Tagarchief: Intrinsieke motivatie

Schrijf het belang van extrinsieke motivatie niet af.

Hands Holding a Seedling and SoilNiets is mooier dan een kind laten groeien vanuit diens natuurlijke nieuwsgierigheid. Bij alles wat een kind doet is er sprake van leren. Ontwikkelen en groeien doe je echter niet alleen. Altijd is er die interactie met de omgeving.

Motivatie is een grote factor in onderwijs, werk en opvoeding. Motiveren kan je op verschillende manieren doen. Intrinsiek (vanuit eigen wil) of extrinsiek (van buiten af). Dat je in moet zetten op puur en alleen intrinsiek leren is iets wat steeds vaker genoemd en gedaan wordt in bepaalde vormen van onderwijs. Het is op zich goed dat er meer wordt ingezet op intrinsieke motivatie, op het aansteken van een vlammetje bij een kind. Dit betekent echter niet dat extrinsieke motivatie compleet ‘fout’ is en volledig vermeden moet worden. Al jaren is extrinsieke motivatie zo’n beetje de gebeten hond in artikelen over onderwijs, werk en opvoeding, omdat men alleen de negatieve kant ziet.  Die denkwijze (deCharms, 1968; Deci, 1975) blijkt echter al lang achterhaald.

Wat ook meespeelt in de negatieve beeldvorming is de grote bekendheid van één van de vormen van extrinsieke motivatie: ‘externe regulatie’. Deze draait puur om straf of om beloningen krijgen. Dit geeft geen positief effect op de intrinsieke motivatie omdat deze stress, druk of gevoelens van verplichting geven. De kans op een negatief effect op de intrinsieke motivatie lig continue op de loer.

Als de externe druk naar binnen slaat, of een kind zichzelf druk oplegt spreek je over ‘geïntrojecteerde regulatie’ (Deci en Ryan, 1985). Dit laatste zie je vaak bij kinderen die de lat zeer hoog leggen voor zichzelf of perfectionistisch zijn (Soenens, Vansteenkiste, Luyten, Duriez en Goossens, 2005). Gevoelens variëren van trots tot diepe teleurstelling, afhankelijk van of ze de door hun gestelde doelen halen of niet. Deze vorm van extrinsieke motivatie kan dus zowel positief als negatief zijn, vraagt spiegeling en goede begeleiding door de leerkracht.

Intrinsieke en extrinsieke motivatie zijn geen tegengestelden (Deci en Ryan, 2000). Eeuwig blijven wachten op dat er intrinsiek iets ontstaat, verbinding komt met iets waar je nog niets van weet of wat je nog niet kent is daarom niet handig of verstandig als je het hebt over een proces van doorgaande groei of ontwikkeling. Er moet ook een verbinding liggen, vanuit eerdere ervaringen of aangeleverd door uitwisseling met de omgeving. En er moeten daarbij geen blokkades voorhanden zijn.

Faalangst kan intrinsieke motivatie knap in de weg staan. Dat je beschadigd bent geraakt in een eerdere (onderwijs)situatie of lang hebt stil gestaan in je ontwikkeling ook. En niet ieder kind ontwikkelt zich in balans, zonder hindernissen of ongemakken. Een drempel is dan gauw opgebouwd. Of een kloof, die verdere groei en ontwikkeling in de weg gaat staan.

Als leraar of school puur gaat zitten wachten tot een kind zelf tot intrinsieke motivatie komt vormt een risico voor diens ontwikkeling. Het is als wachten op een bus, waarvan je niet weet of die komt. Je gaat dan ook voorbij aan dat wat werkt voor de individuele mens. Een in balans zijnde en op de persoon en situatie of context afgestemde combinatie van intrinsiek en extrinsiek werkt het beste, waarbij er nadruk op de intrinsieke motivatie ligt.

Extrinsieke motivatie kan net dat zetje geven om door te zetten als je angst hebt om aan iets nieuws te beginnen, dat wat je doet gaat vervelen, je de drive of flow even kwijt bent of je je verveelt en niets weet te beginnen. Het kan een kind over de drempel helpen of een brug over de kloof vormen. Zelfsturend leren stimuleren en daarbij diep en actief zijn net zoals bij intrinsieke motivatie. Het kan de drijfveer zijn om aan de slag te gaan, de intrinsieke motivatie komt dan later.

Het uitleggen van bijvoorbeeld een ‘waarom’ kan ook een extrinsieke, positieve rol spelen als er geen sprake is van intrinsieke motivatie. Als je een kind vraagt of het zijn bed uit wil komen mist het vaak de motivatie. Zeg je daarbij dat jullie naar een pretpark gaan (extrinsieke motivatie) dan staan ze in no time naast hun bed, aangekleed en al. Roepen ze dat jij op moet schieten…..

Als volwassene ken je de wekelijks drempel richting de sportschool vast wel, de motivatie extrinsiek maken door in het begin met vrienden af te spreken werkt goed.

Deze positieve derde vorm van extrinsieke motivatie noemt men ‘internaliseren’ of geïdentificeerde regulatie (Deci en Ryan, 2000). De motivatie start extern. Deze extrinsieke vorm van motivatie vormt een succes omdat er sprake van psychologische vrijheid en keuze, persoonlijke verantwoordelijkheid en er recht wordt gedaan aan het gevoel van autonomie. Persoonlijk positieve waarde en interesse (verinnerlijking) spelen bij een belangrijke rol, wat een vrijwillige reactie oplevert.

Spellen kennen ook vaak een combinatie van intrinsieke en extrinsieke motivatie. Gamification (spelelementen inbouwen in niet-spel situaties) in onderwijs blijft door te verdienen badges en munten grotendeels extrinsiek. Haal de beloningen weg en een kind stopt met spelen. Samenspel en uitwisseling kunnen hier een vervanging vormen voor deze extrinsieke motivatie.

Geïntrojecteerde regulatie kan een positief effect hebben, geïdentificeerde regulatie heeft dit sowieso. Voor een goed leer- en ontwikkelproces heb je zowel intrinsieke als extrinsieke motivatie nodig. Ze zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden.  Ook als is de motivatie extrinsiek (Vansteenkiste, 2003). Schrijf het belang van extrinsieke motivatie dus niet af.

Onderwijs is daarbij nooit alleen te baseren op intrinsieke motivatie gezien de leerplicht. Dat is momenteel nog een knap sterke vorm van extrinsieke motivatie.

De leraar speelt een belangrijke activerende en stimulerende rol in motivatie, vanuit de factor verbondenheid. Competentie en autonomie spelen hier een even grote rol in. (zelfdeterminatietheorie Deci & Ryan). Voor autonomie geldt natuurlijk dat deze pas toe neemt met de adolescentie, als het kind zich los begint te koppelen van diens omgeving (Arnett & Hughes, 2012) en de wil tot het nemen van verantwoordelijkheid en zelfsturing ten aanzien van gedrag, emotie en aandacht toeneemt. Op jonge leeftijd speelt structuur (op school) ook een rol bij intrinsieke motivatie.

Wil je hier meer over weten? Lees dan ‘Willen, moeten en structuur: over het bevorderen van een optimaal leerproces.‘ (Vansteenkiste, Sierens, Soenens en Lens 2007)

Dorien Kok