel als het gaat om falen van overheidsbeleid op het gebied van onderwijs…
  • De andere ouderorganisaties kenden al jaren voor het ontstaan van Ouders & Onderwijs een ouderhulpsysteem via het telefoonnummer 0800-5010, waar ouders naast feitelijke informatie ook terecht konden voor voor inhoudelijke vragen, bij onder andere  ervaringsdeskundigen, juristen en wetenschappers. Over bijvoorbeeld passend onderwijs of een specifieke kindsituatie. Die inhoudelijke expertise is eigenlijk komen te vervallen met het verplaatsen van het eigenaarschap van telefoonnummer 0800-5010 naar Ouders & Onderwijs.
  • Ouders & Onderwijs mag bepalen of het andere ouderorganisaties financieel steunt. Dit geeft een scheefte en beschadigd het reeds jaren bestaande systeem van  onafhankelijke ouderhulp.
  • De overheid bepaalt hiermee wie haar gesprekspartner is. Andere ouderorganisaties worden hiermee in grote mate buiten spel gezet. In hoeverre komen dus de inhoudelijke feiten uit de onderwijspraktijk bij de overheid terecht. Feiten kunnen hiermee dus heel makkelijk genegeerd worden.

De andere ouderorganisaties stellen vraagtekens bij het functioneren van Ouders & Onderwijs. Er loopt daarom vanuit meerdere ouderorganisaties een Wob-verzoek (verzoek tot openbaarmaking van bepaalde overheidsinformatie) richting Ouders & Onderwijs. Uitspraak van de rechter wordt verwacht op 12 oktober 2017 (update zie #).

Thema’s
‘Het onderwijs’ is te veel geeft Ouders & Onderwijs aan, daarom is gekozen voor vijf thema’s die vaak terugkomen in de vragen die ouders stellen bij het informatiepunt van Ouders & Onderwijs. Dat zijn: de bijdragen van ouders aan het onderwijs (in tijd en financieel), pesten en veiligheid, dossiervorming en privacy, schooltijden, en ten slotte overgangen binnen en tussen scholen.

Onderwerpen als de gelijkheid van kansen, passend onderwijs en begeleiding op maat hadden evenzeer invalshoeken voor de Staat van de Ouder kunnen zijn staat er op de website. Daar is niet voor gekozen geeft Ouders & Onderwijs aan.

Als je naast deze 5 thema’s het grote onderzoek van de Onderwijsinspectie, ’De Staat van Onderwijs’****, legt zie je dat het geen juiste keuze is geweest.

Gelijkheid van kansen
In het rapport De Staat van onderwijs speelt het thema gelijkheid van kansen de hoofdrol: ‘het aantal leerlingen dat goed presteert is de afgelopen tien tot twintig jaar flink teruggelopen. Vooral bij rekenen, wiskunde en natuurwetenschappen. Daarmee gaan kansen van kinderen verloren en blijft talent van leerlingen en studenten onbenut.

Onderwijsinspectie: ‘Dit komt deels door de oplopende ongelijkheid die de Onderwijsinspectie het jaar daarvoor al signaleerde. De grote kwaliteitsverschillen tussen scholen is een andere oorzaak van het missen van talent. Zelfs bij vergelijkbare leerlingen en studenten zijn er grote verschillen tussen scholen en opleidingen.‘ En de Onderwijsinspectie ziet deze verschillen in elke sector en bij elk schooltype. Een thema dat je dus moet bespreken met ouders.

Passend onderwijs en begeleiding op maat
Twee derde deel van de schoolleiders geeft in het rapport van de Onderwijsinspectie aan dat de zorgbreedte van de school veranderd is sinds de invoering van passend onderwijs. Ook is driekwart van de schoolleiders van mening dat de ontwikkelbehoefte van leraren veranderd is. Scholen ervaren nog steeds veel bureaucratie met name als zij afstemmen met jeugdhulp(verlening), toelaatbaarheidsverklaringen aanvragen en ontwikkelingsperspectieven opstellen. Zaken waar ouders in de praktijk de gevolgen van zien en waar zij ook prima duiding over kunnen geven als ze het was gevraagd. Ook zij zien dat leraren problemen ervaren op het gebied van onder andere groepsgrootte en werkdruk. Zij zien dat leraren worstelen op thema’s als cognitie, het gedrag of de sociale en emotionele ontwikkeling van kinderen – met vaak negatieve gevolgen voor hun kind.

Het aantal leerlingen dat wel stond ingeschreven, maar niet naar school ging is gestegen. Er zijn vooral meer leerlingen die meer dan drie maanden niet op school zijn (toename langdurig relatief verzuim). Het hoge aantal en de stijgende trend in langdurig verzuim is onacceptabel. Het aantal vrijstellingen op grond van artikel 5 onder a, van de Leerplichtwet is de afgelopen vijf jaar sterk gestegen. Er is mogelijk niet voor alle leerlingen een passende plek in het onderwijs beschikbaar. De mogelijkheden voor onderwijszorgarrangementen worden in sommige gemeenten nog onvoldoende benut. Er is weinig zicht op de kinderen en jongeren met een dergelijke vrijstelling. Dat is zorgwekkend en onwenselijk. Bij bijna de helft van de registraties is onduidelijk welke interventies een samenwerkingsverband onderneemt en met welk succes. Sinds de invoering van passend onderwijs gaan maar iets meer leerlingen naar het
regulier onderwijs. Het gaat om kleine verschuivingen. Instroom vanuit speciaal onderwijs betreft hooguit enkele leerlingen.

Waarom zijn er leerlingen die niet binnen drie maanden op een passende onderwijsplaats maar thuis zitten? En hebben leerlingen met extra ondersteuningsbehoefte en die wel naar school gaan een werkelijk passende onderwijsplaats?

Dit zijn volgens de Onderwijsinspectie lastige maar essentiële zaken en vragen waarop nog geen antwoorden zijn, maar waarbij ouders een belangrijke rol kunnen spelen in de beantwoording.

Het onderzoek
Over de gestelde 5 thema’s – de bijdragen van ouders aan het onderwijs (in tijd en financieel), pesten en veiligheid, dossiervorming en privacy, schooltijden, en ten slotte overgangen binnen en tussen scholen – zijn er in februari 2017 1083 ouders bevraagd die kinderen hebben in het primair en het voortgezet onderwijs. Met de uitkomsten hiervan doet Ouders & Onderwijs kwantitatieve uitspraken (bijvoorbeeld dat 9 procent van de ondervraagden luizenmoeder is).

De ouders zijn door middel van een enquête en veertig groepsgesprekken ondervraagd over hun ervaringen, hun meningen, hun ideeën over hoe het (nog) beter kan en over de rol die ze voor zichzelf zien in het onderwijs van hun kind.

Is een percentage van 1083 ouders op een totaal van ongeveer 2,5 miljoen ouders (0,04%) representatief? Die vraag is moeilijk te beantwoorden. Bij veel onderzoeken kun je immers niet de volledige populatie ondervragen.

Achtergrondinformatie deelnemers

Er is daarbij gekozen voor kwantitatief onderzoek. Dit biedt cijfermatig inzicht en geeft veelal antwoorden op vragen die in termen van hoeveelheid kunnen worden uitgedrukt.

Was het niet slimmer geweest om een meer kwalitatief onderzoek te doen en daarin ouders zelf te laten meedenken over bijvoorbeeld de invulling van innovaties en toekomstig beleid? Kwalitatief onderzoek is immers gericht op het verkrijgen van informatie over wát er leeft onder een bepaalde doelgroep en waaróm. Deze vorm van onderzoek geeft diepgaande informatie door in te gaan op achterliggende motivaties, meningen, wensen en behoeften van de doelgroep. Het gaat in op het waarom van heersende meningen en bepaalde gedragingen. Daarbij worden bewuste motivaties van de doelgroep besproken, maar ook onbewuste motivaties kunnen worden achterhaald, door gebruikmaking van projectieve technieken. (Bron Right Marktonderzoek)

Conclusie
Uit de enquête blijkt dat 90 procent van de 1083 ouders ‘tevreden’ tot ‘neutraal’ is over de kwaliteit van het onderwijs van de school van hun kind. En 72 procent van die ouders omschrijft de relatie met de school als ‘goed’ tot ‘zeer goed’, tegen 10 procent ‘matig’ tot ‘slecht’.

Relatie ouders & school

Wat waren de uitkomsten geweest als het onderzoek gedaan was door een organisatie die onafhankelijk is, die de ouders en hun problemen echt kent en ondersteund. Wat als er voor thema’s gekozen was die bij het onderzoek van de de Onderwijsinspectie aansloten en wat als er meer ouder gevraagd waren niet alleen om hun mening, maar ook om mee te denken?

Volgens Balansdirecteur Swanet Woldhuis, wiens organisatie zelf onderzoek deed naar de staat van onderwijs, werkelijk bekeken vanuit de ouder (‘Staat Onderwijs. Volgens ouders’*****), ontbreekt het op dit moment vooral aan visie op onderwijs bij het ministerie van onderwijs. Alleen maar meer regeltjes invoeren leidt niet tot betere kwaliteit.

Ook hekelt Woldhuis de eenzijdige aandacht van de Inspectie en de politiek voor de kansenongelijkheid van kinderen uit lage sociale milieus. “Het wordt tijd dat er daarnaast óók aandacht komt voor de grote kansenongelijkheid van kinderen met ontwikkelingsproblemen. Doordat de juiste ondersteuning ontbreekt, stromen zij namelijk vaak af naar lagere onderwijsniveaus”, aldus Woldhuis. “En dat terwijl er nog 80 miljoen euro aan geld voor passend onderwijs op de plank ligt bij samenwerkingsverbanden. Dit is onacceptabel.”

Ik deel de mening van Swanet Wolhuis. Zelf vul ik dit graag aan met de vraag waarom er niet meer aandacht is voor kinderen met een ontwikkelingsvoorsprong. Ook zij hebben last van onterecht afstromen naar lagere onderwijsniveaus, verplaatsing naar het speciaal onderwijs of onterechte diagnostiek. Te vaak nog wordt geld van de Samenwerkingsverbanden niet besteedt aan deze groep kinderen.

Ik denk dat het onderzoek ‘De Staat van de Ouder’ in ieder geval één ding heel duidelijk heeft gemaakt: de overheid geeft ouders duidelijk niet de ruimte en het respect dat ze moeten krijgen, als informant van inhoudelijke onderwijsfeiten, als gesprekspartner en als eindverantwoordelijke voor hun kind en als kindexpert. Dat zien we niet alleen hier in dit onderzoek maar ook in de praktijk, bij landelijke bijeenkomsten als de Thuiszittertop en op de scholen.

Dorien Kok
http://DorienKok.nl

Meer lezen hierover:

# Update 3-5-2018: ‘Waarom het vreemd is dat deze oudervakbond zo positief is beoordeeld’
De Correspondent: “De stichting Ouders en Onderwijs, die moet opkomen voor schoolgaande kinderen, ligt al drie jaar onder vuur. Dat zou je niet zeggen als je de positieve evaluatie leest die het ministerie van Onderwijs, financier van de stichting, liet opstellen. Gevalletje slager-keurt-zijn-eigen-vlees, zeggen betrokkenen.
Waarom het vreemd is dat deze oudervakbond zo positief is beoordeeld?
Sinds de oprichting kreeg de organisatie veel kritiek van de reeds bestaande ouderorganisaties. Ze verwijten Ouders & Onderwijs gebrek aan deskundigheid, gebrek aan transparantie en een te meegaande houding tegenover hun broodheer, het ministerie van Onderwijs. Daarmee voldoet de stichting volgens hen niet aan de opdracht die ze van de Tweede Kamer kregen: een kritische gesprekspartner zijn van regering en het onderwijsveld.”
Lees hier het volledige artikel van De Correspondent.

Kansongelijkheid in het onderwijs

Paul Rosenmöller (voorzitter VO-raad) vroeg in een artikel in het dagblad Trouw om aandacht voor de kansongelijkheid in het onderwijs ‘“Het schooladvies moet iets zeggen over de start van de middelbare school en niet dienen als verwachting van welk diploma je uiteindelijke gaat halen.” Het lijkt de VO-raad dus logisch om na twee jaar voortgezet onderwijs een nieuw moment in te bouwen waarin je met zijn allen bespreekt: waar sta je nu? Niet nogmaals met een toets, maar een evaluatie.

Dit zegt hij bijna een jaar nadat de Onderwijsinspectie de alarmbel luidde over dat de ongelijkheid tussen kinderen van lager- en hogeropgeleide ouders groeit.

Oplossing?

De oplossing die de VO-raad noemt lijkt handig, past echter op vele scholen niet. Mede omdat basisscholen nog weinig een dubbel advies geven. De grootste angel blijkt de manier waarop scholen de brugklassen indelen te zijn: smal, waardoor er weinig ruimte is voor wisseling van niveau – zeker als op een categorale school, waar maar één enkele niveau onderwijs wordt geboden.

In Nederland veroordelen we kinderen in het onderwijs voor jaren tot het niveau van hun zwakste vak. Het op gemiddelden gebaseerde eindadvies is hiervoor bepalend. Dit kan en moet anders. Beter. Flexibeler.

Straf

Een kind in het onderwijs in het geheel veroordelen tot diens laagste niveau voor een onderdeel in diens ontwikkeling is een straf. Dat geldt ook voor de bewust of onbewust hogere of juist lagere adviezen die ze in groep 8 krijgen. Je legt een deksel op de ontwikkeling van een kind. Tot hier en niet verder. Probeer als kind maar eens die deksel omhoog te krijgen. Een kind krijgt dus uiteindelijk een diploma die alleen het minimum aan potentie en kennis laat zien, zeker met de nieuwe taal- en rekentoetsen.

De smalte moet uit het onderwijs. Zijn bredere brugklassen of een latere selectie (bij 15 of 16 jaar) daarvoor het antwoord? Wat mij betreft niet: ik opteer al jaren voor een andere oplossing, die Paul Rosemöller ook aanstipt in het artikel als een stapje verder. Het indelen van kinderen in VMBO, HAVO of VWO klassen is niet meer van deze tijd, we moeten hier dus mee stoppen.

Maatwerk! 

Maatwerk start je met een startdocument: waar sta je aan het eind van de basisschool. Heb je een rekendeuk of een talenknobbel. Of andersom. Wat kan je aan. Ben je een vroegbloeier of een laatbloeier. Wat werkt voor jou. Waar heb je extra ondersteuning voor nodig, wat beheers je al. Waarin moeten we afwijken van het curriculum. Heb jij behoefte om te werken volgens het directe instructiemodel of past het probleemgestuurd instructiemodel meer bij jou.

Om je competent te voelen, is het goed dat je vergeleken wordt met jezelf en leert zien waar je nog kan groeien’ (Diana Baas).

Leer de leerling reflecteren op het gemaakte werk, de behaalde doelen en dat het trots kan zijn op behaalde resultaten. Geef kinderen houvast bij het uitvoeren van hun werk en inzicht in de stappen die zij moeten nemen. Stel leervragen die een beroep doen op de mogelijkheden van een kind. Stel hiervoor geen plafond.

Zorg er via een planning voor dat het kind eigenaar blijft van zijn eigen leerproces. Maak de leeromgeving uitdagend, bevorder de nieuwsgierigheid en de kritische vaardigheden. Spreek een kind aan op een niveau dat net buiten het bereik van het kind ligt. Laat de leraar niet diegene zijn die het kind conditioneert, maar die de route naar het zelf gestelde einddoel van het kind bepaalt, het proces daartoe en de omstandigheden daarvoor bewaakt.

Ik zou zelfs nog een stapje verder willen gaan dan het stapje verder van Paul Rosemöller: waarom gaan we niet voor een doorgaande leerlijn voor 4-20 jaar!

Dorien Kok
Voorzitter stichting Omniumscholen
http://Omniumschool.nl

Dit kind

Dit is geschreven voor A. Haar zoon heeft de diagnoses ADHD, autisme, ODD, gebruikt medicatie en is hoogbegaafd. Haar zoon zit thuis van school, is ook depressief.  Hij is – om met zijn woorden te spreken – zijn ‘Ik’ verloren.

 

Dit kind

 

Dit kind is mijn kind

Begonnen vanuit zijn eigenheid

Puur als ‘ik’ geboren

Zoekt een weg in deze wereld

 

Dit kind heeft recht op zijn eigenheid

Zonder oordelen en etiketten

Respect voor zijn puurheid

Uniek, zoals ieder

 

Dit kind mag zijn eigen weg zoeken

Vallen en weer opstaan

Dat is een recht

Van iedereen

 

Dit kind is dit kind

Het hoeft niet op jou of mij te lijken

Ik ben ik, jij bent jij

We vullen elkaar aan

 

Waar gaan de wereld heen

Voor dit kind

Als we geen respect hebben

Voor de ‘ik’ van jouw of mijn kind

 

 

 

Mijn blog

In mijn blog vertel ik over oa onderwijs, hoogbegaafdheid, ADHD, ADD, autisme, dyslexie, beelddenken, fixatie disparatie, Leonardo en ander (voltijds) HB onderwijs en Ik leer anders. Soms incidenteel ook over een ander onderwerpen.

Hoe vind ik een blog?

– Voor alle blogberichten: scroll naar beneden

– Voor een specifieke blog: selecteer een titel in onderstaande lijst.

– Klik rechtsboven op Categorie en maak een keuze naar onderwerp.

– Vul rechtsboven bij Zoeken een zoekterm in zoals titel of onderwerp.

De nieuwste blogs staan bovenaan.

Veel leesplezier.

Dorien Kok

Via de tab Meer… komt u op mijn andere websites. 

Vragen aan de staatssecretaris oktober 2015

‘Scholen schenken deze week extra aandacht aan pesten’ september 2015

Onderwijs onderzocht: meerkeuzeopgaven van de Cito september 2015

Oproep i.v.m. onderzoek naar hoogbegaafdheid en pesten september 2015

Als je er niet uit komt met school. september 2015

Thuiszitters, ruim 5 jaar later. september 2015

Passend onderwijs = Geen kind tussen wal en schip! september 2015

Waarom het zo belangrijk is om baby’s regelmatig op hun buik te leggen maart 2015

Anders zijn november 2014

IQ testen: Rakit-2 november 2014

Een cocon om je kind houden. november 2014

Met borstvoeding geen beugelbekkie… september 2014

Logopedie en hoogbegaafdheid april 2014

Onderwijs uitgelegd: doortoetsen februari 2014

Wachtkamerkind februari 2014

Onderwijs in terra incognita: over thuisonderwijs en hoogbegaafdheid  Herblogd van Sytze Steenstra Blog januari 2013

Onderwijs onderzocht: Versnellen, ja of nee december 2013

Vol hoofd december 2013

Onderwijs onderzocht: meer motivatie vanuit werken in groepjes oktober 2013

Uw brein is een regenwoud oktober 2013

Mogen peuters nog peuteren en kleuters nog kleuteren september 2013

Kleuters en Cito september 2013

Leerproblemen september 2013

Verschil in snelheid van informatieverwerking tussen tienerjongens en -meisjes. september 2013

Oproep ouders en scholen voor het vervolgonderzoek dyslexie en hoogbegaafdheid door Universiteit Utrecht  juli 2013

Onderzoeksrapport: ‘Slimme leerlingen krijgen extra stof, maar geen extra aandacht’ maart 2013

Oproep: ‘Hoogbegaafd en beelddenken’ Onderzoek naar de visueel-ruimtelijke en verbale informatieverwerking bij hoogbegaafde kinderen. maart 2013

“Waar een klein land groot in moet worden” maart 2013

De littekens die pesten achterlaat.  maart 2013

Ontwikkelingsstoornissen juist diagnosticeren: kijk ook in het brein februari 2013

Wie schrijft die blijft. februari 2013

Echt excellente scholen februari 2013

We are the people we’ve been waiting for december 2012

Een vol hoofd – balans tussen denken, voelen en doen november 2012

Onderzoek: We feel, therefore we learn november 2012

Nieuw onderzoek naar excellentie op scholen oktober 2012

Pavlov: Dolores Leeuwin over intelligentie oktober 2012

HB en dyslexie onderzoek Universiteit Utrecht oktober 2012

Onderzoek: hoe aanstaande leerkrachten kunnen worden opgeleid voor onderwijs aan hoogbegaafde kinderen september 2012

Werken met picto’s, thuis en op school september 2012

Zeilen voor passend onderwijs voor thuiszitters augustus 2012

Verkiezingen 2012: de politiek en passend onderwijs voor hoogbegaafde kinderen augustus 2012

Born tot learn juni 2012

Onderwijs uitgelegd: DL en DLE, wat kun je daar als ouder mee februari 2012

Linker vs rechter hersenhelft  januari 2012

Over nieuwe richtlijnen AD(H)D juni 2011

Er is geen weg terug naar passend onderwijs maart 2011

Wat is nou eigenlijk beelddenken februari 2011

Onderzoek hoogbegaafdheid februari 2011

Antwoorden van de Minister van Onderwijs januari 2011

‘Onderwijs hoogbegaafde kinderen onder druk’ december 2010

Een lief meisje juli 2010

School hoogbegaafde kinderen in nood juni 2010

Van H naar Beter juni 2010

Je kind als tegenstander juni 2010

Nederlandse talenten: wel de start, maar niet de finish juni 2010

PVDA: ‘hoogbegaafde kinderen kosten klauwen vol geld’ juni 2010

Het meisje met de vleugels juni 2010

Het verhaal van Imme Kors mei 2010

Rondom labelkinderen mei 2010

Dag van de Hoogbegaafdheid mei 2010

Effecten créche bezoek mei 2010

Bart Simpson actie van een hoogbegaafd kind mei 2010

Oproep voor leerkrachten, IB-ers en schooldirecteuren basisonderwijs mei 2010

Is thuisonderwijs in strijd met het belang van het kind? mei 2010

Reken even mee april 2010

Een verraderlijke kloof? april 2010

Slaap kindje slaap april 2010

Laat dat kind toch spelen april 2010

De vroege lezer april 2010

Hyperactiviteit april 2010 – video

Petitie Passend onderwijs voor hoogbegaafde kinderen april 2010

Spijbelaar april 2010

Sociaal-emotioneel achter? maart 2010

Sta open voor de kind maart 2010

Dag van de Leerplicht maart 2010

How can you encourage a child maart 2010 – video

Waarom speciaal onderwijs voor hoogbegaafde kinderen maart 2010

Gewoon geen dyslexie! maart 2010

Vluchten of aanvallen maart 2010

Het gevaar van de nieuwe DSM: V maart 2010

Het sprookje van Ritalin en het placebo effect maart 2010

Zet het onderwijs op je agenda! maart 2010

Onderzoek thuiszitters – Hogeschool Utrecht maart 2010

Feest! maart 2010

Onderzoek sociaal-emotionele ontwikkeling van hoogbegaafde kinderen februari 2010

Hoogbegaafde thuiszitters februari 2010

Antwoorden van de minister van Onderwijs

In december 2010 stelde VVD kamerlid Ton Elias kamervragen aan de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap – Marja van Bijsterveldt-Vliegenthart – over de bekostiging van Leonardoscholen en het benoemen van een leerling met hoog IQ als zorgleerling.

Gisteren,  24 januari 2011 gaf de minister antwoorden.

De aanleiding van Ton Elias om vragen te stellen hierover waren bezuinigingen op het Leonardo onderwijs van Stichting Primair Openbaar Onderwijs De Liemers.  Ouders kregen onverwacht,  vlak voor de feestdagen,  een dikke rekening voor het -normaal gesproken gratis – basisonderwijs dat hun hoogbegaafde kind, soms meer dan één,  volgt bij een van de Leonardoscholen die onder dit schoolbestuur vallen. Ook werd er gemeld dat de het onderwijs op deze Leonardoscholen vanaf 2011 alleen kan worden voortgezet wanneer ouders de veel hogere  – officieel vrijwillige – bijdrage gaan betalen. Kortom, of je betaald of je kind heeft geen school meer!

Leonardoscholen staan voor fulltime passend onderwijs voor hoogbegaafde kinderen, aangeboden op de manier waarop zij leren en denken. In Nederland zijn er nu 50 Leonardo basisscholen en 10 Leonardo Colleges.

De minister geeft in haar antwoord aan dat zij bekend is met het feit dat de  Stichting Primair Openbaar Onderwijs De Liemers aangeeft een structureel financieringstekort te hebben voor het Leonardo onderwijs.

Op de vraag: ‘deelt u de mening dat het onwenselijk is dat ouders een hoge eigen bijdrage moeten betalen voor Leonardo onderwijs voor hoogbegaafde leerlingen?’ antwoord de minister dat ze het feit  dat ouders een hoge bijdrage ‘moeten’ betalen voor onderwijs niet wenselijk vindt. Echter: ‘maar ouders kiezen vrijwillig voor het Leonardo onderwijs en daarvan is bekend dat er een ouderbijdrage wordt gevraagd. ‘

De minister geeft aan meer geluiden te hebben ontvangen dat scholen die Leonardo onderwijs aanbieden moeite hebben om dit arrangement te financieren.

In het Regeerakkoord is € 30 miljoen toegezegd voor het aanbieden van passend onderwijs aan hoogbegaafden. De minister heeft het verzoek van Ton Elias ‘om eventueel een overbruggingsbudget uit het toegezegde budget van € 30 miljoen beschikbaar te stellen, in afwachting van het actieplan voor hoogbegaafde en excellente leerlingen die de Minister de Kamer voor 1 maart 2011 heeft toegezegd, voor die scholen die geconfronteerd worden met zodanige bekostigingsproblemen dat zij onderwijs voor hoogbegaafde leerlingen niet langer kunnen bekostigen’ overwogen, maar niet overgenomen. De reden daarvoor is de volgende:  ‘het Leonardo concept wordt vrij strikt geformuleerd door de Leonardo stichting. Scholen kiezen zelf voor het Leonardo concept. Dat het concept een zware last drukt op het budget van de school, weet de school van te voren. Als de scholen de financiering dan moeilijk geregeld krijgen, is het niet aan de overheid om bij te springen. Scholen kunnen ook kiezen voor een minder kostbaar concept om hun hoogbegaafde leerlingen een passend aanbod te doen. Er zijn ook veel scholen die andere, minder kostbare arrangementen voor hun hoogbegaafde leerlingen organiseren’.

De minister zal haar plannen voor hoogbegaafden dit voorjaar in het actieplan presenteren. Ze loopt, zoals ze zegt, daar nu niet op vooruit door beschikbare middelen al uit te geven.

Op 15 december diende Ton Elias nog een aanvullende vraag in: ‘ hoe kijkt de minister aan tegen de gedachte om (Leonardo)leerlingen met een IQ boven de 130 te benoemen als zorgleerlingen en hen op dezelfde wijze te bekostigen als zwak begaafde leerlingen die binnen het regulier basisonderwijs met een vergelijkbare problematiek kampen?’  Het antwoord van de minister:  ‘een hoog IQ is niet altijd een reden tot zorg. Voor veel hoogbegaafde leerlingen is een aangepast arrangement wel een goede stimulans. Veel scholen bieden dat ook aan vanuit het concept van passend onderwijs. De meeste scholen vinden daartoe de financiële ruimte binnen de bestaande mogelijkheden. Leerlingen die een hoog IQ combineren met onderwijszorgbehoeften op een ander vlak komen op dit moment ook al in aanmerking voor aanvullende zorg.’  Kortom, de minister zie er niets in om alleen op basis van het IQ leerlingen tot zorgleerlingen te bestempelen en aanvullende bekostiging toe te kennen. ‘

Ik zal het maar meteen zeggen: ik ben het niet met de minister eens. Waarom?

Het Leonardo onderwijs is bedacht door onderwijsman Jan Hendrickx, die rond zijn pensioen bedacht dat hij in zijn onderwijs carrière – waarbij veel aandacht voor het minderbegaafde kind – iets compleet over het hoofd had gezien: het kind aan de andere kant van het ontwikkelingsspectrum: het hoogbegaafde kind.

Voor een kind met een IQ van 70 of minder ligt er een onderwijsverhaal waar geen mens aan zou knabbelen. De logica van het bestaan van deze scholen  is zo duidelijk. Maar de logica voor het tegenovergestelde onderwijs ligt er ook! Jan heeft dit omgezet in het Leonardo concept: fulltime passend onderwijs voor hoogbegaafde kinderen. De praktijk heeft bewezen dat dit een schot in de roos was: in 3 jaar tijd 60 Leonardo scholen in Nederland.

Nou liep Jan tegen iets aan: de financiering. Speciaal onderwijs is immers duurder dan regulier onderwijs. Hij loste dit door te zeggen dat er bij elke Leonardoschool een Stichting Vrienden moest komen die het tekort van € 2500 per kind per jaar via sponsoring moet dekken.

En nu komt het hekele punt: niet elke school gebruikt die Stichting zoals deze bedoelt is. Wat is er namelijk handiger dan de ouders een factuurtje sturen voor het missende bedrag. Lekker makkelijk, geen moeilijk gedoe, de ouders betalen wel. Ze hebben dit onderwijs immers hard nodig voor hun kind!

Wat ik wrang vind in dit verhaal is dat de Liemers eigenlijk geen goed voorbeeld is van wat de bedoeling is met Leonardoscholen. Het CDA in Zevenaar heeft dit ook aangegeven naar het schoolbestuur.

De originele opzet van Jan Hendrickx is terug te zien hier in de regio Gooi en omstreken:

Vanuit een welwillend schoolbestuur Stichting Villa Primair, die duidelijk zag dat dit onderwijs nodig is omdat ze tot die tijd deze kinderen niet goed konden helpen. Die naast de Leonardoschool ook bezig is met de ontwikkeling van Plusklassen voor meerbegaafde kinderen voor al hun basisscholen. Het zelfde schoolbestuur dat via hun algemeen directeur Alex Peltekian zegt: ‘het Leonardo onderwijs is voor ons de proeftuin van hoe al het onderwijs in deze regio moet zijn.’  Van een Gemeente die via de wethouder onderwijs Liesbet Tijhaar aangaf dat ze een achterstand hadden op dit gebied van onderwijs en die daarom de portemonnee eigenlijk meteen trok. Van een team op Leonardo basisschool die kort al na de start kon aangeven dat de kinderen duidelijke hiaten hadden opgelopen in de reguliere basisscholen waar ze vandaan kwamen, dat het beeld dat de oude school van het kind hadden niet klopte. Van gelukkigere kinderen, ook al waren sommigen niet eens echt ongelukkig op de oude school. Van kinderen die nu gewoon in groep 4 zitten , maar in het reguliere onderwijs eigenlijk in groep 7 horen qua ontwikkelingsniveau. Van ouders die aangeven dat het nu wel goed gaat met hun kind.

Dit is hoe dit onderwijs gezien moet worden.

Op de Leonardoschool in Huizen hoeven de ouders geen grote bedragen te betalen, het enige wat ze betalen is een vrijwillige bijdrage voor het laptop gebruik van € 350 per jaar. Dat is inclusief verzekering en vervanging.

De Stichting Vrienden Leonardo onderwijs Gooi en omstreken, waar de school met het startende Leonardo College in Huizen, onder valt, werkt met alle ouders hard samen om het benodigde geld op tafel te krijgen via sponsoring.

Waarom kiezen ouders voor de Leonardoschool? Niet omdat ze perse geld uit willen geven. Nee, omdat ze iets willen dat het reguliere onderwijs – en ze hebben er echt met een loep naar gezocht – hun kind niet kan bieden wat het nodig heeft en ook niet gelukkig kan maken. De minister zegt: ‘ouders kiezen vrijwillig voor het Leonardo onderwijs en daarvan is bekend dat er een ouderbijdrage wordt gevraagd’.  Ja, ik heb bewust voor de Leonardoschool gekozen en zou willen dat het er voor mijn oudste kinderen en ook voor mijzelf was geweest. En nee, hier dus geen bijdrage voor de ouders.

We hebben het voor heel Nederland over gezinnen die verhuizen – familie, vrienden, werk en alles verder nog achterlatend om hun kind dat te geven wat het nodig heeft. Verhuizingen van Rotterdam naar Venlo (2007), van Groningen naar Huizen (2010). We hebben het over ouders die dagelijks veel reistijd kwijt zijn, wat hun hindert in hun werk. Die vele kosten maken voor het heen en weer rijden.  We hebben het over kinderen die anders mogelijk thuis zouden zitten, soms ongelukkig waren of zelfs letterlijk ziek werden van school. Over kinderen die onterecht een etiket ADHD en/of autisme krijgen en soms zelfs dus ook onterecht in het speciaal onderwijs belanden. We hebben het zelfs over kinderen die niet meer willen leven – en dat alles vanwege school?

We hebben het dus niet over een luxe keuze, maar een bittere noodzaak. Eigenlijk hebben de ouders geen keuze – ook al zegt de minister dat veel scholen dat ook aanbieden vanuit het concept van passend onderwijs. Nou hier in de regio dus niet! Ik kom niet verder dan wat particuliere Plusklassen – ook een portemonnee trekker voor ouders – of een enkele Plusklas in de school. Echter Plusklassen zijn voor meerbegaafde kinderen, niet voor hoogbegaafde kinderen! Je zet kinderen met een IQ van 70 of minder toch ook niet alleen maar een middagje in de week bij elkaar?

Zoals de toenmalige staatsecretaris OCW Sharon Dijksma in 2008 al aangaf: te weinig excellerende leerlingen komen tot hun recht. Het Nederlandse onderwijs is, naar woorden van het Innovatieplatform (IP juni 2005) ‘vooral gericht op het verkleinen van verschillen tussen mensen.’ Het platform vroeg daarbij aandacht voor de urgentie van de brede talenontwikkeling en pleitte voor meer ruimte voor differentiatie en maatwerk in het onderwijs, oftewel:  ‘Weet je te onderscheiden’. En dat doet de Leonardoschool!

De Onderwijsraad gaf al in 2007 aan dat ‘het onderpresteren van hoogbegaafde leerlingen – ‘hoe hoger het IQ, hoe meer leerlingen onderpresteren’ veroorzaakt wordt door het ontbreken van een intellectueel klimaat, (weinig flexibel lesprogramma en weinig mogelijkheden om extra modules te volgen. Ook de klasgenoten zijn van invloed op de prestaties van (hoogbegaafde) leerlingen. Talentvolle leerlingen lijken zich te richten naar de prestaties van hun vrienden, bijvoorbeeld om niet buiten de boot te vallen. Een andere oorzaak ligt bij de ontwikkeling van disfunctionele leerstrategieën:  deze leerlingen vinden het lastig  zichzelf nog doelen te stellen, zelfdiscipline op te brengen en hebben soms een gebrek aan zelfvertrouwen. Dit is meetbaar in de VO adviezen: slechts 64% van de hoogbegaafde leerlingen krijgt een VWO advies.

Het SCP onderzoeksrapport van 2008 geeft aan dat slechts ‘9% van de docenten in het basisonderwijs vindt dat hoogbegaafde leerlingen op hun school voldoende worden uitgedaagd. Daarbij vindt slechts een kwart van de leerkrachten zichzelf capabel om hoogbegaafde leerlingen te helpen. Daar komt nog bij: slechts een kwart van de docenten is van mening dat de school voldoende aandacht besteed aan hoogbegaafden. De docenten noemen als redenen: (a) niet voldoenden leerkrachten voor begeleiding, (b) het ontbreken van kennis, (c) onvoldoende geld, (d) de zorg gaat uit naar andere schoolkinderen. Maar een kwart van de scholen heeft een plan van aanpak.’

En zo zijn er nog vele meer onderzoeken, ook van latere datum die het zelfde verhaal brengen.

En dan zegt de minister dat het de keuze van de ouders is om hun kind(eren) naar de Leonardoschool te doen.  Zo’n onderwijs systeem gun je toch geen enkel kind!

Jan Hendrickx heeft met zijn Leonardo concept een gat gevuld die veroorzaakt is door het onderwijssysteem in Nederland. Het is nu aan de minister om niet door te gaan met het wiel uitvinden voor deze kinderen. Dat heeft Jan Hendrickx, de Leonardo Stichting en met hun de ouders en  de teams allang gedaan.

Ik kreeg gisteren ook een negatief besluit over mijn verzoek aan de minster voor een speeddate over Leonardo onderwijs op de NOT deze week.

Ik wil echter toch dringend vragen of we samen met de Leonardo Stichting binnenkort toch eens om tafel kunnen om te bespreken of ze het Leonardo wiel niet wil lenen.  Sharon Dijksma gaf in het verleden ook al aan dat het Leonardo concept een mooie proeftuin was waar ze graag uit wilde plukken. Dat mag, maar laat de ouders dan niet de kosten hiervoor betalen.

Bron: Kamervragen bekostiging Leonardoscholen en zorgleerlingen.

Lees hier meer over Leonardo onderwijs.

Dorien Kok

Een overzicht van alle blog berichten is hier te vinden.

Een lief meisje

Een lief, maar ook pittig meisje gaat met 4 jaar naar school. Ze kan dan al lekker lezen en schrijven, wat door de ouders wordt aangegeven bij de start. Helaas wordt hier niet op ingespeeld. School geeft na enige tijd aan dat ze onoplettend is. Ze kan de aandacht er maar niet bij houden. Wat is er aan de hand. School vindt dit steeds problematischer worden, geeft aan dat er naar gekeken moet worden.

Uiteindelijk valt er een woord: ADD.

Onderzoek bevestigd dat het meisje inderdaad onoplettend is op school. Thuis is ze er ook niet altijd bij met haar hoofd, ze is erg “stoffig”. Conclusie: ADD oftewel een aandachtstekort stoornis, medicatie is mogelijk. Ouders willen het beste voor hun kind en stemmen hier in toe.

In de jaren hierna gaat het steeds slechter met dit meisje. De diagnose wordt aangevuld met PDD-nos (autisme) en ODD (oppositioneel opstandig gedrag), de medicatie wordt verhoogd. Ze lijkt steeds meer problemen te krijgen met de wereld om haar heen en wordt verbaal en lichamelijk agressief.

In haar jaren op het voortgezet onderwijs trekken de ouders het niet meer. Er wordt een paar maal gesproken over uit huis plaatsing. Het meisje wil dit niet en wordt angstig van de gedachte hieraan. Het hele gezinsleven draait om de dochter, de andere kinderen hebben er knap onder te lijden. Ook onder de agressie van hun zus.

Als het meisje 16 is gebeurt er wat. Ze stopt met haar medicijnen. Ze wil die niet meer.

En dan gebeurt er iets vreemds: de agressie verdwijnt. De wolk aan mist om haar hoofd is weg, zoals ze het zelf zegt. Was er dan toch iets anders aan de hand? Ja, de ouders waren in de val getrapt die er rond hoogbegaafdheid ligt. Gecombineerd met problemen ten aanzien van prikkelverwerking (sensorische integratie), wat vaker bij hoogbegaafde kinderen voor komt.

Als een kind hoogbegaafd is, maar niet dat op school krijgt wat het nodig heeft, daarbij ook niet aangeboden op de manier waarop het denkt en leert, dan kunnen er gedragsproblemen ontstaan. Bij jongens lijkt dit vaak op ADHD, bij meisjes vaker op autisme. Omgekeerd of beide komt ook voor.

In de praktijk betekent deze diagnosestelling dat de oorzaak van de gedragsproblematiek in het kind gelegd wordt. Vaak na aangeven van school. Het is voor school logischer om de oorzaak van gedragsproblemen in het kind te leggen. Dat het aan de school (omgeving) kan liggen, dat kwartje valt meestal niet.

Dat doen leerkrachten niet expres. Gebrek aan expertise op dit gebied, bij zichzelf, in de school, bovenschools, de leerkrachtenopleidingen, maar ook bij de Expertise Centra, kan ook bijna niet leiden tot een andere conclusie dan dat het aan het kind moet liggen.

Ouders gaan vaak mee in dit verhaal omdat ze niet beter weten, alhoewel er nu meer informatie is over hoogbegaafdheid dan zo’n 10 jaar geleden. Zij zijn immers niet de experts. Als mijn kind maar geholpen wordt. Met een diagnose is er tenminste kans op een ‘rugzak’ en dus op hulp. Wat zij en ook school zich niet realiseren dat de hulp gebaseerd is op problematiek IN het kind, terwijl de oorzaak vaak ook BUITEN het kind ligt. De hulp zal dan ook niet aanslaan en verergering van de gedragsproblemen kan het gevolg zijn.

Voor de toekomst kan en moet dit anders:

  • De medische en school experts moeten zich beter realiseren dat gedragsproblematiek ook voort kan komen uit de omgeving.
  • Autisme en ADHD experts moeten zich gaan bijscholen op het gebied van hoogbegaafdheid of er experts bij halen op dit gebied. Hoogbegaafdheid is namelijk net zo’n expertise als autisme en ADHD.
  • Men moet zich realiseren dat het onderzoek breder moet. Als ouders, vaak op aandringen van school, bij gedragsproblemen van hun kind een autisme/ADHD centrum binnen lopen dan is het niet goed dat er alleen uitgangen zijn die leiden tot de conclusie autisme en/of ADHD.
  • Leraren opleidingen moeten een inhaalslag maken op het gebied van het onderwijzen van toekomstige onderwijzers op het gebied van hoogbegaafdheid. Het basisniveau van waaruit iemand onderwijzer kan worden moet worden opgeschaald naar VWO niveau.
  • Scholen moeten investeren in bijscholing en Plusklassen. Daar moeten ze experts voor in huis halen.

De juiste route voor het kind is eerst begaafdheidsonderzoek te laten doen door een begaafdheidsspecialist. Dan bij geconstateerde hoogbegaafdheid het onderwijs passend maken, al is daar een schoolwissel voor nodig. Mochten er na het aanbieden van continue passend onderwijs nog steeds gedragsproblemen zijn dan kunnen er ook nog andere oorzaken zijn, zoals sensorische integratie problematiek (prikkelverwerking), executieve functies die extra aandacht behoeven, voeding etc.  De psychiatrie is dus niet een standaard startpunt.

Dorien Kok

Een overzicht van alle blog berichten is hier te vinden.

Bart Simpson actie van een hoogbegaafd kind

Ken je Bart Simpson? Hij is een “ Underachiever” en hij is er trots op, man!
Nou is niet iedere underachiever, of onderpresteerder op zijn Nederlands, daar trots op.

Ik ken een jongen die van zichzelf weet dat hij een onderpresteerder is en hij heeft het er knap moeilijk mee.

Wat onderpresteren is?
Onderpresteren betekent dat je een prestatie levert die beneden het niveau van je kunnen ligt.
Bij hoogbegaafde kinderen spreekt men van relatief onderpresteren: het kind presteert volgens of boven het gemiddelde van de omgeving maar toch lager dan het niveau waarop het gezien de eigen vaardigheden zou moeten presteren. Omdat men de omgeving niet als referentiepunt kan gebruiken, is deze vorm van onderpresteren moeilijk te herkennen.

Waarom gaat een kind onderpresteren?
-Het kind wil net als ieder ander door de groep leeftijdsgenoten geaccepteerd worden en past zich daarom aan hun normen en gedragingen aan, met kans op afwijzing of verlies van eigen identiteit.
-Het lesaanbod op school ligt beneden het niveau van het hoogbegaafde kind omdat deze is afgestemd op het ontwikkelingsniveau van het normaal begaafde kind.
– Het kind voldoet ruim of net aan de norm van leeftijdsgenoten maar, maar niet aan de eigen norm. Dit levert demotivatie op, vaak met bijkomende vorming van een negatieve spiraal.
– Door onvoldoende uitdaging en begeleiding ontstaan gebrekkige leerstrategieën. Dit geeft aanleiding tot (een gevoel van) falen.

Bij de jongen die ik ken is het lesaanbod op zijn school ver beneden zijn niveau. Zijn ouders zijn al heel vaak in gesprek geweest met school. De ouders weten eigenlijk geen oplossing meer dan van school veranderen. Hij wil eigenlijk niet van school veranderen, omdat hij daar heel veel vrienden heeft. Hij wil gewoon dat school nadenkt over wat hij nodig heeft en ook actie onderneemt die kant op.

Om duidelijk te maken hoe groot het probleem voor hem is hij een eenmansactie begonnen.
Met een T-shirt, een Bart Simpson T-shirt.
Zoveel mogelijk dagen in de week draagt hij dit T-shirt op school. Als stil protest.

Wil je mee doen met zijn protest en ook aandacht voor het onderpresteren vragen?
Het T-shirt is gewoon te koop bij de H&M.

Misschien ook wat voor de Landelijke Dag van de Hoogbegaafdheid, op 29 mei aanstaande?

Daar waar Bart geboren werd, de Verenigde Staten, werd het T-shirt trouwens niet gewaardeerd op veel scholen.

Dorien Kok
http://www.I-CARUS.info

Is thuisonderwijs in strijd met het belang van het kind?

In 2002 is er aan de hand van Henk Blok een onderzoek verschenen over de effectiviteit van thuisonderwijs*, geïnitieerd vanuit het SCO-Kohnstamm Instituut/UvA Faculteit der Maatschappij- en Gedragswetenschappen in Amsterdam.

In Nederland is men niet zo happig op thuisonderwijs. Hooguit een bijzondere levensovertuiging geeft een ja voor thuisonderwijs. Zie Voetnoot**

In het buitenland, zoals in de Verenigde Staten, Canada en Engeland is thuisonderwijs wel een bekend verschijnsel.

Wat men zich vaak niet realiseert is dat thuisonderwijs al langer bestaat dan schoolonderwijs. Pas in de 19e eeuw kwamen er voor het eerst onderwijs- en schoolwetten. De leerplicht bestaat ook pas sinds 1900. In die tijd was er nog wel ruimte voor de ouders om voor thuisonderwijs te kiezen.

Waarom is het sinds 1969 zo moeilijk om je kind thuis les te geven? Omdat de regering (Wakelkamp 1996) van mening was dat thuisonderwijs in strijd is met het belang van het kind. Is dit echt zo?

De conclusie van Henk Blok is een duidelijke nee. Ouders zijn niet onbekwaam om hun eigen kinderen les te geven. De praktijk van ouders die met hun kinderen naar het buitenland verhuizen bewijst dit. Het succes van de Wereldschool, die met hulp van de overheid lespakketten samenstelt en eventueel ook didactische ondersteuning biedt, spreekt daarbij voor zich.

Ook ervaringen in het buitenland, waar de wetgeving minder restricties kent (o.a. in België, Denemarken, Engeland, Frankrijk, Ierland, Italië, Noorwegen en Portugal) wijzen hierop. In de Verenigde Staten is thuisonderwijs in 1993 zelfs gelegaliseerd. Waar voor de Europese landen het aantal kinderen dat thuisonderwijs ontvangst waarschijnlijk minder dan 1% bedraagt, gaat het in de Verenigde Staten om 1,7 tot 3 %.

Voor het onderzoek van Henk Blok waren er 8 bruikbare onderzoeken beschikbaar, waarvan 7 uit de Verenigde Staten. Men maakte voor die onderzoeken gebruik van een vergelijkende groep kinderen, die geen thuisonderwijs hebben gevolgd.

De conclusie van Henk Blok is duidelijk, bijna alle in dit onderzoek gebruikte onderzoeken wijzen in dezelfde richting: kinderen die thuisonderwijs gekregen hebben onderscheiden zich in hun schoolvorderingen en in hun sociaal-emotionele ontwikkeling in positieve zin van hun leeftijdsgenoten die schoolonderwijs gekregen hebben. Volgens sommige onderzoeken bedraagt de gemiddelde voorsprong van de thuisonderwijs kinderen zelfs meerdere jaren. Een dergelijke voorsprong mag je volgens Henk Blok fors noemen. Het aantal onderzoeken waarin daarentegen geen verschillen tussen thuisonderwijs kinderen en schoolkinderen gevonden zijn is klein. Henk Blok geeft daarbij aan dat aanwijzingen voor een achterstand bij thuisonderwijs kinderen zelfs volledig ontbreken.

Leertechnisch spreken we van een voorsprong van 1 jaar bij een 6 jarig kind tot maximaal 4 jaar bij een 14 jarig kind. Kinderen die hun hele leven thuisonderwijs hebben gekregen halen hogere scores dan kinderen die slechts een gedeelte van hun leven thuisonderwijs hebben gekregen. Op sociaal–emotioneel gebied liggen er conclusies dat de kinderen gemiddeld genomen sociaal vaardiger en rijper zijn. Thuisonderwijs kinderen hebben een beduidend positiever zelfconcept dan schoolkinderen. De kinderen vertonen minder gedragsproblemen. Voor het vervolgonderwijs is er sprake van een sociaal en emotioneel betere aanpassing als ze gaan studeren. Waarbij bij schoolkinderen gemiddeld genomen sprake is van een afnemende leermotivatie, blijft de leermotivatie bij thuisonderwijs kinderen op peil of neemt zelfs toe.

Moet ik nu mijn kind van school halen en zelf les gaan geven? Nee, hieruit kan je absoluut niet concluderen dat thuisonderwijs beter is dan schoolonderwijs. Voor deze kinderen speelt namelijk mee dat ze waarschijnlijk een bevoorrechte positie hebben. Ze hebben sterk betrokken ouders, die vaak hoger opgeleid zijn, meer verdienen en die in grotere mate betrokken zijn bij de ontwikkeling van hun kinderen. Een conclusie of de gunstige ontwikkeling ligt aan een gunstige startpositie, het thuisonderwijs of een combinatie daarvan is niet te trekken. Daarbij kan wel gezegd worden dat de verschillen tussen de Nederlandse en Amerikaanse context betrekkelijk gering zijn. Nederlandse ouders kunnen daarom dezelfde positieve resultaten bereiken als de ouders in de Verenigde Staten.

De goede resultaten van het thuisonderwijs zijn te verklaren vanuit
– het één-op-één onderwijs dat gegeven wordt, met als bijkomend positief gevolg meer preventie en behandeling van leerstoornissen
– de flexibiliteit naar de leerbehoeftes van het kind toe – wat in het reguliere onderwijs onhaalbaar is,
– het effectiever gebruik maken van de leertijd
– school zit aan een vast programma vast, ook al heeft het kind minder/meer oefening nodig,
– natuurlijk coachtalent van ouders voor hun eigen kinderen.

De gedane onderzoeken waren niet ideaal qua kwaliteit, hoeveelheid en inhoud. Er is duidelijk meer en beter onderzoek nodig op het gebied van thuisonderwijs. Het verdient de aanbeveling om te kijken naar een betere vergelijkingsgroep, de vormgeving van het thuisonderwijs en in hoeverre dit efficiënt is. Staan bijvoorbeeld de leerwensen van het kind centraal of is er sprake van een vastomlijnd leerplan.

Wetenschappelijk gezien zijn er geen argumenten om thuisonderwijs als een minderwaardige onderwijs vorm te beschouwen stelt Henk Blok. Thuisonderwijs is geen bedreiging voor het belang van het kind, integendeel. Er zijn goede indicaties dat het toestaan van thuisonderwijs het belang van de kinderen van de daartoe gemotiveerde ouders niet hoeft te schaden. Het is daarom belangrijk om stelling van 1969 om te zetten in een realistische stelling. Om dat te bereiken moet men het Nederlandse leerplichtbeleid opnieuw onder de loep te nemen. Omdat het onderzoek van Henk Blok al uit 2002 stamt is het nu de tijd om echt aan de slag te gaan met dit onderwerp. Zoals Henk Blok zegt: leren kan ook thuis plaats vinden en misschien zelfs beter.

Dorien Kok

http://www.I-CARUS.info

* Onderzoek Henk Blok – 2002  PERFORMANCE IN HOME SCHOOLING: AN ARGUMENT AGAINST COMPULSORY SCHOOLING IN THE NETHERLANDS
Dit artikel is in het Nederlands verschenen in het Nederlands Tijdschrift voor Onderwijsrecht en Onderwijsbeleid, 2002, jaargang 14, nr. 4, p. 151-163.
Universiteit van Amsterdam
Faculteit der Maatschappij- en Gedragswetenschappen
SCO-Kohnstamm Instituut

Voetnoot **
“De Tweede Kamer heeft gistermiddag (lees 21-02-1968) zonder hoofdelijke stemming de nieuwe Leerplichtwet aangenomen. Het wetsontwerp, dat er niet zonder kleerscheuren afkwam, onderging twee belangrijke veranderingen.

In de eerste plaats werd het amendement van de socialist Masman, waarin werd gevraagd om schrapping van de mogelijkheid tot huisonderwijs, aangenomen met de steun van alle grote partyen, behalve de CHU. Verder waren alleen Boeren, de SGP en het GPV tegen hét voorstel.

In de tweede plaats nam staatssecretaris Grossheide (Onderwijs en Wetenschappen) het sub-amendement van de anti-revolutionair Bennekom over, waarin de mogelijkheid van huisonderwijs voor uitzonderingsgevallen wordt opengelaten”
Met dank aan Wouter Rademaker voor deze voetnoot. Origineel krantenbericht.