Tagarchief: Ontwikkelingsvoorsprong

Herken hoogbegaafdheid vroegtijdig.

Opiniestuk in het Reformatorisch Dagblad van 22 december 2017.

Dorien Kok: “Er zijn veel misvattingen rond hoogbegaafdheid. Het is belangrijk dat een school een heldere visie heeft op hoogbegaafdheid en het vroegtijdig herkennen daarvan. Gedegen kennis is het beste medicijn tegen misvattingen en aannames over hoogbegaafdheid. Ik heb het niet over een beetje kennis. Dat is namelijk voer voor mythes over hoogbegaafdheid. En die zijn er al genoeg.”

Het volledige opiniestuk leest u hier: Herken hoogbegaafdheid vroegtijdig.

Over ‘Gewoon niet doen, zo’n speeldag voor hoogbegaafde kinderen.’

Esther Vuijsters schreef op 7 november een opiniestuk in de VROUW sectie van dagblad de Telegraaf: ‘Gewoon niet doen, zo’n speeldag voor hoogbegaafde kinderen.’ Het weekend ervoor stond er namelijk een oproepje in de krant: er wordt weer een speeldag georganiseerd voor (vermoedelijk) hoogbegaafde kinderen (vanaf 3 jaar).

Esther: “En passant stond erbij vermeld dat de ouders die dag ‘informatie’ konden krijgen. Vermoedelijk over de vermoedelijke hoogbegaafdheid van hun kind. Ik vind daar wat van. Van zo’n speeldag.

Nederland is een heerlijk vrij land, met vrijheid van meningsuiting hoog in het vaandel. Esther mag hier dus absoluut iets van vinden en zeker ook haar mening geven over de oproep in de krant. Dit betekent dat ik ook mag reageren op haar mening. Ik citeer hieronder enkele van haar uitspraken. Lees Esthers volledige stuk via deze link.

Beste Esther,

Geen mens is hetzelfde. Dat is mooi, maar meteen ook lastig. Begrip hebben voor een kind dat anders is en andere behoeftes heeft is dan soms ook moeilijk.

Laten we eens beginnen bij dat vermoedelijke. Want wie vermoedt dat dan? Uiteraard de ouders. Want er zijn nogal wat ouders die vermoeden dat hun kind hoogbegaafd is.

Ik ben blij te kunnen zeggen dat steeds meer professionals – bijv. op het consultatiebureau, huisartsen en peuterspeelzaalmedewerkers – de signalen van een ontwikkelingsvoorsprong herkennen. Het Nederlands Centrum Jeugdgezondheid (NCJ) heeft hier ook een mooie brochure voor geschreven. Vaak zijn het niet eens de ouders die dat signaleren. Zeker bij een eerste kind, omdat je dan nog geen ‘vergelijkingsmateriaal’ hebt.

Signaleren van een ontwikkelingsvoorsprong is belangrijk, net zo belangrijk als het signaleren van een ontwikkelingsachterstand –  waar we in Nederland al jaren heel erg goed in zijn. Als je signaleert kun je op maat gaan begeleiden om een optimale ontwikkeling te bevorderen. Dat is toch iets wat we voor ieder kind willen? Ook voormalig staatssecretaris Sander Dekker en de huidige minister Arie Slob delen deze mening.

“En dan dat ‘vanaf 3 jaar’. Is het nou werkelijk nodig om kinderen al op die leeftijd in hokjes te gaan stoppen? Is het niet gewoon genoeg de slimmerdjes een extra boekje en een leuke puzzel te geven? ‘Nee’ zeggen de voorstanders dan, ‘het voor die kinderen goed om onder gelijkgestemden te zijn’.”
Gelijkgestemden?! Kom op, we hebben het hier over een kind van 3! Die moet gewoon lekker met andere driejarigen omgaan. En tussen die driejarigen zit dan ook heus wel een gelijkgestemde. Gaat hij of zij daar lekker mee over Nijntje filosoferen.”

Omgaan met gelijkgestemden is belangrijk, ook al als je 3 bent. Veel van deze kinderen functioneren op een veel ouder leeftijdsniveau, bij de start op de basisschool bijvoorbeeld al op groep 3 niveau. Je komt dan in een klas waarvan je de lesstof voor het hele jaar al beheerst, bij kinderen die jou niet snappen. Het is dan lekker als je soms kunt spelen met een kind van jouw ontwikkelingsniveau. Soms, want deze kinderen en ouders gaan niet dagelijks naar zo’n speelmiddag, of wekelijks. Het risico op een sociaal isolement, jouw in je opiniestuk benoemde angst, door een bezoek aan zo’n middag is dus klein.

Hoogbegaafdheid is nog net niet iets waarvoor je je schaamt in Nederland, gezien de reacties die altijd op dit thema in de media te lezen zijn. Voor ouders is het dan ook fijn om op zo’n bijeenkomst openlijk over de ontwikkeling van je kind te praten zonder dat er iemand roept dat je opschept. Die zegt dat je kind iemand is waar anderen zich altijd aan moeten op kunnen trekken. Aan wie kan jouw kind zich dan optrekken?

Hoe vaak ik de afgelopen tijd niet heb gehoord ‘Ik ben heel slim, ik ben hoogbegaafd!’ Je wilt ’t niet weten. En nee, andere kinderen reageren daar dan niet heel lekker op. Die willen uiteindelijk niet meer met zo’n kind spelen. Voilà, sociaal isolement in optima forma. En dat ga je met zo’n speeldag even lekker op scherp zetten.

De kinderen benoemen zichzelf niet als hoogbegaafd, andere kinderen zien vaak al snel dat ze anders zijn – wat ze een makkelijk pestslachtoffer maakt.

Maar 2% van de mensen is hoogbegaafd. Hoe groot is dan de kans dat je in je straat of op de peuterspeelzaal een kind die ook een ontwikkelingsvoorsprong heeft tegenkomt? En toevallig ook nog bij je past, je interesses deelt. Die kans is klein. Het risico op sociaal isolement is hierdoor groot.

Sommige scholen hebben aparte klassen voor hoogbegaafde kinderen. Daar kan ik me nog wel wat bij voorstellen. Alhoewel ik in de basis ook daar geen voorstander van ben – mijn voorkeur gaat uit naar lekker ‘minglen’ in de klas, goede voorbereiding op het echte leven – zie ik in mijn omgeving dat dat ‘minglen’ niet altijd goed uitpakt. Zo’n klas kan dan een oplossing zijn. Kán. Maar spelen? Dat kan juist met iedereen. Die vaardigheden moet je met elkaar ontwikkelen.

Als je op basis van intelligentie ook allerlei andere levensdomeinen gaat afbakenen krijg je echt heel rare situaties. Gaan we straks dan ook aparte sportclubs oprichten voor hoogbegaafden? Misschien speciale wijken? Ik geloof niet dat je de (vermoedelijk) hoogbegaafde kinderen daar een plezier mee doet. Ze worden naar mijn idee toch al te vaak ‘speciaal’ behandeld.

Onderzoek op de eerste voltijds hoogbegaafdenschool in Nederland duidde dat hoogbegaafde kinderen veel beter functioneren op de sportclub of welke club dan ook als je ze op school bij elkaar zet. Ze functioneren beter in de maatschappij als je ze dit dus gunt.

Bovenstaande was mijn reactie op het opiniestuk van Esther Vuijsters. Ik kan nog verder gaan, bijvoorbeeld over het door haar benoemde ‘over Nijntje filosoferen’, wat in werkelijk een discussie over theorieën over het ontstaan van de mens kan zijn.  Ja, ook bij een 3-jarige.

Over IQ testen, die moeten bewijzen dat een kind hoogbegaafd is, maar eigenlijk niet voor het meten van hoogbegaafdheid ontwikkeld zijn.  Over het krijgen van buikpijn, als je alleen maar aan school denkt.  Over het ‘in de wachtkamer’ gezet worden op school: iedere dag opnieuw – hopend dat je gezien zal worden, aan de beurt zal komen en men snapt wat je kan en weet wat je nodig hebt. Wachtend tot er leerstof langskomt die je nodig hebt om je verder te kunnen ontwikkelen. Hopend dat ook je nieuwe dingen mag leren, onderzoeken, sponsen – eigenlijk gewoon groeien – zoals je tot nu toe thuis gewend was. Gewoon je eigen ontwikkelingslijn volgen. En hopend dat je niet door dit alles onterecht in een andere wachtkamer terechtkomt door bijkomende negatieve effecten: die van de psychiatrie.

Over het je continue moeten aanpassen aan anderen en jezelf daarbij verliezen.  Om er zelfs dan niet bij te horen. Over de vele hoogbegaafde thuiszitters, de drop-outs. Of over de zelfmoordgedachten van hoogbegaafde kinderen op basisschoolleeftijd, zelfs al in de onderbouw …..

Het hoeft niet zo te zijn. Gelukkig is het ook niet bij elk hoogbegaafd kind zo. Met velen gaat het goed. Zou het niet fijn zijn als het met ieder (hoogbegaafd) kind goed gaat? Dat we ieder kind konden geven wat het nodig heeft? Of op z’n minst daar naar streven? Al is het door ze een paar uurtjes per zo veel weken contact met ontwikkelingsgelijken te gunnen?

Esther, mocht je meer willen weten over ontwikkelingsvoorsprong dan raad ik je deze website aan: http://ontwikkelingsvoorsprong.info.

Of kom eens langs bij één van de georganiseerde speel(mid)dagen of andere ontmoetingsmomenten. Deze zijn er ook vanuit een niet-commercieel oogpunt. Zelfs voor volwassenen. Dan kun je het uit eerste hand horen van de kinderen en ouders.

En ouders, ik snap dat jullie moedeloos worden van dit soort mediaberichten en daarom eigenlijk terughoudend zijn geworden ten aanzien van hardop reageren: als we de onjuistheid niet benoemen zal er nooit iets veranderen. Misschien kunnen we door te reageren bij één iemand de ogen openen. Als die dat dan weer bij een ander doet etc ….. Voel je ook vrij om onder dit bericht te reageren.

Lees hier de wel behouden Facebook reacties van anderen op het opiniestuk van Esther.

Dorien Kok

Aanvullend
Reactie van Esther Vuijsters op VROUW Facebook, 8 november. Klik op onderstaande afbeelding om naar de discussie op Facebook te gaan.

20171108 Esther Vuijsters VROUW Telegraaf

Vroeg signaleren van begaafdheid bij jonge kinderen: het startdocument.

Vroeg signaleren van begaafdheid bij jonge kinderen
Op 15 juli 2013 hebben wij vanuit stichting 360grView, waarvan ik in die tijd voorzitter was, staatssecretaris Martin van Rijn benaderd met de vraag of het mogelijk is om onderzoek te starten naar het gebruik van het Van Wiechenschema bij het vroeg signaleren van begaafdheid bij jonge kinderen en of het mogelijk was om hier meer aandacht voor te genereren. De staatsecretaris reageerde hier schriftelijk positief op.

Wat is er al gedaan
Het NCJ heeft in overleg met stichting 360grView succesvol het onderwerp vroegsignalering aangepakt. In goede samenwerking is de brochure ‘Jonge hoogbegaafde kinderen: een bijzondere groep. Kenmerken en problemen’ ontwikkeld. Met deze brochure hebben professionals in de JGZ een duidelijk handvat voor het signaleren van potentiële hoogbegaafdheid bij kinderen in de consultatiebureauleeftijd. De brochure is zowel binnen het zorgveld als daarbuiten zeer positief ontvangen.
Daarnaast is er de door de stichting gemaakte informatieve website http://ontwikkelingsvoorsprong.info, voor ouders, onderwijs- en zorgspecialisten.
Ook is er dossieronderzoek gedaan. Dit werd mogelijk met hulp van ouders, die de consultatiebureaudossiers van hun kinderen op hebben gevraagd.

Dossieronderzoek
Conclusies dossieronderzoek: vroegsignalering van een ontwikkelingsvoorsprong/hoogbegaafdheid gebeurt nauwelijks via het consultatiebureau. Er is slechts sprake van signalering van P10 uitval op de norm. Daarnaast is het consultatiebureau voor veel ouders met een kind met een ontwikkelingsvoorsprong niets meer dan een weeg- en meetbureau. Ouders ervaren geen kundige sparringpartner in de consultatiebureau-artsen en -verpleegkundigen. Daarnaast zijn ouders bang voor misvattingen, voelen ze zich niet gehoord en krijgen ze te vaak adviezen die niet passen bij kinderen met een ontwikkelingsvoorsprong.

Toptalenten en excellentie
Omdat vroegsignalering binnen de consultatiebureaus in lijn is met de in het ‘Plan van aanpak toptalenten 2014-2018’ geformuleerde doelstellingen, hebben wij Staatssecretaris Sander Dekker in het verleden eveneens op de hoogte gebracht van het verschijnen van de NCJ-brochure en ons onderzoek naar dit thema.

Het Ministerie van onderwijs zet in op de toptalenten en excellentie. Excellentie is iets anders dan hoogbegaafdheid. Hoogbegaafdheid is een potentie: het geeft geen garantie op excelleren, in ieder geval niet per definitie op schoolgebied. Het excellentiebeleid van het ministerie richt zich op  – zoals OCW dat zelf definieert – de ‘schoolloopbaan van leerlingen met hoge Citoscore’.

Het toptalentenbeleid is gericht op ‘de top 20% best presterende leerlingen van een klas of groep’. Er is bij het ministerie dus geen beleid gericht op hoogbegaafden en daarmee ook niet op het ontwikkelen van hun potentieel en hun optimale groei.

Frappant detail is dat steeds minder leerlingen zichzelf in de definitie van toptalent herkennen: het blijkt dat 16% (2015) van de leerlingen in het Voortgezet onderwijs zich tot toptalenten rekent, in 2013 was dit nog 23% (cijfers CBS). Hoeveel leerlingen daarvan (mogelijk) hoogbegaafd zijn is niet onderzocht.

Op basis van het feit dat hoogbegaafde leerlingen niet automatisch ‘excelleren’ kun je dus stellen dat het excellentie- en toptalentenbeleid vanuit het ministerie en de scholen geen relatie heeft met hoogbegaafdheid. Je loopt hiermee het risico veel potentieel over te slaan.

Scholen
Er is in de afgelopen jaren vanuit de scholen zelf meer aandacht voor hoogbegaafdheid in het onderwijs gekomen, onder andere via voltijds scholen voor hoogbegaafdheid. Toch gaat het nog steeds niet goed met deze groep kinderen. Te vaak vallen deze leerlingen uit, of hebben ze onderweg ondersteuning nodig om het schoolsysteem te doorlopen. Het lijkt erop dat juist een bepaalde groep hoogbegaafde leerlingen vaker uitval laat zien dan anderen groepen.

Van Wiechenschema
Om het vroegsignaleren een vaste plaats in de systematiek van het consultatiebureau te kunnen geven, is er in die periode ook gekeken in hoeverre de Van Wiechenschema’s een adequaat instrument vormen voor het signaleren van talent. Voor ouders en voor basisscholen biedt het een concreet aanknopingspunt bij de vraag welk onderwijs het meest passend is voor een kind. De zorgvraag die nu vaak in de loop van een schoolcarrière ontstaat kan zo worden beperkt, hetgeen binnen de werkvelden volksgezondheid en onderwijs leidt tot een daling van het gebruik van voorzieningen, misdiagnoses en langdurende uitval op school (thuiszitters). Vroegsignalering van talent op het consultatiebureau leidt ook tot meer maatwerk in het onderwijs en op termijn ook tot kostenbesparing.

Waar staan we nu
Inmiddels zijn we een aantal jaren verder. Mijn dagelijkse professionele betrokkenheid bij maatwerk in het onderwijs en de thema’s vroegsignalering, misdiagnoses en thuiszitters noden mij om nogmaals contact met de staatsecretarissen van Rijn en Dekker te zoeken, ook nu ik niet meer betrokken ben bij stichting 360grView.

Zeker ten aanzien van thuiszitters kan, zoals geconcludeerd in de sessies Preventie op de Thuiszitterstop, vroegsignalering 0-4 jaar een grote rol spelen – niet alleen rond een ontwikkelingsvoorsprong.

Onderlinge afstemming tussen de ministeries die gaan over volksgezondheid (VWS) en onderwijs (OCW) hierover leek mij zinvol, omdat een succesvolle implementatie van vroegsignalering staat of valt met de zorgvuldige overdracht van gegevens tussen de zorgprofessionals van het consultatiebureau en de onderwijsprofessionals van de basisschool.

Overleg met OCW en VWS
De ministeries OCW en VWS hebben mijn uitnodiging om samen om tafel te gaan om te praten over het belang van vroegsignalering van een ontwikkelingsvoorsprong aangenomen. Op 31 mei ging ik daarvoor naar Den Haag. Natuurlijk ging Lilian van der Poel met me mee, we werken immers al ruim 5 jaar samen aan het thema ontwikkelingsvoorsprong.

In een gesprek kun niet alles vertellen en onthouden. Daarom is er een gesprekshandleiding geschreven waarin we de onder andere huidige situatie, knelpunten, oplossingen en opbrengsten van een ander beleid hebben beschreven. Deze longread is hier te lezen.

Startdocument
Willen we passend onderwijs leveren voor hoogbegaafdheid leerlingen en gaan voor een optimale ontwikkeling dan moeten we inzetten op (vroeg-)signalering. De manier waarop is eigenlijk simpel: volg daarvoor de rode draad in de ontwikkeling van het kind. Stimulerend signaleren en een breder gebruik van het Van Wiechenschema zijn daarvoor de juiste gereedschappen, die leiden tot wat ik noem een startdocument, die niet alleen voor kinderen met een voorsprong te gebruiken is:
1. Zorg ervoor dat het consultatiebureau de taak en mogelijkheden krijgt om vroeg te signaleren.
2. De bevindingen van 4 jaar continu signaleren kunnen dan, indien de ouders dat wensen, als startdocument ter ondersteuning aan hen meegeven worden.
3. Met het startdocument kunnen de ouders gericht op zoek naar een school met passende expertise.
4. Scholen kunnen met het startdocument van consultatiebureau vanaf het begin van de onderwijscarrière van het kind op zijn minst insteken op het ontwikkelingsniveau van het kind.
5. De mogelijkheden en het potentieel van het kind kunnen op deze manier beter benut worden.

Aan de ontwikkeling van het startdocument wordt door mij al gewerkt.

Verdere aanbevelingen
• Onderzoek naar de groep P90 kinderen om meer informatie te krijgen over ontwikkelingsvoorsprong is noodzakelijk. Alleen als we weten wanneer er sprake is van een voorsprong en wanneer we zicht krijgen wat de werkelijke signaleren van een voorsprong zijn, wordt signaleren ook werkelijk signaleren.
• Vroegsignalering, specifieke kennis over de verschillende vormen van begaafdheid en de onderwijsbehoeften van deze kinderen moeten vast onderdeel worden van de lerarenopleidingen.
• Inventarisatie van mogelijkheden tot vroegsignalering op de kinderopvang en peuterspeelzaal is noodzakelijk gevolgd door scholing van de pedagogisch medewerkers.

(H)erkenning, en dan
Na de (h)erkenning moet de nadruk liggen op individueel maatwerk in het onderwijs, het op de correcte manier uitleggen van signalen en voorkomen van een verkeerde kijk op het kind en uitval op het gebied van gezondheid. Dit is iets wat de ministeries van OCW en VWS samen op moeten pakken. Hoogbegaafden komen er niet vanzelf, daar is degelijk hoogbegaafdenbeleid voor nodig, zowel in de groep 0-4 jarigen als in de groep 4 en ouder.

Een lang, vaak pijnlijk en nutteloos duur traject voor school, ouders en kind met misdiagnoses en onnodige zorgkosten worden hiermee voorkomen. Het onderwijs kan weer doen waar ze goed in is: het kind vanaf het begin passend onderwijs bieden en ervoor zorgen dat de leerlijn van het kind daadwerkelijk stijgt. Door vroegsignalering wordt het mogelijk problematiek rondom hoogbegaafde kinderen voorgoed uit te bannen.

Winstpunten zitten hierin dus zowel aan de kant van het ministerie van VWS als aan de kant van het ministerie van OCW.

We vragen om de samenwerking tussen de twee ministeries te intensiveren en op die manier bij te dragen aan het daadwerkelijk optimaliseren van de kindontwikkeling – met brede opbrengsten voor (alle inwoners van) Nederland, het mogelijk maken van Passend Onderwijs – het speerpunt van het onderwijsbeleid en een correct invulling van het volksgezondheidsbeleid – met vermindering van onnodige kosten.

De boodschap is, zo hebben we het idee, deels goed binnengekomen bij VWS en OCW. Het andere deel moet, om de woorden van Lilian van der Poel te gebruiken: ‘net als een wasmiddel eerst inwerken’.

Dorien Kok
http://DorienKok.nl

Gesprekshandleiding belang van vroegsignalering van een ontwikkelingsvoorsprong

31 mei 2017 Gesprekshandleiding overleg ministerie OCW en VWS met Dorien Kok (I-CARUS) en Lilian van der Poel (XL-leren) over het belang van vroegsignalering van een ontwikkelingsvoorsprong. 

Longread bij artikel Vroeg signaleren van begaafdheid bij jonge kinderen: het startdocument

Kinderen met een ontwikkelingsvoorsprong laten soms een ontwikkeling zien die wel 2, 3 of 4 jaar voorloopt op  leeftijdsgenoten. De meesten hebben niet meer dan 4 jaar nodig om de basisschoolstof te beheersen en enkelen van hen kunnen zelfs in een paar maanden het complete schoolprogramma doorlopen. Velen beheersen voor ze starten op school al meerdere einddoelen van groep 2 en sommige kinderen beheersen zelfs alle einddoelen. Helaas moeten ook zij gewoon aan het begin van het onderwijspad beginnen en dit pad jarenlang volgen, met als uitgangspunt leeftijd. In de praktijk betekent dit dat het kind ‘in de wachtkamer’ gezet wordt. Zo zit hij of zij daar iedere dag opnieuw te wachten – hopend dat hij gezien zal worden, aan de beurt zal komen en men snapt wat hij kan en weet en wat hij dus nodig heeft. Wachtend tot er leerstof langskomt die hij nodig heeft om zich verder te kunnen ontwikkelen. Hopend dat ook hij nieuwe dingen mag leren, onderzoeken, kan sponsen – eigenlijk gewoon groeien – zoals hij tot nu toe thuis gewend was. Gewoon zijn eigen ontwikkelingslijn volgen.

Het ministerie van onderwijs zet in op de toptalenten en excellentie. Excellentie is iets anders dan hoogbegaafdheid. Hoogbegaafdheid is een potentie: het geeft geen garantie op excelleren, in ieder geval niet per definitie op schoolgebied.

Het excellentiebeleid van het ministerie richt zich op  – zoals OCW dat zelf definieert – de ‘schoolloopbaan van leerlingen met hoge Citoscore’. Het toptalentenbeleid is gericht op ‘de top 20% best presterende leerlingen van een klas of groep’. Er is bij het ministerie dus geen beleid gericht op hoogbegaafden en daarmee ook niet op het ontwikkelen van hun potentieel en hun optimale groei.

Frappant detail is dat steeds minder leerlingen zichzelf in de definitie van toptalent herkennen: het blijkt dat 16% (2015) van de leerlingen in het Voortgezet onderwijs zich tot toptalenten rekent, in 2013 was dit nog 23% (cijfers CBS). Hoeveel leerlingen daarvan (mogelijk) hoogbegaafd zijn is niet onderzocht.

Op basis van het feit dat hoogbegaafde leerlingen niet automatisch ‘excelleren’ kun je dus stellen dat het excellentie- en toptalentenbeleid vanuit het ministerie en de scholen geen relatie heeft met hoogbegaafdheid. Je loopt hiermee het risico veel potentieel over te slaan.

Er is in de afgelopen jaren vanuit de scholen zelf meer aandacht voor hoogbegaafdheid in het onderwijs gekomen, onder andere via voltijds scholen voor hoogbegaafdheid. Toch gaat het nog steeds niet goed met deze groep kinderen. Te vaak vallen deze leerlingen uit, of hebben onderweg ondersteuning nodig om het schoolsysteem te doorlopen. Het lijkt erop dat juist een bepaalde groep hoogbegaafde leerlingen vaker uitval laat zien dan anderen groepen. In de volgende alinea gaan we daarom in op die verschillende groepen.

Ontwikkelingsvoorsprong: meerdere groepen kinderen.
Het gebruik van verschillende criteria voor hoogbegaafdheid om hoogbegaafde kinderen te signaleren is een onderwerp waar nog weinig over gesproken wordt. Een onderscheid dat van belang is omdat er momenteel maatschappelijk en onderwijstechnisch geen aandacht is voor meerdere soorten hoogbegaafdheid, en deze ook niet gezien en benoemd worden. De manier waarop we met kinderen met een ontwikkelingsvoorsprong op een ander gebied dan cognitief (bijvoorbeeld op het gebied van sport, kunst of muziek) omgaan verschilt daarentegen enorm. Dit is te linken aan het vlak waarop ze een ontwikkelingsvoorsprong hebben. Het bepaalt ook voor een groot deel hun kans op gezien (gesignaleerd) te worden en daarmee meteen hun kans op juiste begeleiding.

1. Sportbegaafde en kunstbegaafde kinderen
Kinderen met een talent op het gebied van muziek of kunst of zij die een groot atletisch- of danstalent bezitten worden vaak al op jonge leeftijd gesignaleerd, gescout en geselecteerd. De kinderen worden door specialisten op hun talentgebied begeleid om deze ontwikkeling te optimaliseren. Hierbij wordt er speciaal aandacht geschonken aan hun intrapersoonlijke ontwikkeling: de kinderen leren zichzelf en hun ontwikkeling te analyseren en te reflecteren op die ontwikkeling. Hard werken om een hoog niveau te halen is daarbij het startpunt, waarbij er duidelijk geïnvesteerd wordt in een growth mindset en motivatie. Ouders worden nauw betrokken bij de begeleiding.

Hier ligt een significant verschil met het onderwijs. Daar waar hard werken in sport en kunsten als normaal gezien wordt, wordt hard werken in het onderwijs gekoppeld aan achterstand, aan het niet goed zijn in leren of aan onnodig streberig gedrag. Het is niet standaard dat er positief gereageerd wordt op kinderen die meer weten dan de leerkracht op bepaalde gebieden. Sterker nog, veel leerkrachten ervaren het als een bedreiging als een leerling meer weet. Ook onder medeleerlingen wordt het niet gemakkelijk geaccepteerd als je leergierig bent. Je loopt al snel het risico buitengesloten te worden uit de groep. De sociale druk als je ‘anders’ in elkaar zit, is daarom van jongs af aan al hoog. Specifieke subgroepen van hoogbegaafde kinderen die door leraren niet gesignaleerd of geïdentificeerd worden – onder andere te wijten aan onderpresteren, geen aansluiting hebben met leeftijdsgenoten of in het onderwijs ondergewaardeerde talenten zoals creativiteit -, lopen het risico op een verminderd psychologisch welbevinden. De groep hoogbegaafde kinderen is daarmee automatisch een kwetsbare groep.

2. Academisch begaafde kinderen
Kinderen met academische talenten op school worden daarnaast vaak nauwelijks uitgedaagd. Ze leren weinig op school en worden niet gemotiveerd. Dat geldt niet alleen voor de basisschool. Zelfs op het gymnasium en de universiteit is er nauwelijks uitdaging te vinden en raken leerlingen en studenten opnieuw teleurgesteld en gedemotiveerd. Voor hun resultaten hebben ze vaak niet hoeven werken of leren, waardoor ze geen vaardigheden geleerd hebben. Kinderen die goed presteren zijn meestal degenen die zich het beste aan het schoolsysteem aanpassen. Deze aanpassing aan het systeem is een ernstige belemmering voor het signaleren van deze groep en daarmee de ontwikkeling van deze kinderen. Omdat ze goede cijfers halen gaan de onderwijsinstellingen ervan uit dat het onderwijs dat gegeven wordt voor deze kinderen passend is. Wij willen graag deze aanname omdraaien: als kinderen zo hoog kunnen presteren terwijl ze nauwelijks moeite hoeven te doen, leren ze dan wel iets? En excelleren ze dan wel? Er blijft een hoop potentie onbenut! Motivatie is onlosmakelijk gekoppeld aan inzet en prestatie. Pas als een kind kan reiken naar een ‘leerlevel’ hoger (zone van naaste ontwikkeling) is het mogelijk te laten zien wat je kunt.

Het merendeel van deze leerlingen loopt vast door de combinatie van een niet passend onderwijsprogramma, niet passende benadering, gemis aan expertise en onbegrip zorgt ervoor dat deze kinderen faalangst ontwikkelen en een fixed mindset opbouwen. Investeringen op (intra)persoonlijke ontwikkeling en ruimte voor kritisch denken zijn factoren die te weinig aandacht en ruimte krijgen krijgen in het onderwijs, terwijl dit juist erg belangrijk is en vaak ook bepalend voor een optimale talentontwikkeling. Een hoog IQ alleen is niet voldoende.

Voor deze groep, de academisch hoogbegaafden, kan verbreding en versnelling in het onderwijs met een juiste benadering vanuit de leerkrachten (‘leraar nominatie’) ’een oplossing kan zijn. Voorwaarde is daarbij wel dat ze gesignaleerd worden en blijven, zodat hier op ingezet kan worden.Vroegsignalering speelt een grote rol bij preventie van uitval van deze groep. Dit geldt niet alleen voor de kinderen die over een domein- of schoolspecifiek of (bijvoorbeeld wiskunde, science, talen of techniek) talent beschikken, maar ook voor de creatief begaafde kinderen.

3. Creatief begaafde kinderen
Creatieve hoogbegaafden worden gehinderd in hun ontwikkeling omdat onderwijs ingedeeld is in specifieke en cognitieve domeinen en er weinig ruimte is voor hun vaak niet-schoolse talenten, hun out-of-the-box manier van denken en specifieke leerstijl en -behoeftes. De talentontwikkeling vindt vaker naast school plaats, alleen niet op schoolse vaardigheden. Hun talenten vallen ook vaak buiten schoolse vaardigheden, vragen divergent denken en passen daarom ook niet in de schoolse setting.

Het signaleren van deze groep is nog extra lastig door afleidende factoren die verkeerd uitgelegd kunnen worden zoals leergierig maar niet zichtbaar, niet naar buiten gericht: verlegen meisjes, kinderen met een ontwikkelingsvoorsprong die alleen onder voorwaarden zichtbaar is (thuis, in veilige omstandigheden), stuiterballen, explosieve kinderen, drop-outs, kinderen met grote faalangst of met een scheve ontwikkeling, Daarnaast is er nog sprake van een groep kinderen met een groot potentieel die leerproblemen heeft, vaak door de conventionele leerbenadering in school. Zeer creatieve hoogbegaafde kinderen ervaren bovendien minder gevoelens van welbevinden dan minder creatief begaafde kinderen, terwijl het omgekeerde geldt voor kinderen die door hun leraar worden genomineerd.

4. Meervoudig begaafde kinderen
Wat het signaleren en begeleiden bemoeilijkt is dat de begaafdheid soms breed is: kinderen die academisch een voorsprong hebben kunnen bijvoorbeeld ook een groot sporttalent zijn of creatief in denken. Creatief hoogbegaafde kinderen hebben misschien ook een zangtalent, die tijd, aandacht en investering eist.

Een dubbel getalenteerd kind kan er dan voor kiezen om zijn talent echt hoofdzakelijk in te zetten op buitenschools gebied, en school ‘erbij’ te doen – zeker als de begaafdheid daar niet gesignaleerd is. Op school laten deze kinderen gemiddelde prestaties zien. Als de buitenschoolse carrière op school niet bekend is, is dit kind automatisch buiten beeld.

De breedte om bij meerdere en verschillende talenten in een kind aan te sluiten wordt gehinderd door het onderwijssysteem, dat gericht is op het volgordelijk doorlopen van het schoolcurriculum in een strak georganiseerde omgeving volgens vaste (denk)kaders. Dat is jammer omdat juist hun talenten hen helpen om ook op school redelijke prestaties te laten zien.

Er is voor deze kinderen weinig ruimte om de eigen ontwikkelingslijn te volgen. De kans dat we zien dat deze kinderen grote talenten hebben is daarmee beperkt. Tenzij we de moeite nemen om vroegtijdig te signaleren. Hoe eerder signalering plaatsvindt, des te sneller kan er ingespeeld worden op de behoeften die specifiek horen bij dit kind. Aan een goede signalering zijn wel voorwaarden verbonden.

Voorwaarden (h)erkenning
• signalering start vanaf het moment dat kinderen op de wereld zijn. Hierbij wordt ook   rekening gehouden met  hoogbegaafdheid in de familie;
• het consultatiebureau signaleert wat het kind daadwerkelijk kan op het moment dat hij wordt gezien, in plaats van te kijken naar wat het kind volgens zijn leeftijd zou moeten kunnen;
• investering in kinderopvangorganisaties op het thema hoogbegaafdheid is aantoonbaar aanwezig in verband met de begeleiding van het kind;
• scholen aanvaarden het advies van het consultatiebureau en/of kinderopvangorganisatie als daar al een voorsprong is gesignaleerd;
• investering op thema hoogbegaafdheid is in school aantoonbaar aanwezig;
• kennis ontwikkelingsvoorsprong/hoogbegaafdheid is aanwezig;
• tools voor het herkennen van een ontwikkelingsvoorsprong/hoogbegaafdheid zijn aanwezig;
• kennis in opvang, onderwijs en op het consultatiebureau van onderscheid karakteristieken van hoogbegaafdheid en karakteristieken stoornissen om verwarring en misdiagnoses te voorkomen;
• kennis over het psychologisch welzijn van hoogbegaafden;
• professional heeft een open houding naar ouders ten aanzien van hun positie als kind-expert;
• besef dat het niet alleen draait om cognitieve vaardigheden, hoge cijfers/scores en schoolprestaties;
• besef dat er, in tegenstelling tot  gangbare gedachte, geen sprake is van een verhoogde mate van sociale en emotionele problematiek bij een ontwikkelingsvoorsprong of hoogbegaafdheid. Soms is het zelfs zo dat er sprake is van een snellere sociale en emotionele ontwikkeling en dat deze ontwikkeling op een hoger niveau plaatsvindt;
• besef dat kinderen er niet altijd op eigen kracht komen, dat ook zij soms extra ondersteuning nodig hebben en dat ze net zoveel recht en en baat hebben bij uitleg als hun klasgenoten;
• zich bewust zijn van de mythes over hoogbegaafdheid;
• expertise is aantoonbaar aanwezig in het curriculum voor de opleiding tot pedagogisch medewerker;
• expertise is aantoonbaar aanwezige op dit thema bij de opleiding tot leerkracht; Samenwerkingsverbanden, leerplichtambtenaren, onderwijsinspectie en onderwijsconsulenten hebben de verplichting om expertise en budget in te zetten bij het samenwerkingsverband op dit thema;
• bewustzijn over het feit dat kinderen niet altijd specifiek in één categorie van begaafdheid vallen;
• besef het signaleren van hoogbegaafdheid met hulp van een IQ test zijn beperkingen kent: er zijn kinderen die ondanks hun begaafdheid niet boven de 130 scoren op de test. Dit bijvoorbeeld vanwege gebrek aan kennis bij de tester of omdat de gekozen test of een IQ test in het algemeen niet past bij de vaardigheden van een kind.

Gevolgen niet correcte of niet (tijdige) (h)erkenning
• niet gezien worden;
• niet krijgen wat je nodig hebt of past bij je sociale, emotionele en
cognitieve ontwikkeling;
• negatieve effecten op zelfbeeld;
• negatieve ontwikkeling op motivatie;
• ontwikkeling faalangst en fixed mindset;
• ontbreken van een stimulerende omgeving;
• natuurlijke ontwikkeling raakt verstoord;
• verhoogd risico op uitval in het onderwijs;
• verhoogd risico op uitval qua gezondheid;
• risico op depressie, angsten, psychische of psychiatrische problemen en
zelfmoord;
• risico wachtkamersituatie op school;
• risico op schade op alle vlakken bij het kind;
• leert niet de vaardigheden die hij later nodig heeft;
• risico dat de signalen die een beschadigd kind afgeeft verkeerd worden
geïnterpreteerd, mede door diagnosticering door het onderwijs zelf;
• risico onnodige verwijzing naar jeugdgezondheidszorg, de huisarts, de
psycholoog, psychiater en/of het ziekenhuis bij verkeerd lezen signalen;
• risico onnodige verwijzing naar verkeerd speciaal onderwijs bij verkeerd lezen
signalen;
• verkeerd lezen van de onderwijsopbrengsten bij niveauverwijzing voortgezet
onderwijs, met tot gevolg niet passend advies Voortgezet onderwijs;
• als gevolg van de vorige twee stappen: opnieuw risico op wachtkamersituatie;
• risico misdiagnoses;
• risico verkeerde behandelstrategieën;
• risico tijdelijk of permanent thuiszittersschap;
• risico verdwijnen uit het onderwijssysteem, en daarmee het uit beeld raken van
het kind;
• uitval ouders op het werk/opzeggen baan;
• kosten voor ouders ten aanzien van niet-vergoede hulp;
• akkoord van ouders voor misdiagnostiek ivm vergoeding kosten en vergoeding
voor hulp op school; Hulp wordt alleen vanuit diagnose vergoed. Er wordt dan
geen rekening gehouden met hoogbegaafdheid;
• geen optimale start in arbeidssituatie bij volwassenheid;
• niet benutten van volledig potentieel in het arbeidzaam leven;
• als gevolg daarvan risico op arbeidsconflicten, uitval, burn-out, depressie
etc.

Stand van zaken nu op consultatiebureau
Dossieronderzoek (stichting 360grView) duidt dat vroegsignalering op ontwikkelingsvoorsprong alleen gebeurt als de consultatiebureau-arts:
• ervaren is met het thema;
• zelf een achtergrond heeft vanuit hoogbegaafdheid vanuit persoon of gezin;
• het van Wiechenschema breed ingezet wordt en er structureel doorgetoetst
wordt: niet kijken naar wat het kind nu moet kunnen, maar wat het kind
daadwerkelijk kan op het moment dat het gezien wordt;
• er een pro-actieve signaleringssituatie gecreëerd wordt door positieve
uitwisseling van informatie met ouders;
• er niet alleen wordt uitgegaan van normaalnorm.

Conclusie dossieronderzoek: vroegsignalering van een ontwikkelingsvoorsprong/hoogbegaafdheid gebeurt nauwelijks via het consultatiebureau. Er is slechts sprake van signalering van P10 uitval op de norm. Daarnaast is het consultatiebureau voor veel ouders met een kind met een ontwikkelingsvoorsprong niets meer dan een weeg- en meetbureau. Ouders ervaren geen kundige sparringpartner in de consultatiebureau-artsen en -verpleegkundigen. Daarnaast zijn ouders bang voor misvattingen, voelen ze zich niet gehoord en krijgen ze te vaak adviezen die niet passen bij kinderen met een ontwikkelingsvoorsprong.

Oplossing vanuit vroegsignalering m.b.v. startdocument: rapportage vanuit vroegsignalering door o.a. het consultatiebureau
1. Zorg ervoor dat het consultatiebureau de taak en mogelijkheden krijgt om
vroeg te signaleren.
2. De bevindingen van 4 jaar continu signaleren kunnen dan, indien de ouders dat
wensen, als startdocument ter ondersteuning aan hen meegeven worden.
3. Met het startdocument kunnen zij gericht op zoek naar een school met passende
expertise.
4. Scholen kunnen met het startdocument van consultatiebureau vanaf het begin
van de onderwijscarrière van het kind op zijn minst insteken op het
ontwikkelingsniveau van het kind.
5. De mogelijkheden en het potentieel van het kind kunnen op deze manier beter
benut worden.

De opbrengsten:
• goed gedocumenteerde rode lijn in de ontwikkeling;
• het startdocument helpt de scholen bij de voorbereiding op passend onderwijs
voor het kind;
• voorkomen van niet correcte of niet (tijdige) (h)erkenning is beter dan
schade voor kind, ouders en maatschappij;
• ouders kunnen bewust kiezen voor de juiste basisschool;
• scholen kunnen zich beter voorbereiden op onderwijsbehoeften van instromende
kinderen;
• leerkracht heeft op de eerste schooldag meteen handvatten om het kind te
benaderen op een manier die past bij een kind met een voorsprong;
• er kan meteen een start gemaakt worden met het opstellen van een OPP
(ontwikkelingsperspectief);
• het risico op misvattingen over het kind wordt sterk teruggedrongen;
• minder risico op een wachtkamersituatie;
• minder risico op uitval/thuiszitten;
• sociale en emotionele groei van het kind is beter geborgd door het plaatsen in
een peergroep;
• het onderwijs kan zich weer bezighouden met waar ze goed in is, namelijk
onderwijs, in plaats van met conflictsituaties met kind en ouders.

Willen we passend onderwijs leveren voor hoogbegaafdheid leerlingen, dan moeten we inzetten op (vroeg-)signalering. Volg de rode draad in de ontwikkeling van het kind. Na de (h)erkenning moet de nadruk liggen op individueel maatwerk in het onderwijs, het op de correcte manier uitleggen van signalen en voorkomen van een verkeerde kijk op het kind en uitval op het gebied van gezondheid. Dit is iets wat de ministeries van OCW en VWS samen op moeten pakken. Hoogbegaafden komen er niet vanzelf, daar is degelijk hoogbegaafdenbeleid voor nodig, zowel in de groep 0-4 jarigen als in de groep 4 en ouder.

Een lang, vaak pijnlijk en nutteloos duur traject voor school, ouders en kind met misdiagnoses en onnodige zorgkosten worden hiermee voorkomen. Het onderwijs kan weer doen waar ze goed in is: het kind vanaf het begin passend onderwijs bieden en

ervoor zorgen dat de leerlijn van het kind daadwerkelijk stijgt. Door vroegsignalering wordt het mogelijk problematiek rondom hoogbegaafde kinderen voorgoed uit te bannen.

Winstpunten zitten hierin dus zowel aan de kant van het ministerie van VWS als aan de kant van het ministerie van OCW. We vragen om de samenwerking tussen de twee ministeries te intensiveren en op die manier bij te dragen aan het daadwerkelijk optimaliseren van de kindontwikkeling – met brede opbrengsten voor (alle inwoners van) Nederland, het mogelijk maken van Passend Onderwijs – het speerpunt van het onderwijsbeleid en een correct invulling van het volksgezondheidsbeleid – met vermindering van onnodige kosten.

De belangen zijn groot, niet alleen voor de kinderen zelf maar ook voor Nederland in zijn geheel. Juist hoogbegaafde kinderen zijn degenen die de problemen van nu kunnen oplossen, die oog hebben voor welke richtingen we kunnen kiezen en die antwoorden kunnen geven over vraagstukken met betrekking tot de toekomst en problemen die we mogelijk in de toekomst krijgen. Zij kunnen Nederland naar de top van de kenniseconomie en de wereldeconomie brengen. Innovatief zijn. Banen gaan creëren. Het bedrijfsleven zit hier smachtend op te wachten.

Verdere aanbevelingen:
• Onderzoek naar de groep P90 kinderen om meer informatie te krijgen over
ontwikkelingsvoorsprong is noodzakelijk. Alleen als we weten wanneer er sprake
is van een voorsprong en wanneer we zicht krijgen wat de werkelijke signaleren
van een voorsprong zijn, wordt signaleren ook werkelijk signaleren.
• Vroegsignalering, specifieke kennis over de verschillende vormen van
begaafdheid en de onderwijsbehoeften van deze kinderen moeten vast onderdeel
worden van de lerarenopleidingen.
• Inventarisatie van mogelijkheden tot vroegsignalering op de kinderopvang en
peuterspeelzaal is noodzakelijk gevolgd door scholing van de pedagogisch
medewerkers.

Dorien Kok                        &       Lilian van der Poel

contact@I-CARUS.info              info@XL-leren.com

035-887 0567                              06-18 53 27 75

Onderwijs uitgelegd: Doortoetsen

DoortoetsenAls een ouder of school denkt dat een leerling een ontwikkelingsvoorsprong of hiaten (het ontbreken van kennis) heeft of als hoogbegaafd is gezien moet een school deze leerling gaan ‘doortoetsen’. Ook als de leerling verder is dan de geboden leerstof of als uit de DLE scores blijkt dat een kind voorloopt.

Wat betekent doortoetsen voor een leerling met een leervoorsprong?

Doortoetsen: wat is dat?
Bij doortoetsen verzamel je informatie over een individuele leerling zodat je kunt zien wat het startpunt is voor je onderwijsaanbod. Het geeft een duidelijk beeld waar een leerling didactisch (onderwijstechnisch) staat in de ontwikkeling, iets wat een IQ test niet doet. Het kan – als de leerling niet onderpresteert en het doortoetsen goed wordt gedaan – duidelijkheid geven en voorkomt discussie intern of tussen school en ouders. Het vormt een aantoonbare basis om beslissingen te nemen voor een leerling. Het duidt ook of de leerling op slechts één vlak voorloopt of op meerdere vlakken, of het meer kan of op juist de tenen loopt. Het resultaat geeft geen inzicht in wat deze leerlingen niet kunnen.

Het is ook een hulpmiddel bij de keuze om wel of niet te versnellen – tussentijds doorstromen naar het volgende leerjaar. Doortoetsen is niet een eenmalige gebeurtenis, maar een proces van herhaling. Het is natuurlijk erg belangrijk dat school en de leerkracht iets kan met de resultaten. Als dit niet zo is, is hulp van buitenaf een must.

Wie doortoetsen
Niet alleen leerling waarvan de leervoorsprong zichtbaar is toets je door. Het doortoetsen kan ook andere vraagtekens over een leerling helder maken, bijvoorbeeld bij leerlingen die zich anders gedragen dan verwacht. Heeft een leerling zich misschien aangepast aan school (onderpresteren). Leerlingen die geen belangstelling tonen voor het huidige onderwijsaanbod, ongepast gedrag laten zien of gedemotiveerd zijn en daardoor niet gezien worden als ‘snelle snapper’ moeten ook doorgetoetst worden.

We hebben het hier ook over kleuters.

Het doortoetsen
Voor de start van het doortoetsen moet er eerst een onderzoeksdoel vast worden gesteld: niveaubepaling, mogelijk versnellen, hiaten opsporen of een andere reden.

Het afnemen van de toetsen vanuit het leerlingvolgsysteem (LVS) is specialistenwerk. Gedrag als aanpassen, faalangst en onderpresteren moet gesignaleerd worden. Dit kan immers de uitslag beïnvloeden. Ook wie de toetsen afneemt kan van grote invloed zijn. Per schooljaar zijn er 2 toetsen per vaardigheid (het lezen, hoofdrekenen, spellen, rekenen/wiskunde en begrijpend lezen) beschikbaar. Bijna alle toetsen worden in januari en juni afgenomen. Startpunt is de kalendertechnisch eerstvolgende leerstofafhankelijke toets, waarvan de leerstof nog niet is behandeld in de klas of met de leerling. Tempotoetsen zijn geen onderdeel van het doortoetsen.

Het gaat er niet om dat de leerling de toets foutloos maakt. Je kijkt alleen naar de totaalscore. Als de leerling een score A, B, of C haalt pak je er de eerstvolgende toets bij en neem je die ook af. Fouten worden geanalyseerd en geïnterpreteerd. Bij onverwachte uitval ga je nog verder met doortoetsen.

Groep 8 niveau
Er zijn geen verdere toetsen meer die aansluiten bij het niveau van de leerling als deze de lesstof van groep 8 vóór groep 8 (ruim) beheerst. Doortoetsen kan dus niet. Het is dan raadzaam om, bijvoorbeeld één keer per jaar, een toets af te nemen om vast te stellen of de lesstof bij de leerling beklijft en er geen terugval plaatsvindt. Dan moet zeker de lesstof aangepast worden.

Lesaanpak
Iets wat een leerling beheerst hoeft hij niet meer te leren. De foutenanalyse geeft aan wat een leerling nog niet beheerst. Je kijkt naar mogelijke hiaten of dat het gehele hoofdstuk nog niet beheerst wordt. Is er sprake van hiaten of wordt het hoofdstuk nog niet volledig beheerst dan wordt hier instructie en oefening op gezet, waarbij de mate van benodigde oefening lager zal zijn dan bij andere leerlingen. Ook het aantal leerstappen zal mogelijk minder zijn.

Aandachtspunt is dat deze leerling de rest van diens schoolcarrière waarschijnlijk geen 10 onderwijsmaanden nodig heeft voor een schooljaar, mogelijk beheerst het de leerstof zelfs in de helft van de tijd. Iets wat dus ook meteen gestart moet worden is het compacten (indikken leerstof) en verrijken (leerstof die tegemoet komt aan de specifieke leerlingbehoeften). Dit moet serieuze leerstof zijn, zodat deze leerlingen echt iets te doen heeft wat zoden aan de dijk zet. Het is niet de bedoeling dat de leerlingen maar een beetje bezig gehouden worden.

Versnellen
Soms is de voorsprong zo groot dat nadenken over versnellen verstandig is. Hierbij speelt niet alleen het doortoetsresultaat een rol, maar ook zullen ouders en school rekening moeten houden met factoren als welbevinden, aansluiting, persoonlijke omstandigheden enz. Observatie maar ook heldere communicatie tussen school en ouders spelen hierbij een belangrijke rol. Indien nodig is het verstandig hier een derde partij bij te betrekken, zoals een HB-specialist.

De Versnellingswenselijksheidslijst van het CBO in Nijmegen kan een tool zijn bij de besluitvorming hierover.

Lees ook:

Onderwijs uitgelegd: DL en DLE, wat kun je daar als ouder mee.

Onderwijs onderzocht: Versnellen, ja of nee.

Dorien Kok

Wachtkamerkind

Wachtkamer

En dan is je verjaardag voorbij, je bent nu 4 geworden. Eindelijk, na zo lang wachten, mag je naar school. Nu mag je echt gaan leren. Je kan al lezen, rekenen en schrijven en hebt er echt zin in.

Je vraagt op de eerste dag aan de juf: “Krijg ik hier ook les in Spaans?” Juf zegt: “Nee, alleen het ABC.” Je eerste teleurstelling: die komt hard binnen. Je kent de letters immers al lang. Je wilt dingen leren die je nog niet weet.

Dit is niet het verhaal van één kind. Er zijn veel meer kinderen, die de kleuterschool binnen komen en eigenlijk meteen al op groep 3 niveau functioneren. Helaas moeten zij gewoon aan het begin van het onderwijspad beginnen. Ze lopen 2, 3 of soms wel 4 jaar voor op leeftijdsgenoten.

In de praktijk betekent dit, dat het kind ‘in de wachtkamer’ gezet wordt. Zo zit hij (of zij) daar iedere dag opnieuw – hopend dat hij gezien zal worden, aan de beurt zal komen en men snapt wat hij kan en weet en wat hij dus nodig heeft. Wachtend tot er leerstof langskomt die hij nodig heeft om zich verder te kunnen ontwikkelen. Hopend dat ook hij nieuwe dingen mag leren, onderzoeken, sponsen – eigenlijk gewoon groeien – zoals hij tot nu toe thuis gewend was. Gewoon zijn eigen ontwikkelingslijn volgen.

We hebben het niet alleen over kinderen zoals deze, die hier als voorbeeld wordt genoemd: leergierig en tot nu toe succesvol in zijn ontwikkeling. Bij hem zijn de kenmerken zodanig dat er mogelijk direct een ontwikkelingsvoorsprong in herkend kan worden, als men er in investeert en er de kennis en tools voor heeft. We hebben het ook over kinderen die niet direct zichtbaar zijn: verlegen meisjes, stuiterballen, explosieve kinderen, drop-outs, kinderen met grote faalangst of met een scheve ontwikkeling.

Veel van deze kinderen blijven hun hele schoolse leven in de wachtkamer zitten. Dat in de wachtkamer zitten, houdt namelijk vaak niet op als ze naar groep 3 gaan. Dit los van het feit dat, als ze wel gezien worden, ze vaak nog niet krijgen wat ze nodig hebben om zich te kunnen blijven ontwikkelen. De vraag is wat dit voor het kind betekent?

Het antwoord: schade. Niet gezien worden als kind, niet aangesproken worden op de manier, die bij jou past, niet dat leeraanbod krijgen dat je nodig hebt en jou laat groeien. Het ontbreken van een stimulerende omgeving, die een kind uitdaagt. Dat doet wat met een kind: het beschadigt het kind. Het kind wordt geremd in zijn ontwikkeling en leert niet de vaardigheden, die het later nodig heeft.

Daar komt bij dat de signalen, die een beschadigd kind afgeeft verkeerd gelezen (kunnen) worden. Het kind verhuist hierdoor opnieuw naar een wachtkamer. Deze keer naar die van de jeugdgezondheidszorg, de huisarts, de psycholoog, het ziekenhuis – noem maar op – waar ze hem helemaal niet kunnen helpen. In het ergste geval verdwijnen kinderen zelfs helemaal uit het onderwijssysteem en komen ze thuis te zitten.

Hoe los je dit nu op? Voorkomen is beter dan genezen. Als je weet dat een kind bij aanvang van zijn schoolcarrière een ontwikkelingsvoorsprong heeft, kun je meteen inspelen op de onderwijsbehoefte van het kind. Het is dus van groot belang dat we dit gaan signaleren, voordat een kind naar school gaat. Aandacht voor vroegsignalering, zodat je als juf of meester op de eerste schooldag meteen handvatten hebt om het kind te zien en het daardoor meteen passend onderwijs kunt geven.

Dorien Kok

Mijn blog

In mijn blog vertel ik over oa onderwijs, hoogbegaafdheid, ADHD, ADD, autisme, dyslexie, beelddenken, fixatie disparatie, Leonardo en ander (voltijds) HB onderwijs en Ik leer anders. Soms incidenteel ook over een ander onderwerpen.

Hoe vind ik een blog?

– Voor alle blogberichten: scroll naar beneden

– Voor een specifieke blog: selecteer een titel in onderstaande lijst.

– Klik rechtsboven op Categorie en maak een keuze naar onderwerp.

– Vul rechtsboven bij Zoeken een zoekterm in zoals titel of onderwerp.

De nieuwste blogs staan bovenaan.

Veel leesplezier.

Dorien Kok

Via de tab Meer… komt u op mijn andere websites. 

Vragen aan de staatssecretaris oktober 2015

‘Scholen schenken deze week extra aandacht aan pesten’ september 2015

Onderwijs onderzocht: meerkeuzeopgaven van de Cito september 2015

Oproep i.v.m. onderzoek naar hoogbegaafdheid en pesten september 2015

Als je er niet uit komt met school. september 2015

Thuiszitters, ruim 5 jaar later. september 2015

Passend onderwijs = Geen kind tussen wal en schip! september 2015

Waarom het zo belangrijk is om baby’s regelmatig op hun buik te leggen maart 2015

Anders zijn november 2014

IQ testen: Rakit-2 november 2014

Een cocon om je kind houden. november 2014

Met borstvoeding geen beugelbekkie… september 2014

Logopedie en hoogbegaafdheid april 2014

Onderwijs uitgelegd: doortoetsen februari 2014

Wachtkamerkind februari 2014

Onderwijs in terra incognita: over thuisonderwijs en hoogbegaafdheid  Herblogd van Sytze Steenstra Blog januari 2013

Onderwijs onderzocht: Versnellen, ja of nee december 2013

Vol hoofd december 2013

Onderwijs onderzocht: meer motivatie vanuit werken in groepjes oktober 2013

Uw brein is een regenwoud oktober 2013

Mogen peuters nog peuteren en kleuters nog kleuteren september 2013

Kleuters en Cito september 2013

Leerproblemen september 2013

Verschil in snelheid van informatieverwerking tussen tienerjongens en -meisjes. september 2013

Oproep ouders en scholen voor het vervolgonderzoek dyslexie en hoogbegaafdheid door Universiteit Utrecht  juli 2013

Onderzoeksrapport: ‘Slimme leerlingen krijgen extra stof, maar geen extra aandacht’ maart 2013

Oproep: ‘Hoogbegaafd en beelddenken’ Onderzoek naar de visueel-ruimtelijke en verbale informatieverwerking bij hoogbegaafde kinderen. maart 2013

“Waar een klein land groot in moet worden” maart 2013

De littekens die pesten achterlaat.  maart 2013

Ontwikkelingsstoornissen juist diagnosticeren: kijk ook in het brein februari 2013

Wie schrijft die blijft. februari 2013

Echt excellente scholen februari 2013

We are the people we’ve been waiting for december 2012

Een vol hoofd – balans tussen denken, voelen en doen november 2012

Onderzoek: We feel, therefore we learn november 2012

Nieuw onderzoek naar excellentie op scholen oktober 2012

Pavlov: Dolores Leeuwin over intelligentie oktober 2012

HB en dyslexie onderzoek Universiteit Utrecht oktober 2012

Onderzoek: hoe aanstaande leerkrachten kunnen worden opgeleid voor onderwijs aan hoogbegaafde kinderen september 2012

Werken met picto’s, thuis en op school september 2012

Zeilen voor passend onderwijs voor thuiszitters augustus 2012

Verkiezingen 2012: de politiek en passend onderwijs voor hoogbegaafde kinderen augustus 2012

Born tot learn juni 2012

Onderwijs uitgelegd: DL en DLE, wat kun je daar als ouder mee februari 2012

Linker vs rechter hersenhelft  januari 2012

Over nieuwe richtlijnen AD(H)D juni 2011

Er is geen weg terug naar passend onderwijs maart 2011

Wat is nou eigenlijk beelddenken februari 2011

Onderzoek hoogbegaafdheid februari 2011

Antwoorden van de Minister van Onderwijs januari 2011

‘Onderwijs hoogbegaafde kinderen onder druk’ december 2010

Een lief meisje juli 2010

School hoogbegaafde kinderen in nood juni 2010

Van H naar Beter juni 2010

Je kind als tegenstander juni 2010

Nederlandse talenten: wel de start, maar niet de finish juni 2010

PVDA: ‘hoogbegaafde kinderen kosten klauwen vol geld’ juni 2010

Het meisje met de vleugels juni 2010

Het verhaal van Imme Kors mei 2010

Rondom labelkinderen mei 2010

Dag van de Hoogbegaafdheid mei 2010

Effecten créche bezoek mei 2010

Bart Simpson actie van een hoogbegaafd kind mei 2010

Oproep voor leerkrachten, IB-ers en schooldirecteuren basisonderwijs mei 2010

Is thuisonderwijs in strijd met het belang van het kind? mei 2010

Reken even mee april 2010

Een verraderlijke kloof? april 2010

Slaap kindje slaap april 2010

Laat dat kind toch spelen april 2010

De vroege lezer april 2010

Hyperactiviteit april 2010 – video

Petitie Passend onderwijs voor hoogbegaafde kinderen april 2010

Spijbelaar april 2010

Sociaal-emotioneel achter? maart 2010

Sta open voor de kind maart 2010

Dag van de Leerplicht maart 2010

How can you encourage a child maart 2010 – video

Waarom speciaal onderwijs voor hoogbegaafde kinderen maart 2010

Gewoon geen dyslexie! maart 2010

Vluchten of aanvallen maart 2010

Het gevaar van de nieuwe DSM: V maart 2010

Het sprookje van Ritalin en het placebo effect maart 2010

Zet het onderwijs op je agenda! maart 2010

Onderzoek thuiszitters – Hogeschool Utrecht maart 2010

Feest! maart 2010

Onderzoek sociaal-emotionele ontwikkeling van hoogbegaafde kinderen februari 2010

Hoogbegaafde thuiszitters februari 2010

Een lief meisje

Een lief, maar ook pittig meisje gaat met 4 jaar naar school. Ze kan dan al lekker lezen en schrijven, wat door de ouders wordt aangegeven bij de start. Helaas wordt hier niet op ingespeeld. School geeft na enige tijd aan dat ze onoplettend is. Ze kan de aandacht er maar niet bij houden. Wat is er aan de hand. School vindt dit steeds problematischer worden, geeft aan dat er naar gekeken moet worden.

Uiteindelijk valt er een woord: ADD.

Onderzoek bevestigd dat het meisje inderdaad onoplettend is op school. Thuis is ze er ook niet altijd bij met haar hoofd, ze is erg “stoffig”. Conclusie: ADD oftewel een aandachtstekort stoornis, medicatie is mogelijk. Ouders willen het beste voor hun kind en stemmen hier in toe.

In de jaren hierna gaat het steeds slechter met dit meisje. De diagnose wordt aangevuld met PDD-nos (autisme) en ODD (oppositioneel opstandig gedrag), de medicatie wordt verhoogd. Ze lijkt steeds meer problemen te krijgen met de wereld om haar heen en wordt verbaal en lichamelijk agressief.

In haar jaren op het voortgezet onderwijs trekken de ouders het niet meer. Er wordt een paar maal gesproken over uit huis plaatsing. Het meisje wil dit niet en wordt angstig van de gedachte hieraan. Het hele gezinsleven draait om de dochter, de andere kinderen hebben er knap onder te lijden. Ook onder de agressie van hun zus.

Als het meisje 16 is gebeurt er wat. Ze stopt met haar medicijnen. Ze wil die niet meer.

En dan gebeurt er iets vreemds: de agressie verdwijnt. De wolk aan mist om haar hoofd is weg, zoals ze het zelf zegt. Was er dan toch iets anders aan de hand? Ja, de ouders waren in de val getrapt die er rond hoogbegaafdheid ligt. Gecombineerd met problemen ten aanzien van prikkelverwerking (sensorische integratie), wat vaker bij hoogbegaafde kinderen voor komt.

Als een kind hoogbegaafd is, maar niet dat op school krijgt wat het nodig heeft, daarbij ook niet aangeboden op de manier waarop het denkt en leert, dan kunnen er gedragsproblemen ontstaan. Bij jongens lijkt dit vaak op ADHD, bij meisjes vaker op autisme. Omgekeerd of beide komt ook voor.

In de praktijk betekent deze diagnosestelling dat de oorzaak van de gedragsproblematiek in het kind gelegd wordt. Vaak na aangeven van school. Het is voor school logischer om de oorzaak van gedragsproblemen in het kind te leggen. Dat het aan de school (omgeving) kan liggen, dat kwartje valt meestal niet.

Dat doen leerkrachten niet expres. Gebrek aan expertise op dit gebied, bij zichzelf, in de school, bovenschools, de leerkrachtenopleidingen, maar ook bij de Expertise Centra, kan ook bijna niet leiden tot een andere conclusie dan dat het aan het kind moet liggen.

Ouders gaan vaak mee in dit verhaal omdat ze niet beter weten, alhoewel er nu meer informatie is over hoogbegaafdheid dan zo’n 10 jaar geleden. Zij zijn immers niet de experts. Als mijn kind maar geholpen wordt. Met een diagnose is er tenminste kans op een ‘rugzak’ en dus op hulp. Wat zij en ook school zich niet realiseren dat de hulp gebaseerd is op problematiek IN het kind, terwijl de oorzaak vaak ook BUITEN het kind ligt. De hulp zal dan ook niet aanslaan en verergering van de gedragsproblemen kan het gevolg zijn.

Voor de toekomst kan en moet dit anders:

  • De medische en school experts moeten zich beter realiseren dat gedragsproblematiek ook voort kan komen uit de omgeving.
  • Autisme en ADHD experts moeten zich gaan bijscholen op het gebied van hoogbegaafdheid of er experts bij halen op dit gebied. Hoogbegaafdheid is namelijk net zo’n expertise als autisme en ADHD.
  • Men moet zich realiseren dat het onderzoek breder moet. Als ouders, vaak op aandringen van school, bij gedragsproblemen van hun kind een autisme/ADHD centrum binnen lopen dan is het niet goed dat er alleen uitgangen zijn die leiden tot de conclusie autisme en/of ADHD.
  • Leraren opleidingen moeten een inhaalslag maken op het gebied van het onderwijzen van toekomstige onderwijzers op het gebied van hoogbegaafdheid. Het basisniveau van waaruit iemand onderwijzer kan worden moet worden opgeschaald naar VWO niveau.
  • Scholen moeten investeren in bijscholing en Plusklassen. Daar moeten ze experts voor in huis halen.

De juiste route voor het kind is eerst begaafdheidsonderzoek te laten doen door een begaafdheidsspecialist. Dan bij geconstateerde hoogbegaafdheid het onderwijs passend maken, al is daar een schoolwissel voor nodig. Mochten er na het aanbieden van continue passend onderwijs nog steeds gedragsproblemen zijn dan kunnen er ook nog andere oorzaken zijn, zoals sensorische integratie problematiek (prikkelverwerking), executieve functies die extra aandacht behoeven, voeding etc.  De psychiatrie is dus niet een standaard startpunt.

Dorien Kok

Een overzicht van alle blog berichten is hier te vinden.

School hoogbegaafde kinderen in nood

Afgelopen donderdag was er in de uitzending van Hart van Nederland bij SBS 6 een reportage te zien over de Leonardo school Eemland in Amersfoort.
Aan het woord kwamen Csilla en haar zoon Attila, Marjon en haar zoon Tico en Paul Kuipers, de directeur van de school.

Op de Leonardo school in Amersfoort wordt sinds maart dit jaar fulltime passend onderwijs gegeven aan hoogbegaafde kinderen. De vol enthousiasme gestarte school is een groot succes. Waar er voor de start bij deze kinderen sprake was van boosheid, gefrustreerdheid en probleemgedrag in verband met school, hebben we het nu over compleet andere kinderen: kinderen die blij zijn met de uitdaging en extra vakken die ze op school krijgen. Kinderen die vrolijk thuis komen. Binnen 2 weken na de start in januari, lees hier over het openingsfeest, gaven ouders op een bijeenkomst aan dat ze eindelijk gelukkige kinderen hebben die goed in hun vel zitten.

Moeilijk te begrijpen is dan het nieuws dat het financiële plaatje niet dekkend te krijgen is. De geplande uitbreiding van 2 naar 3 groepen gaan niet door, ondanks dat vele nieuwe ouders met hun kinderen in de startblokken klaar staan.

Om Leonardo scholen financieel op weg te helpen wonen deze bij gewone scholen in.
Dit geeft de garantie op de reguliere overheidsbijdrage voor de leerlingen. Leonardo onderwijs is, omdat het speciaal onderwijs, echter duurder dan het reguliere onderwijs.

Er moet dus geld bij, net zoals bij speciaal onderwijs aan de minderbegaafde kinderen – het spiegelbeeld van Leonardo onderwijs, voor wie dit standaard is geregeld. De overheid heeft tot nu echter niet de aparte status van Leonardo onderwijs erkent.

Hoogbegaafdheid is volgens de overheid een kans, helaas ziet de praktijk dit anders: 50 tot 80% van de hoogbegaafde kinderen is niet gelukkig op de huidige school, met soms vergaande gevolgen. Daarbij rondt maar 16% van deze kinderen een universitaire studie succesvol af. Dat betekent dat 84% afhaakt!

We moeten dus af van idee dat hoogbegaafdheid een luxeprobleem is. Met de woorden van Paul Kuipers: “Dit zijn ernstige zorgkinderen, ze hebben aparte begeleiding nodig.”

In Zoetermeer is de situatie net zo ernstig als in Amersfoort: schoolbestuur Unicoz geeft aan dat er een duidelijk draagvlak is voor het Leonardo onderwijs. Echter geen geld. Deze onderwijsvorm blijft voorlopig op de Floriant bestaan, er worden alleen geen nieuwe leerlingen aangenomen.

Ouders van de Leonardo in Zoetermeer hebben zich via een Stichting verenigd om een halt toe te roepen aan het buiten de boot vallen van hoogbegaafde kinderen.

Zowel zij, hun kinderen en de leerkrachten zijn zeer tevreden over het Leonardo onderwijs op de Floriant. Iedereen gaat dagelijks met veel plezier naar school.

Leonardo ouders uit heel Nederland hebben samen de landelijke politieke situatie van hoogbegaafde kinderen geïnventariseerd. Via vooral de VVD en GroenLinks liggen er begrip en goede voornemens op tafel. Echter, de Leonardo scholen kunnen niet eindeloos wachten tot de politiek er een keer aan toe is om aan deze groep kinderen te denken. De houding van de PVDA ten aanzien van deze kinderen biedt daarbij ook weinig hoop.

In Huizen, waar de Leonardo school in augustus start, heeft de lokale politiek het wel begrepen. De plaatselijke wethouder van onderwijs, Liesbet Tijhaar, geeft duidelijk aan dat er sprake is van een achterstand in de onderwijs onderwikkeling voor deze kinderen. De Gemeente heeft al een geldelijke toezegging gedaan om die achterstand weg te werken. Dit bedrag is niet kostendekkend, maar biedt wel hoop voor Huizen.

Nu nog hoop voor de andere Leonardo scholen.

Bekijk de uitzending hier:

Dorien Kok

Een overzicht van alle blog berichten is hier te vinden.

Nederlandse talenten: wel de start, maar niet de finish.

Om in het hoger onderwijs terecht te komen moet je eerst langs start: de basisschool. Daarna het Voortgezet Onderwijs.

Uit onderzoek is gebleken dat maar 16% van de Nederlandse talenten de finish haalt, oftewel een universitaire opleiding succesvol afsluit.
De rest haakt vroegtijdig af, in verband met ons huidige onderwijssysteem, dat niet gericht is op onderwijs aan getalenteerde en hoogbegaafde kinderen.

Dat er een link ligt met het huidige onderwijssysteem is denk ik wel bewezen door onderzoeken voor het basisonderwijs zoals van het AOB – 80% van de leerkrachten herkent een hoogbegaafd kind niet en een zelfde aantal leerkrachten weet niet wat het hoogbegaafde kind nodig heeft (2008)- en het recente gepubliceerde onderzoek van CNV Onderwijs over labelkinderen.

Het logisch gevolg van dat de overheid geen passend onderwijs biedt aan hoogbegaafden in Nederland is het ontstaan van de Leonardo scholen, voor basis onderwijs en voortgezet onderwijs (VO). Deze scholen bieden het spiegelbeeld aan onderwijs dat gegeven wordt aan kinderen die minderbegaafd zijn, oftewel het speciaal onderwijs.

Het gaat niet alleen om de technische mogelijkheden. Waar het ook om gaat is de inhoud, die er voor moet zorgen dat de student de VO opleiding zo passend ervaart dat hij of zij niet afglijdt van het VWO naar misschien wel de VMBO. Dat deze niet afhaakt omdat de manier van lesgeven niet hoort bij de manier van leren. Dat de studie een uitdaging is en de student niet 50% van de tijd niets te doen heeft, niet gemotiveerd en gestimuleerd wordt.

Er is sprake van groei op dit gebied, zoals door de Leonardo Colleges en de geplande 24 begaafdheidsprofiel scholen van de overheid zelf.

Deze andere manier van denken en doen voor getalenteerde leerlingen moet toch ook in het reguliere onderwijs opgepakt kunnen worden? We kunnen immers niet met zijn allen naar de Leonardo Colleges en de begaafdheidsprofiel scholen. Ze zijn ook niet overal voorhanden. Daarbij heeft elke Leonardo school een vast financieel tekort omdat passend onderwijs gewoon duurder is. Nu zijn het vaak de ouders die geld moeten regelen, via sponsoring of uit eigen portemonnee.

Op papier hebben we 4 onderwijsmodellen voor getalenteerde kinderen in het reguliere Voortgezet onderwijs: compacten en verrijken, individuele leerstoflijnen, VWO Plus programma’s en het Draaideurenmodel. In de praktijk hebben we een duidelijk gemis aan expertise, wil en inzet. Dit is echt specialistenwerk, daar moet je in investeren.

Leuke voorbeelden? Afdelingsleiders voor de brugklas die zeggen dat je met een IQ van 129 niet hoogbegaafd bent en daarom geen onderwijsaanpassingen nodig hebt en niet naar het VWO+ kan. Of een school die stopt met begaafdheidsprofiel school zijn omdat de leerkrachten geen zin hebben in extra’s voor leerlingen die er naar hun mening toch wel vanzelf komen, ze hebben toch talent? Oftewel: mensen die specialistisch werk moeten doen, maar absoluut geen specialist zijn op dit gebied.

Kijk daarom ook eens naar de onderwijspraktijk in de klassen, waar de werkelijke invulling van het stimuleren van talenten plaatsvindt. En kijk eens naar de vorming, oftewel de opleiding van de leerkrachten. Zij bepalen immers de praktijk.

Misschien kan voormalig landbouwminister Cees Veerman dit oppikken, nu hij is klaar is met de Commissie Toekomstbestendig Hoger Onderwijs Stelsel.

Dorien Kok

Een overzicht van alle bog berichten is hier te vinden.