Tagarchief: Scholen

De niet-vrijwillige vrijwillige ouderbijdrage.

De zomervakantie begint bijna. Eerst krijgen we echter weer het jaarlijkse schoolboekenbal. Ouders bevinden zich namelijk al jaren in de greep van de voortgezet onderwijs scholen en schoolboekenleveranciers ten aanzien van het verplicht al vóór de zomervakantie moeten betalen van iets wat wettelijk gezien totaal vrijwillig is: de ouderbijdrage. Immers: geen betaling van de ouderbijdrage betekent geen schoolboeken. Klagen daarover leverde meestal een ‘wij kunnen hier niets aan doen’ verwijzing van het kastje naar de muur op.

Er is echter verandering gaande, waarschijnlijk door de openlijke aandacht die hier de laatste jaren aan is gegeven. Ook richting en vanuit de politiek. Ik heb hier graag aan mee gedaan.

De knelgreep is ongedaan gemaakt, simpel door toevoeging van de aanvinkmogelijkheid: ‘Ik wil deze kosten niet via XXX betalen‘ op de website van de leverancier. Te vinden via de doorlink ‘Klik hier om belangrijke informatie te lezen over dit artikel‘, nadat je hebt ingelogd bij het account van je kind.

Vrijwillig betekent dat ouders mogen kiezen of zij de ouderbijdrage betalen. De vrijwilligheid van de ouderbijdrage is belangrijk omdat alle kinderen recht hebben op het onderwijs dat zij nodig hebben, los van de financiële situatie van de ouders.

Als de dwang er af is komt de factuur via de school zelf. Vrijwillig betekent echter niet dat je als ouder deze factuur automatisch niet moet betalen. Kijk daarom goed naar de factuur. Wat is belangrijk. Let daarbij op koppeling van kosten door school,  die het per onderdeel kiezen onmogelijk maken. Zie voor meer informatie Ouderbijdrage in het voortgezet onderwijs, op de website van de Onderwijsinspectie.

Is jouw school of schoolboekenleverancier nog niet zo ver, attendeer school hier dan op. Voor de schoolboeken voor komend jaar kun je dan bij school aangeven dat je graag wil dat school deze voor je bestelt, waarbij je nog even duidelijkheid geeft over de schoolvakken van je kind – zodat hier niets fout kan gaan.

Mededeling over de schoolkosten van jouw onderwijsinstelling
Dit zijn schoolkosten/services die worden geleverd of worden uitgevoerd door jouw onderwijsinstelling. Je onderwijsinstelling heeft het regelen van deze schoolkosten/services (incl. facturatie en inning van de vergoeding hiervoor) uitbesteed aan XXX. Daarom is met de betaling aan XXX, je betaling en bestelling van de schoolkosten/services met de onderwijsinstelling geregeld. Je hoeft dus niet meer te betalen aan je onderwijsinstelling. XXX zorgt voor verdere afhandeling van je betaling met je onderwijsinstelling. Voor het veilig stellen van je betaling gebruikt XXX de Stichting Derdengelden XX Beheer. Voor vragen over de uitvoering van de schoolkosten/services kun je terecht bij jouw onderwijsinstelling; jouw onderwijsinstelling zorgt voor de uitvoering ervan.”

De onderwijsinspectie heeft ook informatie over de vrijwillige ouderbijdrage op de basisschool online staan. Hier is vooral sprake van het vragen van geldelijke bijdrage voor iets ‘extra’s’, zoals de overblijf, de plusklas, een laptop of tablet of inschrijfgeld. In de WPO is in artikel 13 lid 1 onder e vastgelegd dat de schoolgids informatie bevat over de geldelijke bijdrage (ouderbijdrage), waarbij vermeld moet worden dat deze vrijwillig is. Controleer of dit zo is. Meld dit anders bij de MR of ouderraad. Zie daarvoor Ouderbijdrage in het basisonderwijs.

Ik heb eerder al geblogd over de speciale ouderbijdrage voor voltijds onderwijs aan hoogbegaafde kinderen. Deze blogs kunt u hier lezen.

Dorien Kok

 

Vroeg signaleren van begaafdheid bij jonge kinderen: het startdocument.

Vroeg signaleren van begaafdheid bij jonge kinderen
Op 15 juli 2013 hebben wij vanuit stichting 360grView, waarvan ik in die tijd voorzitter was, staatssecretaris Martin van Rijn benaderd met de vraag of het mogelijk is om onderzoek te starten naar het gebruik van het Van Wiechenschema bij het vroeg signaleren van begaafdheid bij jonge kinderen en of het mogelijk was om hier meer aandacht voor te genereren. De staatsecretaris reageerde hier schriftelijk positief op.

Wat is er al gedaan
Het NCJ heeft in overleg met stichting 360grView succesvol het onderwerp vroegsignalering aangepakt. In goede samenwerking is de brochure ‘Jonge hoogbegaafde kinderen: een bijzondere groep. Kenmerken en problemen’ ontwikkeld. Met deze brochure hebben professionals in de JGZ een duidelijk handvat voor het signaleren van potentiële hoogbegaafdheid bij kinderen in de consultatiebureauleeftijd. De brochure is zowel binnen het zorgveld als daarbuiten zeer positief ontvangen.
Daarnaast is er de door de stichting gemaakte informatieve website http://ontwikkelingsvoorsprong.info, voor ouders, onderwijs- en zorgspecialisten.
Ook is er dossieronderzoek gedaan. Dit werd mogelijk met hulp van ouders, die de consultatiebureaudossiers van hun kinderen op hebben gevraagd.

Dossieronderzoek
Conclusies dossieronderzoek: vroegsignalering van een ontwikkelingsvoorsprong/hoogbegaafdheid gebeurt nauwelijks via het consultatiebureau. Er is slechts sprake van signalering van P10 uitval op de norm. Daarnaast is het consultatiebureau voor veel ouders met een kind met een ontwikkelingsvoorsprong niets meer dan een weeg- en meetbureau. Ouders ervaren geen kundige sparringpartner in de consultatiebureau-artsen en -verpleegkundigen. Daarnaast zijn ouders bang voor misvattingen, voelen ze zich niet gehoord en krijgen ze te vaak adviezen die niet passen bij kinderen met een ontwikkelingsvoorsprong.

Toptalenten en excellentie
Omdat vroegsignalering binnen de consultatiebureaus in lijn is met de in het ‘Plan van aanpak toptalenten 2014-2018’ geformuleerde doelstellingen, hebben wij Staatssecretaris Sander Dekker in het verleden eveneens op de hoogte gebracht van het verschijnen van de NCJ-brochure en ons onderzoek naar dit thema.

Het Ministerie van onderwijs zet in op de toptalenten en excellentie. Excellentie is iets anders dan hoogbegaafdheid. Hoogbegaafdheid is een potentie: het geeft geen garantie op excelleren, in ieder geval niet per definitie op schoolgebied. Het excellentiebeleid van het ministerie richt zich op  – zoals OCW dat zelf definieert – de ‘schoolloopbaan van leerlingen met hoge Citoscore’.

Het toptalentenbeleid is gericht op ‘de top 20% best presterende leerlingen van een klas of groep’. Er is bij het ministerie dus geen beleid gericht op hoogbegaafden en daarmee ook niet op het ontwikkelen van hun potentieel en hun optimale groei.

Frappant detail is dat steeds minder leerlingen zichzelf in de definitie van toptalent herkennen: het blijkt dat 16% (2015) van de leerlingen in het Voortgezet onderwijs zich tot toptalenten rekent, in 2013 was dit nog 23% (cijfers CBS). Hoeveel leerlingen daarvan (mogelijk) hoogbegaafd zijn is niet onderzocht.

Op basis van het feit dat hoogbegaafde leerlingen niet automatisch ‘excelleren’ kun je dus stellen dat het excellentie- en toptalentenbeleid vanuit het ministerie en de scholen geen relatie heeft met hoogbegaafdheid. Je loopt hiermee het risico veel potentieel over te slaan.

Scholen
Er is in de afgelopen jaren vanuit de scholen zelf meer aandacht voor hoogbegaafdheid in het onderwijs gekomen, onder andere via voltijds scholen voor hoogbegaafdheid. Toch gaat het nog steeds niet goed met deze groep kinderen. Te vaak vallen deze leerlingen uit, of hebben ze onderweg ondersteuning nodig om het schoolsysteem te doorlopen. Het lijkt erop dat juist een bepaalde groep hoogbegaafde leerlingen vaker uitval laat zien dan anderen groepen.

Van Wiechenschema
Om het vroegsignaleren een vaste plaats in de systematiek van het consultatiebureau te kunnen geven, is er in die periode ook gekeken in hoeverre de Van Wiechenschema’s een adequaat instrument vormen voor het signaleren van talent. Voor ouders en voor basisscholen biedt het een concreet aanknopingspunt bij de vraag welk onderwijs het meest passend is voor een kind. De zorgvraag die nu vaak in de loop van een schoolcarrière ontstaat kan zo worden beperkt, hetgeen binnen de werkvelden volksgezondheid en onderwijs leidt tot een daling van het gebruik van voorzieningen, misdiagnoses en langdurende uitval op school (thuiszitters). Vroegsignalering van talent op het consultatiebureau leidt ook tot meer maatwerk in het onderwijs en op termijn ook tot kostenbesparing.

Waar staan we nu
Inmiddels zijn we een aantal jaren verder. Mijn dagelijkse professionele betrokkenheid bij maatwerk in het onderwijs en de thema’s vroegsignalering, misdiagnoses en thuiszitters noden mij om nogmaals contact met de staatsecretarissen van Rijn en Dekker te zoeken, ook nu ik niet meer betrokken ben bij stichting 360grView.

Zeker ten aanzien van thuiszitters kan, zoals geconcludeerd in de sessies Preventie op de Thuiszitterstop, vroegsignalering 0-4 jaar een grote rol spelen – niet alleen rond een ontwikkelingsvoorsprong.

Onderlinge afstemming tussen de ministeries die gaan over volksgezondheid (VWS) en onderwijs (OCW) hierover leek mij zinvol, omdat een succesvolle implementatie van vroegsignalering staat of valt met de zorgvuldige overdracht van gegevens tussen de zorgprofessionals van het consultatiebureau en de onderwijsprofessionals van de basisschool.

Overleg met OCW en VWS
De ministeries OCW en VWS hebben mijn uitnodiging om samen om tafel te gaan om te praten over het belang van vroegsignalering van een ontwikkelingsvoorsprong aangenomen. Op 31 mei ging ik daarvoor naar Den Haag. Natuurlijk ging Lilian van der Poel met me mee, we werken immers al ruim 5 jaar samen aan het thema ontwikkelingsvoorsprong.

In een gesprek kun niet alles vertellen en onthouden. Daarom is er een gesprekshandleiding geschreven waarin we de onder andere huidige situatie, knelpunten, oplossingen en opbrengsten van een ander beleid hebben beschreven. Deze longread is hier te lezen.

Startdocument
Willen we passend onderwijs leveren voor hoogbegaafdheid leerlingen en gaan voor een optimale ontwikkeling dan moeten we inzetten op (vroeg-)signalering. De manier waarop is eigenlijk simpel: volg daarvoor de rode draad in de ontwikkeling van het kind. Stimulerend signaleren en een breder gebruik van het Van Wiechenschema zijn daarvoor de juiste gereedschappen, die leiden tot wat ik noem een startdocument, die niet alleen voor kinderen met een voorsprong te gebruiken is:
1. Zorg ervoor dat het consultatiebureau de taak en mogelijkheden krijgt om vroeg te signaleren.
2. De bevindingen van 4 jaar continu signaleren kunnen dan, indien de ouders dat wensen, als startdocument ter ondersteuning aan hen meegeven worden.
3. Met het startdocument kunnen de ouders gericht op zoek naar een school met passende expertise.
4. Scholen kunnen met het startdocument van consultatiebureau vanaf het begin van de onderwijscarrière van het kind op zijn minst insteken op het ontwikkelingsniveau van het kind.
5. De mogelijkheden en het potentieel van het kind kunnen op deze manier beter benut worden.

Aan de ontwikkeling van het startdocument wordt door mij al gewerkt.

Verdere aanbevelingen
• Onderzoek naar de groep P90 kinderen om meer informatie te krijgen over ontwikkelingsvoorsprong is noodzakelijk. Alleen als we weten wanneer er sprake is van een voorsprong en wanneer we zicht krijgen wat de werkelijke signaleren van een voorsprong zijn, wordt signaleren ook werkelijk signaleren.
• Vroegsignalering, specifieke kennis over de verschillende vormen van begaafdheid en de onderwijsbehoeften van deze kinderen moeten vast onderdeel worden van de lerarenopleidingen.
• Inventarisatie van mogelijkheden tot vroegsignalering op de kinderopvang en peuterspeelzaal is noodzakelijk gevolgd door scholing van de pedagogisch medewerkers.

(H)erkenning, en dan
Na de (h)erkenning moet de nadruk liggen op individueel maatwerk in het onderwijs, het op de correcte manier uitleggen van signalen en voorkomen van een verkeerde kijk op het kind en uitval op het gebied van gezondheid. Dit is iets wat de ministeries van OCW en VWS samen op moeten pakken. Hoogbegaafden komen er niet vanzelf, daar is degelijk hoogbegaafdenbeleid voor nodig, zowel in de groep 0-4 jarigen als in de groep 4 en ouder.

Een lang, vaak pijnlijk en nutteloos duur traject voor school, ouders en kind met misdiagnoses en onnodige zorgkosten worden hiermee voorkomen. Het onderwijs kan weer doen waar ze goed in is: het kind vanaf het begin passend onderwijs bieden en ervoor zorgen dat de leerlijn van het kind daadwerkelijk stijgt. Door vroegsignalering wordt het mogelijk problematiek rondom hoogbegaafde kinderen voorgoed uit te bannen.

Winstpunten zitten hierin dus zowel aan de kant van het ministerie van VWS als aan de kant van het ministerie van OCW.

We vragen om de samenwerking tussen de twee ministeries te intensiveren en op die manier bij te dragen aan het daadwerkelijk optimaliseren van de kindontwikkeling – met brede opbrengsten voor (alle inwoners van) Nederland, het mogelijk maken van Passend Onderwijs – het speerpunt van het onderwijsbeleid en een correct invulling van het volksgezondheidsbeleid – met vermindering van onnodige kosten.

De boodschap is, zo hebben we het idee, deels goed binnengekomen bij VWS en OCW. Het andere deel moet, om de woorden van Lilian van der Poel te gebruiken: ‘net als een wasmiddel eerst inwerken’.

Dorien Kok
http://DorienKok.nl

Het pestprotocol, oftewel ‘Als het kalf verdronken is…’

pestenIn het nieuws in september 2016: Pestprotocollen van scholen zijn niet effectief genoeg. Ondanks alle maatregelen worden kinderen nog steeds te vaak gepest. Dat constateert Kinderombudsvrouw Margrite Kalverboer na gesprekken met kinderen tijdens haar Kinderrechtentour. “Pesten is nog steeds een groot probleem.”

In het nieuws, eerder in september 2015: ‘Scholen schenken deze week extra aandacht aan pesten’. Een bevestiging van wat de Kinderombudsvrouw later in 2016 benoemt.

‘Als het kalf verdronken is…’
Het pestprotocol is de omgekeerde wereld. Anders gezegd: het is ‘als het kalf verdronken is, dempt men met een beetje mazzel de put’ beleid.

Keuze uit 9 anti-pestmethodes
Staatssecretaris Dekker heeft in 2015 met zijn plan van aanpak tegen pesten scholen verplicht te kiezen voor één van de 9 anti-pestmethodes die door het Nederlands Jeugd Instituut (NJI) als bewezen effectief zijn aangemerkt. De 57 meest gebruikte methodes zijn door een commissie van het NJI geanalyseerd op hun effectiviteit. 48 van de 57 anti-pestprogramma’s zijn door de commissie afgewezen. Voor de overige methodes is er sprake van kritiek.

Wetenschappelijk onderzoek naar anti-pestprogramma’s
Tussen 2015 en 2017 onderzochten vooraanstaande wetenschappers de vraag in hoeverre antipestprogramma’s effectief zijn. De onderzoekers werkten daarbij samen met aanbieders van antipestprogramma’s en met scholen die deze programma’s gebruiken.  Uitkomst: het effect van anti-pestprogramma’s op scholen is vaak nihil:
Bij meer dan de helft van de basisschoolleerlingen die ‘pestlessen’ krijgen, hebben die amper effect. Van een aantal veelgebruikte methoden kan het effect niet worden bewezen. ‘De gronden waarop die lessen zijn gekozen, zijn soms verbazingwekkend.’

In het AD van 24 mei 2018: “Uit het onderzoek blijkt dat het bij vier lespakketten lukt om binnen een jaar het pesten terug te dringen. Maar met een methode als de Kanjertraining, die op liefst 2.500 scholen gebruikt wordt, lukt dat in veel gevallen niet. Ook het programma PAD heeft binnen een jaar geen aantoonbaar effect. Onder de streep gebruikt meer dan de helft van de scholen een programma dat binnen een jaar geen aantoonbaar effect liet zien. Scholen moeten zich achter de oren krabben of ze op de goede weg zijn, constateert Bram Orobio de Castro van de Universiteit Utrecht. ‘De gronden waarop die lessen zijn gekozen, zijn soms verbazingwekkend. Omdat de gemeente er subsidie voor geeft, bijvoorbeeld. Of omdat leraren en kinderen de lessen leuk vinden – terwijl ze voor gepeste leerlingen nu helemaal niets blijken te doen.’ ”

Deze website geeft informatie over het onderzoek ‘Wat werkt tegen pesten?’ en de resultaten ervan: https://www.uu.nl/onderzoek/watwerkttegenpesten.

Pestprotocollen zijn voornamelijk reactief, curatief en beleidsgericht
Pestprotocollen, of dit nu op op school is of op het werk, zijn voornamelijk reactief: we reageren – dat hoop ik tenminste – op wat we zien of horen. Pestprotocollen zijn voornamelijk ook curatief: we straffen, schorsen eventueel. Het plaatsen van camera’s wordt preventief genoemd, maar is eigenlijk ook een curatieve maatregel.

Reacties van scholen, bedrijven en de maatschappij zijn ook vaak beleidsgericht: “We hebben het protocol gevolgd, dus ons valt niets te verwijten.’ Het wordt opgelost door elkaar de hand te schudden en sorry te zeggen, zonder te kijken wat er onder pestgedrag ligt en of de basisafspraken ten aanzien van hoe we met elkaar omgaan wel afdoende aanwezig zijn, helder genoeg zijn of toegepast worden. De afgelopen jaren hebben we daarbij helaas moeten constateren dat reactief en curatief omgaan met pesten niet werkt.

Het kan ook anders
Je kunt kiezen voor een goedgekeurde anti-pestprotocol, het kan echter ook anders -vanuit het startpunt gedrag bij een ander begint bij jezelf: wij bepalen samen hoe een ander zich gedraagt. Zaandam is daar een voorbeeld van. Geven we ruimte voor fout gedrag dan krijgen we fout gedrag. Corrigeren we fout gedrag niet direct dan groeit fout gedrag, loopt het uit de hand. Wij volwassenen zijn de spiegel voor gedrag van kinderen en andere volwassenen. Wij doen gedrag voor. Wij laten het zo ver uit de hand lopen dat politie het nu op moeten lossen, waarbij de politie zelfs hardop bekritiseerd wordt.

Het zelfde geldt voor alcohol in het verkeer: wij schenken op onze feestjes glaasjes alcohol in voor mensen waarvan we weten dat ze gewoon nog in de auto stappen. We staan er bij, kijken er naar en lachen er over…. Totdat het echt fout gaat, dan komen die kalf en de put weer langs.

Sociale veiligheid in school
Hoe zorg je nu voor sociale veiligheid in school, ook voor de leerkrachten en ouders?
In basis op dezelfde manier als thuis, op je werk en in de maatschappij:
Alle leerlingen wordt uitgelegd dat je niet kunt functioneren in een groep zonder afspraken, omdat niet iedereen zich dan prettig voelt in de klas. Ieder kind mag noemen waarom hij/zij zich soms niet prettig voelt, waar het last van heeft. Ook de juffen mogen dit doen. Alle opmerkingen worden op het bord opgeschreven en worden samengevoegd tot enkele regels. De juffen voegen de regel dat pesten ALTIJD gemeld moet worden toe. Deze regels worden door de kinderen en juffen samen ondertekend. Een kopie van de regels gaat ter ondertekening ook naar de ouders, het team en de overblijf – met de vraag of ze eventueel nog iets toe willen voegen en de verplichting pesten ook te melden, ook als het om volwassenen gaat. Deze aanpak is integraal, structureel en leidt tot attitudeverandering. Het is geen antipestmethode, maar een strategie voor scholen – zonder hierbij afhankelijk te zijn van derden – om hun eigen problemen zelfstandig op te lossen. Een omgekeerde piramidemodel, waarbij je bij de kinderen begint en doorwerkt naar ouders, team, bestuur etc. Toepasbaar op je werk, buurt en ook in de maatschappij.

Vergelijk maar eens het gedrag op een hockeyveld of bij een rugbywedstrijd met gedrag bij voetbalwedstrijden. Een groot verschil, puur door (het gemis van) duidelijke omgangsafspraken.

Omgangsafspraken
Dus geen pestprotocol dat ergens in een la ligt te verstoffen en bij klachten op tafel wordt gelegd, maar samen besluiten hoe we met elkaar omgaan en in de schoolgids, bij de ingang van de school en in de klas een zeer duidelijke melding: ‘Wie hier binnenkomt houdt zichzelf én anderen aan deze hierbij genoemde afspraken’.

Dorien Kok
http://DorienKok.nl

*Met dank aan Bob van der Meer*

Laatste update: 25 mei 2018

Wie schrijft die blijft.

Schrijven met de handFebruari 2013,
Aanvulling november 2014 ‘Wie schrijft onthoudt beter’
Aanvulling 17 maart 2015 ‘Wie schrijft er nog met een pen’. In 2016 schrappen Finse scholen de schrijflessen
Aanvulling 3 september 2015 ‘Schrift of scherm: hoe leren kinderen het meest.’ De wetenschap geeft antwoord.
Aanvulling 17 april 2016 ‘Attention students, put your laptop away.’
Aanvulling 11 juni 2016 ‘Deze docent geeft oldschool college: krijt in plaats van digibord’
Aanvulling 23 januari 2018 ‘Je hoofd wordt een trage computer als je niet genoeg schrijft’

Begin 2013 in het nieuws: ‘Steeds meer basisscholen gebruiken tablets.’ 

Hoewel we nog nauwelijks weten wat de effecten zijn op de leerprestaties, gaan steeds meer scholen er mee aan de slag. Als voorbeeld in het nieuwsitem basisschool De Delta in Assendelft. Op deze school leren kinderen alleen nog maar schrijven in blokletters. Verder worden er in Nederland Steve Jobs scholen gestart, waar de iPad een grote rol spelen.

Grote vraag is nu: wat kunnen de gevolgen zijn van minder schrijfonderwijs?

Eerst maar eens antwoord op de volgende vraag:

Hoe is de stand van zaken nu in het Nederlandse schrijfonderwijs?

Daar heeft de Onderwijsinspectie (2010) naar gekeken. Momenteel neemt de verbetering van de basisvaardigheden taal (en rekenen) een centrale plaats in binnen het onderwijsbeleid. De inspectie concludeert over schrijfonderwijs dat “de kwaliteit van het schrijfonderwijs op verschillende onderdelen te wensen overlaat. Het schrijfonderwijs en de deskundigheidsbevordering van leraren hebben in het algemeen geen hoge prioriteit. De hedendaagse taalmethoden besteden weliswaar meer aandacht  aan procesgericht schrijfonderwijs, toch vertoont het schrijfonderwijs op essentiële onderdelen nog steeds tekortkomingen. In het perspectief van het totaal aantal uren dat scholen doorgaans aan taal en lezen besteden, steekt de tijd voor schrijven schril af. Uit het onderzoek blijkt dat 60% van de scholen naar schatting maximaal 45 minuten per week aan schrijven besteedt. Het volgen van de voortgang van de schrijfontwikkeling van de leerlingen en het analyseren daarvan staan nog in de kinderschoenen. Ook mondelinge communicatie, binnen het totale palet van het taalaanbod, krijgt minder aandacht.”

Achterstand dus. Moeten we met de tablet toekomst die in het verschiet ligt nog wel investeren in schrijfonderwijs? Ja!

Vele studies (oa door Virginia Berninger ) tonen aan dat handschrijven belangrijk is voor de ontwikkeling van de hersenen en cognitie – het helpt met de ontwikkeling van de fijne motoriek, het zich uitdrukken, het creatief denken en het vormen van ideeën. Onderzoek van Berninger laat bijvoorbeeld zien dat (aan elkaar) schrijfbewegingen grote activiteit geeft in die gebieden van de hersenen die betrokken zijn bij het denken, taal en kortetermijngeheugen. Letters oefenen veroorzaakt ook meer activiteit  in de hersenen. Het is zelfs zo dat een goed handschrift je slimmer doet lijken. Het is dus zeer belangrijk om je handschrift te oefenen, verzorgen en onderhouden.

Ook wordt er in onderzoeken gewezen op de link tussen schrijven en lezen: stoppen we met schrijven dan zou ook onze leesvaardigheid erop achteruit kunnen gaan.

Schrijven is een complex denkproces: je start met het slijpen van je potlood of zoeken naar je favoriete pen, het krassen in de tekst als je de juiste woorden niet kunt vinden, het verfrommelen of verscheuren en eventueel boos weggooien van je geschreven blad als het niet lukt. Schrijven doe je met je hele lichaam. Schrijven gaat ook sneller dan typen.

Investeren in schrijfonderwijs is dus investeren in de sensorische en motorische ontwikkeling. Dit zorgt voor een kind dat in balans is en zich optimaal kan ontwikkelen. Zeker nu ook het buitenspelen verdrongen wordt door binnen blijven en bezig zijn met beeldschermen.

Schrijven gaat ook niet verdwijnen, immers: wat als je geen tablet bij de hand hebt, je accu leeg is of er geen internetverbinding is?  Handschrift is ook emotie: wil je liever een met de hand geschreven liefdesbrief of een e-mail of printje.

Schrijven in het zand

Ik zie eerder het toetsenbord verdwijnen en verwacht een opmars op het gebied van spraakherkenning. Dat laatste duidt ook het belang van investeren in mondelinge communicatie in het onderwijs.

Ik zie heel veel voordelen in het gebruiken van tablets om de kinderen de vaardigheden van de 21e eeuw te laten verwerven.

Ik pleit daarom voor èn-èn gebruik: de tablets maar blijf ook schrijven! Investeer in beide.

Aanvulling

Wie schrijft, onthoudt beter
Artikel in de Volkskrant 4-6-2014
MARIA KONNIKOVA / NEW YORK TIMES

‘When children drew a letter freehand, they exhibited increased activity in three significant areas of the brain, which didn’t happen when they traced or typed the letter.’

Wie schrijft onthoudt beter

Het Engelstalige origineel van dit artikel, met een directe link naar de genoemde onderzoeken, is hier te lezen: What’s Lost as Handwriting Fades 

Wie schrijft er nog met een pen
Artikel op NOS.nl 17 maart 2015

‘In 2016 schrappen Finse scholen de lessen in schoonschrift. Finse kinderen schrijven dan niet meer met een pen. In plaats daarvan krijgen ze les in typen, dat de Finnen veel belangrijker vinden’.
Lees hier verder.

Schrift of scherm: hoe leren kinderen het meest.
Artikel in HP de Tijd 3 september 2015

‘We nemen steeds minder vaak pen en papier ter hand. Computers en smartphones zijn niet weg te denken uit ons leven en duiken ook vaker op in het onderwijs. Is dat een goede trend of moeten we niet te hard van stapel lopen?’ De wetenschap geeft antwoord.
Lees hier verder.

Attention students, put your laptop away.
Artikel op NPR.org 17 april 2016

“Researchers Pam Mueller and Daniel M. Oppenheimer found that students remember more via taking notes longhand rather than on a laptop. It has to do with what happens when you’re forced to slow down.”

Je onthoudt meer als je schrijft dan met aantekeningen maken op de laptop. Dit oa ivm het gedwongen proces van vertraging bij het schrijven.
Lees hier verder.

Deze docent geeft oldschool college: krijt in plaats van digibord.
Uitzending ‘NOS op 3’ 11 juni 2016

Alles digitaal in de collegezaal? Bij de 25-jarige werktuigbouwkunde-docent Jurnan Schilder juist niet. Hij denkt dat studenten beter leren zonder computer, Powerpoint-presentaties en projectiescherm.
Lees hier verder.

‘Je hoofd wordt een trage computer als je niet genoeg schrijft’
NOS 23 januari 2018

Steeds meer scholen geven iPad- of laptoponderwijs, we sturen elkaar nauwelijks nog handgeschreven brieven en zelfs het boodschappenlijstje wordt vaak in een app gemaakt. Schrijven is echter heel belangrijk voor je hersenontwikkeling. Door te schrijven worden er in je hersenen allemaal verbindingen gelegd, tussen je linker- en rechterhersenhelft bijvoorbeeld. Je kunt je beter concentreren, je fijne motoriek verbetert en je kunt sneller denken. Iemand die nauwelijks schrijft kun je vergelijken met een trage computer. Wie daarentegen schrijft, maakt een motorisch geheugenspoor waardoor een uitgebreider patroon van hersenactiviteit kan plaatsvinden.
Lees hier verder.