Tagarchief: ministerie van Onderwijs

Herken hoogbegaafdheid vroegtijdig.

Opiniestuk in het Reformatorisch Dagblad van 22 december 2017.

Dorien Kok: “Er zijn veel misvattingen rond hoogbegaafdheid. Het is belangrijk dat een school een heldere visie heeft op hoogbegaafdheid en het vroegtijdig herkennen daarvan. Gedegen kennis is het beste medicijn tegen misvattingen en aannames over hoogbegaafdheid. Ik heb het niet over een beetje kennis. Dat is namelijk voer voor mythes over hoogbegaafdheid. En die zijn er al genoeg.”

Het volledige opiniestuk leest u hier: Herken hoogbegaafdheid vroegtijdig.

Arie Slob – minister van Onderwijs

Directeuren in het basis- en voortgezet onderwijs gaven minister Bussemaker en staatssecretaris Dekker van onderwijs een negatief eindoordeel. Bussemaker krijgt een 5,7 als rapportcijfer. Dekker scoort nog lager met een 4,6. (DUO, 2017)

Nu gaat Arie Slob het stokje voor PO en VO overnemen, samen met het thema media.

Arie Slob is de voormalige fractievoorzitter van de ChristenUnie. Hij begon zijn carrière als leerkracht maatschappijleer en geschiedenis in het VO. Hij staat bekend als een verbinder en schijnt erg constructief te zijn. Hij is zeer ervaren op het gebied van onderwijs.

Wat kunnen we verwachten:
– Er zal aandacht gevraagd worden voor meer mannen voor de klassen meer technisch VMBO (regeerakkoord/idee ChristenUnie)
– In het regeerakkoord: “Er komen specialisaties die zich richten op jongere en oudere (tot en met de onderbouw in het vmbo) kinderen en op vakgericht lesgeven in het beroepsonderwijs. Het beroep van onderwijzer wordt hierdoor aantrekkelijker, zowel voor mannen als voor vrouwen”
– Met een eigen motie zorgde Arie Slob ervoor dat de regering de effecten van het leenstelsel zouden gaan monitoren, hij voorspelde namelijk (terecht) dat negatieve effecten van het leenstelsel uit zouden komen – wat weer een negatief effect heeft op de toegankelijkheid van het hoger onderwijs.
– Arie Slob bepleitte dat ook op openbare scholen het scheppingsverhaal zou moeten worden onderwezen, om zo ruimte te geven voor het idee van meer dan één theorie over het begin van de aarde.
– Zoveel mogelijk kinderen naar school – thuisonderwijs dus alleen bij wijze van uitzondering. Dat was het uitgangspunt van Sander Dekker, ingegeven door angst voor religie en ouders die anders denken. Arie Slob zal hier ander mee om gaan dan Sander Dekker. De ChristenUnie wil graag de ruimte die er was voor thuisonderwijs behouden. Veel ouders geven dit volgens Arie Slob juist op een gewetensvolle manier. Strenger toezicht van de overheid is volgens hem niet nodig en zelfs onwenselijk.
– Arie Slob heeft zich verder ook verdiept in het thema vluchtelingen in het onderwijs: scholen moeten adequaat onderwijs kunnen bieden en daar ook het budget voor hebben.
– Arie Slob heeft al bijna 10 jaar geleden aangegeven dat er structurele aandacht, beleid en visie moet zijn voor hoogbegaafde kinderen. Elk kind dat een schoolgebouw binnenstapt moet de kans krijgen om uitgedaagd, gestimuleerd en gemotiveerd te blijven. Onderwijs moet maatwerk zijn. Scholen moeten in staat gesteld worden leerlingen die zorg te bieden die ze nodig hebben. “Niet alleen achterom moeten kijken, naar de achterblijvers, maar ook vooruit, naar degene die vooraan lopen of in ieder geval de potentie hebben dat te doen.”

Het verkiezingsprogramma van de ChristenUnie voor onderwijs: https://www.christenunie.nl/standpunt/onderwijs

Dorien Kok

De Werkelijke Staat van de Ouder in onderwijs.

Op woensdag 12 april 2017 verscheen ‘De Staat van de Ouder’. De ‘Staat van de Ouder’ is een nieuw onderdeel van ‘De Staat van het Onderwijs’, een rapport dat ieder jaar door de Inspectie van het Onderwijs wordt uitgegeven. Het optekenen van ouderverhalen is een initiatief van Ouders & Onderwijs, de ‘landelijke organisatie voor ouders met schoolgaande kinderen’.

In 2013 besloot staatssecretaris van Onderwijs Sander Dekker de subsidie voor bestaande  ouderorganisaties in te trekken. Er was voor hen ‘geen wettelijke taak’, redeneerde Dekker. Dit leverde in één keer een bezuiniging op van 2,9 miljoen euro. Sinds 2014 worden álle Nederlandse ouders bij het ministerie van Onderwijs vertegenwoordigd door deze landelijke organisatie Ouders & Onderwijs, die door het Ministerie wordt betaald.

De Staat van Ouders

De Staat van de Ouder geeft, zoals Ouders & Onderwijs aangeeft, ‘de ervaringen en meningen van ouders weer, het is hun perspectief, inclusief blinde vlekken en roze brillen’*

Ouders & Onderwijs: ‘In het basis- en voortgezet onderwijs samen zitten 2,5 miljoen kinderen. Als we voor het gemak uitgaan van een gemiddelde van twee kinderen per gezin, zijn er dus 2,5 miljoen ouders met kroost in het funderend onderwijs’ Ouders konden zich via een oproep melden voor het onderzoek.**

Ouders & en Onderwijs komt met de volgende conclusie over de uitkomsten: ‘Wel nu, alles overziend zijn de wensen van ouders niet overdreven groot. Een beetje ruimte voor eigen inbreng in het opnemen van vrije dagen. Iets meer informatie over de aanpak van pestgedrag. Wat meer bij de hand genomen worden bij de overgangen binnen en tussen scholen. Graag een tikje beter op de hoogte gehouden worden over de ontwikkeling van het eigen kind. En iets meer afstemming over de gewenste bijdragen aan de school. Het is niet moeilijk om hierin een rode draad te herkennen: ouders willen geïnformeerd, gehoord en bij de hand genomen worden. Ouders willen graag meer samenwerken.

Nou, prachtig deze uitkomsten. We kunnen als ouders met z’n allen met een gerust hart naar bed. Of…..?

Wie betaalt die bepaalt
Zoals eerder benoemd wordt de organisatie Ouders & Onderwijs betaald door het Ministerie van Onderwijs. Vragen beantwoorden, ouders bijstaan en het in contact brengen van partijen die elkaar kunnen versterken is de gestelde taak. Het ministerie ziet Ouders & Onderwijs als ‘landelijke gesprekspartner voor de politiek, het ministerie van Onderwijs, Cultuur & Wetenschap en uiteenlopende andere partijen in de onderwijssector.’ Ouders & Onderwijs is hiermee een prima oplossing voor het in opdracht van het ministerie verstrekken van feitelijk informatie over onderwijs.

Conclusie die je hier uit kunt trekken is dat Ouders & Onderwijs geen onafhankelijke ouderorganisatie is. Die zijn er wel in Nederland, al jaren. Meest bekend zijn de grote landelijke oudervereniging Balans en het onafhankelijke platform ‘Ouders Online’. Verder kent Nederland nog onder andere Mama Vita, Onderwijs Consumenten Organisatie, Ouderkracht voor ‘t kind en de werkgroep Thuiszitters Tellen.

Het verschil tussen deze organisaties en Ouders & Onderwijs is groot:

  • Ouders & Onderwijs is een stichting, ouders kunnen dus, in tegenstelling tot de andere ouderorganisaties, niet lid worden.***
  • Ouders & Onderwijs is financieel afhankelijkheid van het Ministerie. Met een té kritische houding richting het Ministerie zou deze organisatie zichzelf in de vingers snijden. Initiatief en doorzettingsvermogen op het gebied van ouderbelangen boor je hier dus mee in de grond. Ouders zijn immers dé spiegel als het gaat om falen van overheidsbeleid op het gebied van onderwijs…
  • De andere ouderorganisaties kenden al jaren voor het ontstaan van Ouders & Onderwijs een ouderhulpsysteem via het telefoonnummer 0800-5010, waar ouders naast feitelijke informatie ook terecht konden voor voor inhoudelijke vragen, bij onder andere  ervaringsdeskundigen, juristen en wetenschappers. Over bijvoorbeeld passend onderwijs of een specifieke kindsituatie. Die inhoudelijke expertise is eigenlijk komen te vervallen met het verplaatsen van het eigenaarschap van telefoonnummer 0800-5010 naar Ouders & Onderwijs.
  • Ouders & Onderwijs mag bepalen of het andere ouderorganisaties financieel steunt. Dit geeft een scheefte en beschadigd het reeds jaren bestaande systeem van  onafhankelijke ouderhulp.
  • De overheid bepaalt hiermee wie haar gesprekspartner is. Andere ouderorganisaties worden hiermee in grote mate buiten spel gezet. In hoeverre komen dus de inhoudelijke feiten uit de onderwijspraktijk bij de overheid terecht. Feiten kunnen hiermee dus heel makkelijk genegeerd worden.

De andere ouderorganisaties stellen vraagtekens bij het functioneren van Ouders & Onderwijs. Er loopt daarom vanuit meerdere ouderorganisaties een Wob-verzoek (verzoek tot openbaarmaking van bepaalde overheidsinformatie) richting Ouders & Onderwijs. Uitspraak van de rechter wordt verwacht op 12 oktober 2017 (update zie #).

Thema’s
‘Het onderwijs’ is te veel geeft Ouders & Onderwijs aan, daarom is gekozen voor vijf thema’s die vaak terugkomen in de vragen die ouders stellen bij het informatiepunt van Ouders & Onderwijs. Dat zijn: de bijdragen van ouders aan het onderwijs (in tijd en financieel), pesten en veiligheid, dossiervorming en privacy, schooltijden, en ten slotte overgangen binnen en tussen scholen.

Onderwerpen als de gelijkheid van kansen, passend onderwijs en begeleiding op maat hadden evenzeer invalshoeken voor de Staat van de Ouder kunnen zijn staat er op de website. Daar is niet voor gekozen geeft Ouders & Onderwijs aan.

Als je naast deze 5 thema’s het grote onderzoek van de Onderwijsinspectie, ’De Staat van Onderwijs’****, legt zie je dat het geen juiste keuze is geweest.

Gelijkheid van kansen
In het rapport De Staat van onderwijs speelt het thema gelijkheid van kansen de hoofdrol: ‘het aantal leerlingen dat goed presteert is de afgelopen tien tot twintig jaar flink teruggelopen. Vooral bij rekenen, wiskunde en natuurwetenschappen. Daarmee gaan kansen van kinderen verloren en blijft talent van leerlingen en studenten onbenut.

Onderwijsinspectie: ‘Dit komt deels door de oplopende ongelijkheid die de Onderwijsinspectie het jaar daarvoor al signaleerde. De grote kwaliteitsverschillen tussen scholen is een andere oorzaak van het missen van talent. Zelfs bij vergelijkbare leerlingen en studenten zijn er grote verschillen tussen scholen en opleidingen.‘ En de Onderwijsinspectie ziet deze verschillen in elke sector en bij elk schooltype. Een thema dat je dus moet bespreken met ouders.

Passend onderwijs en begeleiding op maat
Twee derde deel van de schoolleiders geeft in het rapport van de Onderwijsinspectie aan dat de zorgbreedte van de school veranderd is sinds de invoering van passend onderwijs. Ook is driekwart van de schoolleiders van mening dat de ontwikkelbehoefte van leraren veranderd is. Scholen ervaren nog steeds veel bureaucratie met name als zij afstemmen met jeugdhulp(verlening), toelaatbaarheidsverklaringen aanvragen en ontwikkelingsperspectieven opstellen. Zaken waar ouders in de praktijk de gevolgen van zien en waar zij ook prima duiding over kunnen geven als ze het was gevraagd. Ook zij zien dat leraren problemen ervaren op het gebied van onder andere groepsgrootte en werkdruk. Zij zien dat leraren worstelen op thema’s als cognitie, het gedrag of de sociale en emotionele ontwikkeling van kinderen – met vaak negatieve gevolgen voor hun kind.

Het aantal leerlingen dat wel stond ingeschreven, maar niet naar school ging is gestegen. Er zijn vooral meer leerlingen die meer dan drie maanden niet op school zijn (toename langdurig relatief verzuim). Het hoge aantal en de stijgende trend in langdurig verzuim is onacceptabel. Het aantal vrijstellingen op grond van artikel 5 onder a, van de Leerplichtwet is de afgelopen vijf jaar sterk gestegen. Er is mogelijk niet voor alle leerlingen een passende plek in het onderwijs beschikbaar. De mogelijkheden voor onderwijszorgarrangementen worden in sommige gemeenten nog onvoldoende benut. Er is weinig zicht op de kinderen en jongeren met een dergelijke vrijstelling. Dat is zorgwekkend en onwenselijk. Bij bijna de helft van de registraties is onduidelijk welke interventies een samenwerkingsverband onderneemt en met welk succes. Sinds de invoering van passend onderwijs gaan maar iets meer leerlingen naar het
regulier onderwijs. Het gaat om kleine verschuivingen. Instroom vanuit speciaal onderwijs betreft hooguit enkele leerlingen.

Waarom zijn er leerlingen die niet binnen drie maanden op een passende onderwijsplaats maar thuis zitten? En hebben leerlingen met extra ondersteuningsbehoefte en die wel naar school gaan een werkelijk passende onderwijsplaats?

Dit zijn volgens de Onderwijsinspectie lastige maar essentiële zaken en vragen waarop nog geen antwoorden zijn, maar waarbij ouders een belangrijke rol kunnen spelen in de beantwoording.

Het onderzoek
Over de gestelde 5 thema’s – de bijdragen van ouders aan het onderwijs (in tijd en financieel), pesten en veiligheid, dossiervorming en privacy, schooltijden, en ten slotte overgangen binnen en tussen scholen – zijn er in februari 2017 1083 ouders bevraagd die kinderen hebben in het primair en het voortgezet onderwijs. Met de uitkomsten hiervan doet Ouders & Onderwijs kwantitatieve uitspraken (bijvoorbeeld dat 9 procent van de ondervraagden luizenmoeder is).

De ouders zijn door middel van een enquête en veertig groepsgesprekken ondervraagd over hun ervaringen, hun meningen, hun ideeën over hoe het (nog) beter kan en over de rol die ze voor zichzelf zien in het onderwijs van hun kind.

Is een percentage van 1083 ouders op een totaal van ongeveer 2,5 miljoen ouders (0,04%) representatief? Die vraag is moeilijk te beantwoorden. Bij veel onderzoeken kun je immers niet de volledige populatie ondervragen.

Achtergrondinformatie deelnemers

Er is daarbij gekozen voor kwantitatief onderzoek. Dit biedt cijfermatig inzicht en geeft veelal antwoorden op vragen die in termen van hoeveelheid kunnen worden uitgedrukt.

Was het niet slimmer geweest om een meer kwalitatief onderzoek te doen en daarin ouders zelf te laten meedenken over bijvoorbeeld de invulling van innovaties en toekomstig beleid? Kwalitatief onderzoek is immers gericht op het verkrijgen van informatie over wát er leeft onder een bepaalde doelgroep en waaróm. Deze vorm van onderzoek geeft diepgaande informatie door in te gaan op achterliggende motivaties, meningen, wensen en behoeften van de doelgroep. Het gaat in op het waarom van heersende meningen en bepaalde gedragingen. Daarbij worden bewuste motivaties van de doelgroep besproken, maar ook onbewuste motivaties kunnen worden achterhaald, door gebruikmaking van projectieve technieken. (Bron Right Marktonderzoek)

Conclusie
Uit de enquête blijkt dat 90 procent van de 1083 ouders ‘tevreden’ tot ‘neutraal’ is over de kwaliteit van het onderwijs van de school van hun kind. En 72 procent van die ouders omschrijft de relatie met de school als ‘goed’ tot ‘zeer goed’, tegen 10 procent ‘matig’ tot ‘slecht’.

Relatie ouders & school

Wat waren de uitkomsten geweest als het onderzoek gedaan was door een organisatie die onafhankelijk is, die de ouders en hun problemen echt kent en ondersteund. Wat als er voor thema’s gekozen was die bij het onderzoek van de de Onderwijsinspectie aansloten en wat als er meer ouder gevraagd waren niet alleen om hun mening, maar ook om mee te denken?

Volgens Balansdirecteur Swanet Woldhuis, wiens organisatie zelf onderzoek deed naar de staat van onderwijs, werkelijk bekeken vanuit de ouder (‘Staat Onderwijs. Volgens ouders’*****), ontbreekt het op dit moment vooral aan visie op onderwijs bij het ministerie van onderwijs. Alleen maar meer regeltjes invoeren leidt niet tot betere kwaliteit.

Ook hekelt Woldhuis de eenzijdige aandacht van de Inspectie en de politiek voor de kansenongelijkheid van kinderen uit lage sociale milieus. “Het wordt tijd dat er daarnaast óók aandacht komt voor de grote kansenongelijkheid van kinderen met ontwikkelingsproblemen. Doordat de juiste ondersteuning ontbreekt, stromen zij namelijk vaak af naar lagere onderwijsniveaus”, aldus Woldhuis. “En dat terwijl er nog 80 miljoen euro aan geld voor passend onderwijs op de plank ligt bij samenwerkingsverbanden. Dit is onacceptabel.”

Ik deel de mening van Swanet Wolhuis. Zelf vul ik dit graag aan met de vraag waarom er niet meer aandacht is voor kinderen met een ontwikkelingsvoorsprong. Ook zij hebben last van onterecht afstromen naar lagere onderwijsniveaus, verplaatsing naar het speciaal onderwijs of onterechte diagnostiek. Te vaak nog wordt geld van de Samenwerkingsverbanden niet besteedt aan deze groep kinderen.

Ik denk dat het onderzoek ‘De Staat van de Ouder’ in ieder geval één ding heel duidelijk heeft gemaakt: de overheid geeft ouders duidelijk niet de ruimte en het respect dat ze moeten krijgen, als informant van inhoudelijke onderwijsfeiten, als gesprekspartner en als eindverantwoordelijke voor hun kind en als kindexpert. Dat zien we niet alleen hier in dit onderzoek maar ook in de praktijk, bij landelijke bijeenkomsten als de Thuiszittertop en op de scholen.

Dorien Kok
http://DorienKok.nl

Meer lezen hierover:

# Update 3-5-2018: ‘Waarom het vreemd is dat deze oudervakbond zo positief is beoordeeld’
De Correspondent: “De stichting Ouders en Onderwijs, die moet opkomen voor schoolgaande kinderen, ligt al drie jaar onder vuur. Dat zou je niet zeggen als je de positieve evaluatie leest die het ministerie van Onderwijs, financier van de stichting, liet opstellen. Gevalletje slager-keurt-zijn-eigen-vlees, zeggen betrokkenen.
Waarom het vreemd is dat deze oudervakbond zo positief is beoordeeld?
Sinds de oprichting kreeg de organisatie veel kritiek van de reeds bestaande ouderorganisaties. Ze verwijten Ouders & Onderwijs gebrek aan deskundigheid, gebrek aan transparantie en een te meegaande houding tegenover hun broodheer, het ministerie van Onderwijs. Daarmee voldoet de stichting volgens hen niet aan de opdracht die ze van de Tweede Kamer kregen: een kritische gesprekspartner zijn van regering en het onderwijsveld.”
Lees hier het volledige artikel van De Correspondent.