Tagarchief: Onderwijs uitgelegd

Onderwijs uitgelegd: huiswerk

HuiswerkIn de meeste landen iets heel normaals, thuis huiswerk maken. Gemiddeld werk een Europees kind 4,8 uur per week thuis aan schoolwerk. In Nederland begint dat vaak in de bovenbouw* van de basisschool, met het leren gebruiken van je agenda. Op de ene school wordt dit serieuzer opgepakt – als voorbereiding op het voortgezet onderwijs, dan op de andere school.

De meeste leerlingen worden niet blij als je het over huiswerk hebt. Toch is huiswerk maken erg belangrijk. De vraag is echter of dit thuis moet gebeuren of op school.

Doel
Wat is het doel van het opgegeven huiswerk
– herhalen en oefenen;
– voorbereiden;
– inzicht geven of verdiepen;
– toepassen op andere situaties, implementeren;
– extra stimulans;
– ondersteuning bij achterstand of lager leertempo.

Er zijn enkele randvoorwaarden, die bepalen in hoeverre thuis-huiswerk  een positief effect heeft en de opbrengsten op maat zijn. Dat er aan deze randvoorwaarden wordt voldaan kan bepalend zijn voor de kansen die een kind heeft op een optimale onderwijsontwikkeling en op diens verdere (werk)leven. Die randvoorwaarden wil ik hier bespreken.

Het thuisfront
Globaal gezien hebben kinderen van ouders die hoger opgeleid zijn betere scores en een hogere onderwijsopbrengst. Hun kinderen blijken ook meer uren te maken ten aanzien van huiswerk. Ook de opvoeding speelt hierin een rol: wordt het kind bewust gestimuleerd en ondersteund. Is men thuis bewust bezig met de ontwikkeling van het taal- en denkniveau van het kind.

De verschillen hierin per gezin kunnen erg groot zijn: kunnen ouders wel stimuleren en ondersteunen – of kan dit bijv. door hun werk-, sociale- , culturele- of financiële situatie niet.

Het bestaan van voorschoolse- en vroegschoolse educatie is hier mede op gebaseerd.

Leeromgeving
In Nederland werkt een 15-jarig kind gemiddeld 5,8 uur per week thuis aan huiswerk. Is er genoeg tijd voor het kind om thuis huiswerk te maken. Zijn er tijdbeperkende factoren als werk, mantelzorg, sport of sociale verplichtingen. In hoeverre is er sprake van verstoorde leertijd door de invloed van social media, internet of vrienden.
Heeft het kind een rustige werkplek, waar het zich goed kan concentreren – zonder afgeleid te worden door rondhuppelende kleutertjes, ‘plingende’ telefoons of pratende mensen.
Heeft het kind de beschikking over de juiste materialen, van schrift om in te schrijven, rekenmachine tot laptop of computer met internetaansluiting.
Is er iemand die zegt: ‘neem even een pauze’, helpt bij het plannen of waar even mee gespard kan worden. Die uitleg wil geven als je een vraag niet snapt.
Kan het kind makkelijk zien wat zijn of haar huiswerk is. Zeker als het niet is opgeschreven.
Biedt school een alternatief als thuis niet geschikt is als leerplek.

Huiswerkvoorwaarden voor school
Wat is het doel. Is er voldoende zicht op wat werkt voor het kind. Is men er zich van bewust dat vaardigheden als plannen, systematisch werken en om kunnen gaan met tijd zich pas op volwassen leeftijd ontwikkelen. Heeft het kind genoeg leertechnieken onder de knie om leerstof op meerdere manieren te benaderen. Heeft het kind afdoende geleerd om te leren, hoe lang te leren. Meerdere keren kort leren levert immers meer op dan lang blokken op het zelfde huiswerk. Wat is de maximale leertijd van een kind, gebonden aan leeftijd en of het een langzame of snelle leerling is. Biedt school regelmaat in het huiswerk aan, wat een positief effect heeft op hoe lang een kind huiswerk maakt. Wordt er gecontroleerd of het huiswerk thuis gemaakt is en geeft men er een follow-up aan. In welke klas begin je met huiswerk – misschien is het slim om al te wennen aan ‘huiswerk’ in groep 3 (max. 10 minuten per keer) in plaats van in de bovenbouw. Is een school zich bewust van de eerder genoemde randvoorwaarden rond het thuisfront en de leeromgeving. Dit zijn vragen die een school zich moet stellen voordat ze beginnen aan het geven van huiswerk voor thuis.

Bewustzijn bij school
In hoeverre is de school per kind van bovenstaande persoonlijke factoren op de hoogte en kan men daar bij helpen. Leerlingen met een beperkt leervermogen of langzame leerlingen zijn daarbij meer gebaat bij huiswerk dan snelle en begaafde leerlingen. Mogelijk is de verwachting van potentiële ‘opbrengsten’ eigenlijk te laag of hoog door belemmerende factoren. Maatwerk is dus nodig. Heeft de hele klas daarbij hetzelfde nodig? Als een school zich hier niet van bewust is kan er een incorrect kindbeeld ontstaan, dat negatieve invloed heeft op diens toekomstige studie- en carrièrekeuzes.
In hoeverre legt school aan ouders en leerlingen uit wat werkt en wat niet. Wat school met het thuis-huiswerk wil bereiken. Waarin ze ouders en leerlingen kunnen helpen. Geeft school tools, informatie en wordt er gesproken over regels en afspraken. Vraagt school aan ouders en leerlingen om contact op te nemen als er (mogelijk) belemmerende factoren aanwezig zijn. Lijdt het kind en het gezinsleven niet onder de hoeveelheid schoolwerk.

Follow-up
De opbrengsten zijn groter als je er opbouwend commentaar op het gemaakte werk geeft, het bespreekt en cijfers geeft. Het zorgt er voor dat kinderen trouwer zijn in het maken van huiswerk. Geef je inzicht, remediëring, gebruik je een benadering die past bij de wereld van de kinderen van nu. Dit alles op die wijze dat een kind zelfvertrouwen opbouwt in het eigen leervermogen, in plaats van verliest.

Wordt er voor een kind aan die voorwaarden voldaan dan is thuis-huiswerk een optie.

Kortom: huiswerk is veel meer dan ‘pak allemaal je agenda’. Het is een kwestie van maatwerk per kind. Geef dus niet standaard huiswerk om het huiswerk geven, al helemaal niet aan elk kind hetzelfde. Onderzoek eerst per kind de randvoorwaarden.

In de media: ‘Spanje verklaart huiswerk de oorlog‘ AD -november 2016

*Aanvulling 4 december 2017 – Op een kwart van de basisscholen krijgen kinderen al in groep 3 of 4 huiswerk mee. Deskundigen noemen het onzin: “Huiswerk gaat boven de capaciteit van jonge kinderen.” RTLNieuws: Huiswerk in groep 3 of 4? Onzin, zeggen deskundigen.

Bron cijfers: OESO

Dorien Kok
http://I-CARUS.info

Onderwijs uitgelegd: DL en DLE, wat kun je daar als ouder mee.

DL DLE ?

Als ouder heb je op school een paar keer per jaar een 10 minuten gesprek over je kind.

Leraren gebruiken als basis voor het gesprek oa de uitkomsten van je kind naar bepaalde meetstandaarden. Deze worden bewaard in het LeerlingVolgSysteem (LVS of LOVS). Hierin staan de ontwikkelingswaarden van iedere kind op het gebied van oa. spelling, lezen, rekenen en motoriek.

Termen die ze kunnen noemen zijn DL en DLE.

DL en DLE, wat kun je daar mee?

DL staat voor didactische (onderwijs) leeftijd. De term DLE staat voor didactische leeftijdsequivalent. Equivalent betekent soortgelijk, gelijkwaardig.

Een uitleg hierover:

Een schooljaar heeft 10 maanden. Elke maand onderwijs in het schooljaar telt als een DL. De telling voor DL start in groep 3 bij 0. Bij de start van groep 4 is de standaard score 10 DL. Aan het eind van groep 8 is de DL standaard 60. Voor de DL begint het schooljaar in september en loopt het tot juli. Een jaar blijven zitten levert +10 DL op.

Een kind eind groep 5 die is blijven zitten in groep 3 heeft een DL van 30 + 10 = 40 bij de start van groep 6.

Een kind in groep 6,  eind maart heeft een DL van 10 + 10 + 10 + 7 = 37.

Als je kind voorloopt op de lesstof of juist achter is het DL niveau respectievelijk hoger of lager. Die score noemen we DLE.

Als de DL 25 is (midden schooljaar 5) kan het dus zijn dat je kind bijvoorbeeld DLE een score heeft van 21 (4 onderwijsmaanden achterstand) of 29 (4 onderwijsmaanden voorsprong)

Anders gezegd:

Als de DL en de DLE (bijna) even groot zijn is de leerling op niveau.

Als de DLE lager is dan de DL  dan heeft de leerling  een achterstand.

Als de DLE hoger is dan de DL dan heeft de leerling een voorsprong.

Per kind is de DLE score anders. De leerkracht kan de score van ieder kind met voorafgaande metingen vergelijken. Dit kan ook als vergelijkingsmiddel met de klas en het algemeen gemiddelde van de school gebruikt worden.

De metingen worden gedaan met behulp van toetsen, zoals de Cito en de Teije de Vos toetsen. De behaald score levert via een tabel een bepaalde DLE score op. De optelsom van de scores (cumulatief) worden zogezegd bewaard in het Leerlingvolgsysteem, zodat school altijd een goed beeld van het kind heeft.

Wat zijn nu de eigenschappen van DLE toetsen:

– Men kan uitkomsten van een kind  met de uitkomsten uit vorige periodes vergelijken en daardoor de groei of een beperking daarop signaleren.

– Doordat het een maandtelling is kan de toetsing op elk moment in het schooljaar gedaan worden.

– Het gemeten niveau kan de voorsprong of achterstand in maanden duiden.

– De toetsen hebben een stijgende graad in moeilijkheid.

– Doordat er al op laag niveau getoetst kan worden is er weinig kans op  frustratie bij het kind.

– De toetsen geven een beeld van wat een kind beheerst, niet wat hij/zij niet kan.

– Je kunt maandelijks testen indien nodig en ziet dus direct of er sprake is van groei.

– Het maakt voor de afname niet uit in welke groep het kind zit.

Het ideale gebruik is als de test in het bedoelde schooljaar wordt afgenomen, maar ook in jaar ervoor en het jaar erna.

Voor de berekening van de DLE wordt er gebruik gemaakt van normeringen. Voor deze normeringen bestaan landelijke afspraken.

De DL en DLE scores kunnen gebruikt worden om het leerrendement (onderwijsopbrengst) van de leerling te meten. De gebruikte formule daarvoor is

DLE : DL x 100% = % leerrendement.

Een uitkomst van 100% betekent dat het kind ‘op niveau’ is.

Voorbeeld:

1. DLE = 30 DL 25

30 : 25 x 100% = 120% -> voorsprong

2. DLE = 20 DL = 25

20 : 25 x 100% = 80% -> achterstand

Lees ook:

Onderwijs uitgelegd: Doortoetsen
Onderwijs onderzocht: Versnellen, ja of nee

Dorien Kok