Tagarchief: Autisme

Houd de regie

Je kind werd niet gezien op zijn eerste school. Dat was terug te lezen in de schoolrapportages. Vermoedens van ADHD en autisme werden geuit, je kind werd ook alvast op die manier benaderd. En dat terwijl je kind gewoon alleen maar hoogbegaafd is. Er was weinig hoop verbetering. Ook geen alternatief in de buurt.
Je verhuist heel ver weg van je familie, voor beter onderwijs. School 2 belooft maatwerk, maar biedt deze in de praktijk toch niet. Dan is je kind in één keer thuiszitter. Wat erg voor jou kind en voor jullie als ouders.
School 3 komt in beeld. Snapt het verhaal en de behoeftes. Wil jouw kind aan boord hebben. Dan besluiten ze toch nog even school 1 + 2 te bellen, de dossiers door te nemen. Ze gaan twijfelen, annuleren de gemaakte afspraken voor de startdatum.
In paniek bel je mij. We hebben elkaar een kwartier lang gesproken. Meer was niet nodig, ik ken je kind immers. Mijn belangrijkste advies: emotie aan de kant, benader school zakelijk. Houd de regie.
Dit resulteert in het schrijven een brief, waarbij jij en vaderlief continue het mantra ‘houd de regie’ bij elke zin die jullie schrijven herhalen en school herinneren aan de gemaakte afspraken. De brief heeft succes: je kind is inmiddels begonnen op deze school en voelt zich er meteen gelukkig.

De echte jongensfilm

Aflevering van Holland Doc, uitgezonden op 9 oktober 2013 door de VPRO, de IKON, Human en de NTR.

Vraagstelling: Worden jongens lastiger of hebben wij als maatschappij, opvoeders en onderwijzers, steeds meer last van jongensgedrag?

Waar vroeger kinderen nog gewoon druk, onrustig of juist in zichzelf gekeerd waren, wordt dat gedrag de laatste tijd steeds meer gelabeld als bijvoorbeeld ADHD of Asperger.

Omdat jongens ook in het onderwijs minder ‘in het gareel’ lopen dan meisjes, heeft die etikettering voor jongens vaak eerder consequenties. Met de moeizame schooltijd van haar eigen zoon als rode draad, onderzoekt Katinka de Maar hoe jongens in het onderwijs hun weg proberen te vinden. De maakster kijkt ook naar het grotere geheel: kunnen jongens nog wel echte jongens zijn in de hedendaagse maatschappij en wat vinden die jongens er eigenlijk zelf van?

In de uitzending komen jongens zelf aan het woord over waar ze tegenaan lopen. Termen als hoogbegaafdheid, ADHD, ADD autisme, dyslexie en beelddenken worden besproken. Wat hebben deze jongens nodig in het onderwijs.  Hoe moeten we deze jongens zien.

De uitzending duurt een uur, maar is het kijken echt waard.

http://www.uitzendinggemist.nl/afleveringen/1373349

Uw brein is een regenwoud

Dit artikel is niet door mij zelf geschreven of bewerkt. Het is een herplaatsing met toestemming.
“Met toestemming bewerkt en overgenomen van Neurodiversity: Discovering the Extraordinary Gifts of Autism, ADHD, Dyslexia, and Other Brain Differences, door Thomas Armstrong, uitgegeven door Da Capo Lifelong, onderdeel van Perseus Books Group. © 2010.”

Van mensen met aandoeningen als een aandachtstekortstoornis, autisme of dyslexie wordt automatisch gezegd dat ze een ‘beperking’ hebben. Maar verschillen tussen het ene brein en het andere zijn even verrijkend – en even onmisbaar – als verschillen onder planten en dieren. Welkom op een nieuw terrein: neurodiversiteit.

Brein

Denk u eens in dat onze cultuur is getransformeerd in een maatschappij van bloemen. Laten we gemakshalve aannemen dat de psychiaters rozen zijn. Stel u nu een gigantische zonnebloem voor die bij de psychiater komt. De roos trekt zijn diagnostische gereedschapskist open en komt na een half uur met een diagnose: ‘U lijdt aan enormisme. Dat is een behandelbare afwijking als we er vroeg bij zijn, maar helaas kunnen we er in dit ontwikkelingsstadium niet zo gek veel meer aan doen. Wij beschikken echter wel over enige strategieën die u kunnen helpen met uw stoornis om te gaan.’ De zonnebloem hoort de suggesties aan en als hij de behandelkamer uitkomt, hangt zijn schitterende geelbruine bloemhoofd gelaten langs zijn stengel.

De volgende patiënt is een piepklein korenbloempje. De roos-psychiater neemt het korenbloempje wat diagnostische tests af en doet een volledig lichamelijk onderzoek. Dan volgt zijn oordeel: ‘Het spijt me, korenbloem, maar u hebt een groeibeperking. Wij vermoeden dat het genetisch is. Maar u hoeft zich geen zorgen te maken. Met de juiste behandeling kunt u ergens op een stukje goed doorlatende, lemige zandgrond nog best een productief en succesvol leven leren leiden.’ Als de korenbloem de behandelkamer uitgaat, voelt hij zich nog kleiner dan eerst.

Ten slotte komt er een calla-lelie binnen en de psychiater heeft maar vijf minuten nodig om het probleem vast te stellen: ‘U hebt BDS, ofwel een bloembladdeficiëntiestoornis. Die kunnen wij weliswaar niet genezen, maar met een speciaal samengesteld bestrijdingsmiddel wel degelijk afremmen. Ik heb toevallig juist wat gratis monsters binnengekregen, dus als u het eens wilt proberen?’

Deze scenario’s doen nogal onnozel aan, maar ze dienen als metafoor voor de manier waarop tegenwoordig in onze cultuur wordt omgegaan met neurologische verschillen tussen mensen. In plaats van de natuurlijke diversiteit die inherent is aan de menselijke hersenen toe te juichen, neigen we er maar al te vaak toe die verschillen te medicaliseren en pathologiseren door te zeggen: ‘Karel heeft autisme. Emmie heeft een leerstoornis.

Peter lijdt aan ADHD, aandachtstekortstoornis met hyperactiviteit.’ Stel dat we dat deden met culturele verschillen (‘mensen uit Nederland lijden aan hoogtedeprivatiesyndroom’) of rasverschillen (‘Mohammed heeft een pigmentstoornis, want zijn huid is niet blank’). Dan zouden we als nationalisten en racisten worden bestempeld. En toch wordt er onder het vaandel van ‘objectieve’ wetenschap voortdurend op deze manier gedacht als het gaat over de menselijke hersenen.

De lessen die we hebben geleerd over biodiversiteit en culturele diversiteit moeten ook worden toegepast op het menselijk brein. We hebben behoefte aan ‘neurodiversiteit’, een nieuw terrein dat het brein van de mens ziet als de biologische entiteit die hij is en dat oog heeft voor de enorme natuurlijke verschillen tussen het ene brein en het andere waar het gaat om sociale en leervermogens, aandacht, stemming en andere belangrijke psychische functies.

In plaats van te doen alsof er ergens in een kluis een volkomen ‘normaal’ brein ligt weggeborgen waarmee alle andere breinen moeten worden vergeleken (bijvoorbeeld dat van de roos-psychiater), zullen we moeten erkennen dat er geen standaardbrein bestaat, precies zoals er geen standaardbloem of standaard culturele of raciale groep bestaat en dat in feite de diversiteit onder breinen net zo’n verrijking is als biodiversiteit en de verscheidenheid onder rassen en culturen.

De afgelopen zestig jaar zijn we getuige geweest van een enorme groei in het aantal nieuwe psychische aandoeningen, met als resultaat onze door stoornissen geteisterde cultuur. In 1952 waren er in de eerste editie van het Diagnostic and Statistical Manual (DSM), het Amerikaanse handboek dat in de meeste landen wordt gezien als standaard in de psychiatrische diagnostiek, honderd soorten psychische aandoeningen opgenomen. Tegen 2000 was dit aantal verdrievoudigd.

Wij zijn als cultuur gewend geraakt aan het idee dat een aanzienlijk segment van de bevolking lijdt aan neurologische aandoeningen als dyslexie, ADHD en het syndroom van Asperger: klachten waar zestig jaar geleden niemand van had gehoord. Inmiddels staan er weer nieuwe aandoeningen op de nominatie voor de volgende editie van het DSM in 2012, zoals de relatiestoornis, seksueelgedragsstoornis en gameverslaving. De trend is overduidelijk en onrustbarend, met name in de Verenigde Staten, dat vooroploopt. Op ieder willekeurig moment heeft ruim een kwart van alle Amerikaanse volwassenen een diagnosticeerbare psychische aandoening. Naar mijn idee naderen we een tijdperk waarin ieder mens in meerdere of mindere mate aan een psychische stoornis van neurologische oorsprong lijkt te lijden.

Hoe is het zover gekomen? Een van de redenen ligt zonder meer in de enorme kennissprong van de laatste tientallen jaren met betrekking tot het menselijk brein. Ieder jaar verschijnen duizenden studies, die ons steeds meer informatie verschaffen over de exacte werking van de hersenen. Dat heeft ons inzicht in het mentaal functioneren van de mens radicaal veranderd en dat is een goede zaak die ik zeker niet wil bagatelliseren. Maar die vooruitgang is er volgens mij tegelijk verantwoordelijk voor dat wij een cultuur van stoornissen en beperkingen worden.

Het probleem is dat medische wetenschappers in hun benadering van de hersenen over het algemeen gefocust zijn op ziekte en niet zozeer op gezondheid en welzijn. De financiering voor hersenonderzoek gaat namelijk – en dat is heel begrijpelijk – naar de rammelende onderdelen. Zo is er een overvloed aan studies naar wat er precies mis is met de linkerhersenhelft van dyslectici. Maar er is weinig research gedaan naar een gebied in de rechterhersenhelft van dyslectici dat losse woord-associaties verwerkt en mogelijk de bron van dichterlijke inspiratie is.

Het nieuwe concept van neurodiversiteit biedt een evenwichtiger perspectief. In plaats van tot dusver gepathologiseerde bevolkingsgroepen als ‘beperkt’ te beschouwen, ligt bij neurodiversiteit de nadruk op anders-zijn. Mensen met dyslexie zijn vaak goed in driedimensionaal visualiseren (zie ook Ode 39, juli/augustus 2001). Mensen met ADHD hebben een andere, meer diffuse vorm van aandacht. Mensen met autisme kunnen beter omgaan met dingen dan met mensen.

Dit is niet, zoals sommigen misschien vermoeden, alleen maar een nieuwe vorm van politieke correctheid, zoals in ‘seriemoordenaars zijn anders-assertief’. Onderzoek uit de hersenwetenschap, evolutionaire psychologie, antropologie en sociologie wijst uit dat de verschillen reëel zijn en serieuze overweging verdienen.

Ik erken dat de hier genoemde stoornissen enorme problemen, leed en pijn met zich meebrengen. Het belang van het vaststellen van psychische aandoeningen, de juiste behandeling en de ontwikkeling van middelen voor preventie in de eerste levensjaren kan niet sterk genoeg worden benadrukt. Een nieuwe visie op een probleem verandert niet de omvang ervan.

Echter, een belangrijk ingrediënt voor de verlichting van dit lijden is het beklemtonen van de positieve dimensies van mensen die vanouds zijn gestigmatiseerd als minder dan normaal. Mijn eigen definitie van neurodiversiteit betreft het verkennen van zeven mentale stoornissen met een neurologische grondslag die representatief kunnen zijn voor alternatieve vormen van de natuurlijke verschillen tussen mensen: ADHD, autisme, dyslexie, stemmingsstoornissen, angststoornissen, verstandelijke beperkingen en schizofrenie.

Ik heb daarom zeven principes van neurodiversiteit ontwikkeld, die als wegwijzers kunnen dienen op deze verkenningstocht.

– 1 –

Het brein werkt meer als een ecosysteem dan als een machine

De voornaamste metafoor die de laatste vierhonderd jaar voor de werking van de hersenen is gebruikt is de machine. Het probleem met deze benadering is dat het menselijk brein geen machine is: het is een biologisch organisme. Miljoenen jaren evolutie hebben miljarden hersencellen gecreëerd, georganiseerd en verbonden in onvoorstelbaar complexe systemen van organiciteit. Het lichaam van een neuron of zenuwcel ziet eruit als een wijdvertakte exotische boom. Het elektrische geknetter van neurale netwerken lijkt op weerlicht in een woud. De golfbewegingen van neurotransmitters tussen de zenuwcellen doen denken aan de getijden van de zee. Net als een ecosysteem heeft het brein een enorm vermogen zich te transformeren als reactie op verandering. De studente Christina Santhouse in Pennsylvania was acht jaar toen hersenontsteking en de toevallen die ermee gepaard gingen het noodzakelijk maakten haar hele rechterhersenhelft te verwijderen. Niettemin slaagde ze met vlag en wimpel voor haar eindexamen en volgt inmiddels een studie. Haar linkerhersenhelft was in staat om, laten we zeggen, de zaak over te nemen, zodat ze praktisch normaal kan functioneren.

Nog een voorbeeld: er is een vorm van dementie die frontale hersengebieden vernietigt, waardoor patiënten hun spraakvermogen verliezen. Het gevolg is echter ook dat occipitale (in het achterhoofd gelegen) gebieden ter compensatie nog krachtiger kunnen functioneren, wat een stroom van creativiteit in de kunst of muziek op gang kan brengen. Juist omdat het menselijk brein eerder een ecosysteem is dan een machine is het terecht om, in plaats van een op ziekte gefocuste benadering of een mechanistisch model, het concept neurodiversiteit te hanteren waar het individuele verschillen tussen breinen betreft.

– 2 –

Mensen functioneren langs een verlopende schaal van competentie

Vroeger reed ik van mijn huis aan de Californische kust zo’n 450 kilometer landinwaarts naar Yosemite National Park om er in de weekends trektochten te maken. Onderweg zag ik dan de waterrijke kuststreek plaatsmaken voor de groene akkers van de landbouwrijke Central Valley, die zich op hun beurt transformeerden in de bruine heuvels van Gold County. Deze werden vervolgens hoger en hoger tot ik terechtkwam tussen torenhoge kliffen, op de bochtige wegen naar de indrukwekkende Yosemite Valley zelf. Wat me op deze reis trof, was hoe onmerkbaar de overgang van de ene streek naar de andere soms kan zijn. De groene akkers hielden niet plotseling op om plaats te maken voor de bruine heuvels. De heuvels werden niet abrupt bergen. Het gebeurde allemaal geleidelijk langs een verlopende schaal.

Op een vergelijkbare manier bestaan de verschillen tussen mensen met betrekking tot een bepaalde eigenschap – laten we zeggen: sociaal gevoel – langs een verlopende schaal. Aan het ene eind van deze schaal zijn er mensen die in een toestand van vrijwel totaal sociaal isolement leven. Dat zijn diegenen onder ons met de zwaarste vorm van autisme. Maar er is een spectrum van autistische stoornissen waar ook mensen met een grotere mate van sociabiliteit onder vallen, zoals mensen met het syndroom van Asperger. Volgen we deze lijn verder, dan kunnen we excentrieke individuen aantreffen met een ‘schaduwsyndroom’ die niet in aanmerking komen voor de diagnose autismespectrum-stoornis, maar zich toch afsluiten voor hun omgeving. Bij sommigen van hen zou je de diagnose ‘ontwijkende persoonlijkheidsstoornis’ kunnen stellen.

Bewegen we ons verder langs de schaal, dan zien we bijvoorbeeld mensen die wel goed met anderen kunnen omgaan, maar zeer introvert van temperament zijn en liever alleen willen zijn. Langzamerhand zien we een toenemende mate van sociabiliteit, tot we ten slotte bij de hoogsociale, en daaraan voorbij zelfs bij de overmatig sociale mens uitkomen. Waar het hier om gaat, is dat personen met een beperking niet bestaan als een ‘eiland van incompetentie’, totaal afgescheiden van ‘normale’ mensen. Ze functioneren veeleer langs een verlopende schaal van competentie, waarbij ‘normaal’ gedrag niet meer is dan een halte onderweg.

Dit is een belangrijk principe, omdat het bijdraagt aan de destigmatisering van mensen met een mentale stoornis van neurologische oorsprong. Wij hebben de neiging mensen met een diagnostisch etiket zo ver mogelijk bij ons vandaan te zetten. Een groot deel van de pijn die mensen met een mentale aandoening doormaken is het gevolg van dit soort vooringenomenheid. De wetenschap dat we allemaal met elkaar verbonden zijn, net als ecosystemen, betekent dat we veel toleranter moeten zijn voor mensen wier zenuwstelsel anders is georganiseerd dan het onze.

– 3 –

Competentie wordt gedefinieerd naar de waarden van de cultuur

Voor de Amerikaanse Burgeroorlog was er een arts in Louisiana, in het zuiden van de VS, genaamd Samuel A. Cartwright, die een artikel in het New Orleans Medical Journal publiceerde waarin hij beweerde een nieuwe geestesziekte te hebben ontdekt. Hij noemde die drapetomanie (afgeleid van het Griekse drapeto, ‘vluchten’, en mania, ‘obsessie’). Cartwright geloofde dat het een aandoening was waar weggelopen slaven aan leden en dat ‘met het juiste medische advies, mits strikt opgevolgd, deze hinderlijke neiging tot weglopen die veel negers hebben vrijwel geheel kan worden voorkomen’.

Tegenwoordig zien we zo’n soort diagnose als een staaltje van schaamteloos racisme. Toch ging het toentertijd door voor degelijke wetenschap. Maar minder lang geleden, in de jaren dertig van de vorige eeuw, werden mensen die laag scoorden op een intelligentietest nog beschouwd als debielen, imbecielen of zwakzinnigen, en homoseksualiteit werd door de Amerikaanse vereniging van psychiaters zelfs tot begin jaren zeventig gezien als een psychische stoornis. Dit zijn slechts een paar voorbeelden die illustreren hoe vermeende ‘psychische aandoeningen’ de waarden van een willekeurig sociaal en historisch tijdperk weerspiegelen.

Wij mogen graag denken dat ons huidige assortiment van mentale stoornissen vrij is van dergelijke waardeoordelen, maar als we over vijfentwintig of vijftig jaar terugkijken op de psychiatrische diagnoses van vandaag, zullen we er ongetwijfeld het stevige stempel van onze huidige vooroordelen op gedrukt zien. Misschien is het nog te vroeg om te bekijken welke vooroordelen dat precies zullen zijn, maar mijns inziens is een van de redenen waarom al deze psychische aandoeningen door onze samenleving als abnormaal worden gedefinieerd dat ze inbreuk maken op een of meer belangrijke sociale waarden of deugden. Door nauwkeurig te specificeren welke vormen van menselijk gedrag staan voor abnormaal functioneren, houdt de maatschappij in wezen die sociale waarden hoog die zij als onschendbaar beschouwt.

In Amerika, bijvoorbeeld, lijkt ADHD het protestantse arbeidsethos te schenden. Dyslexie druist in tegen onze overtuiging dat alle kinderen moeten lezen. In de agrarische samenleving van honderdvijftig jaar geleden werd alleen een bevoorrechte minderheid geacht geletterd te zijn. Maar met de komst van de algemene leerplicht kwam het mandaat dat iedereen moest leren lezen; wie daar problemen mee had, werd als afwijkend gezien.

– 4 –

Of je als begaafd of beperkt wordt beschouwd, is afhankelijk van wanneer en waar je leeft

Geen enkel brein bestaat in een sociaal vacuüm. Elk brein functioneert binnen een specifieke culturele setting en een bepaalde historische periode die zijn competentieniveau definiëren. Ook definieert elke beschaving zijn eigen vormen van begaafdheid. In oude culturen die voor hun sociale cohesie afhankelijk waren van religieuze rituelen waren de schizofrenen (die de stemmen van de goden hoorden) of de dwangneurotici (die de nauwkeurig voorgeschreven rituelen uitvoerden) misschien wel de hoogvliegers. Zelfs in de wereld van vandaag is het kennelijk cruciaal om op het juiste moment op de juiste plaats te zijn als het gaat om de definitie van begaafdheid dan wel beperking.

Een van de dingen die mij zijn opgevallen in mijn werk als remedial teacher is dat de kinderen die ik ondersteun meestal het zwakst zijn in de zaken die de school het hoogst aanslaat (lezen, schrijven en rekenen, toetsen maken, regels volgen) en het sterkst in die dingen die voor de school het minst tellen (kunst, muziek, natuur, fysieke vaardigheden, bijdehandheid). Dan oordeelt de maatschappij dus dat ze een aandachtstekortstoornis of leerstoornis hebben en worden ze uiteindelijk gedefinieerd door wat ze niet kunnen in plaats van door wat ze wel kunnen.

– 5 –

Succes is gebaseerd op aanpassing van het brein aan de behoeften van de samenleving

Het is nu eenmaal zo dat mensen moeten leven in de complexe en hectische wereld van vandaag, die van hen eist dat ze sociaal zijn, kunnen lezen, rationeel denken, regels volgen, proeven afleggen, een prettig karakter hebben en zich conformeren aan andere duidelijk gedefinieerde manieren en handelwijzen. Succesvol zijn in de wereld betekent dus in belangrijke mate aanpassing, niet aan een leefomgeving die duizenden jaren geleden bestond of een die er eigenlijk nu zou moeten zijn, maar het milieu dat we krijgen toebedeeld.

In deze context kunnen we nog een metafoor aan de biodiversiteit ontlenen wanneer we onderkennen dat alle dieren en planten van nu zijn geëvolueerd uit voorouders die er, vaak via de toevalstreffer van een genetische mutatie, in zijn geslaagd zich in de loop van miljoenen jaren aan te passen aan veranderende omstandigheden. In de wereld van nu hebben we geen tijd om te zitten wachten op een toevalsmutatie. Willen we overleven, dan moeten we alle mogelijkheden aangrijpen om ons aan te passen aan het omringende milieu.

Veel conventionele benaderingen waarmee de hier genoemde stoornissen worden behandeld, zijn in wezen van dat adaptieve type. Ze helpen mensen met een diagnostisch etiket om zich zo goed mogelijk aan te passen aan het ‘neuroprototype’. Het beste voorbeeld van deze adaptieve benadering is het gebruik van psychofarmaca. Middelen als Ritalin, Prozac en Zyprexa zijn van onschatbare waarde gebleken om mensen met ADHD, depressiviteit en schizofrenie te helpen functioneren in de werkelijkheid. Ook bepaalde medicatievrije strategieën, zoals gedragsmodificatie, vertegenwoordigen een manier om neurodiverse mensen te helpen bij hun aanpassing aan een conventioneel milieu. Maar wat vaak in dit geheel ontbreekt, zijn strategieën die erop zijn gericht een omgeving te ontdekken die aansluit bij het unieke brein van de neurodiverse mens.

– 6 –

Succes hangt af van aanpassing van de omgeving aan de behoeften van het brein

Het individu heeft zich weliswaar aan te passen aan de wereld die hem omringt, maar het is ook een feit dat de wereld groot is en dat er binnen die complexe cultuur van ons allerlei subculturen of ‘microhabitats’ voorkomen, die verschillende leefeisen stellen. Als mensen binnen dit grote levensweb nu hun eigen ‘niche’ kunnen ontdekken, een eigen onderdeeltje binnen hun biotoop, zijn ze wellicht in staat succesvol te zijn op hun eigen voorwaarden.

In feite zijn we allemaal constant bezig onze omgeving te veranderen om dergelijke niches voor onszelf te creëren. De bever die een dam bouwt en de spin die een web weeft houden zich bezig met nicheconstructie, net als de vogel die een nest bouwt of een konijn dat een hol graaft. Dieren die migreren zijn op zoek naar een gunstige niche om in te kunnen gedijen.

Wetenschappers beseffen nog maar sinds kort dat nicheconstructie misschien wel even belangrijk voor de evolutie is als natuurlijke selectie. Voor neurodiverse mensen kan dat betekenen dat zij, in plaats van zich altijd te moeten aanpassen aan een statisch, vast en ‘normaal’ milieu, in staat worden gesteld het omringende milieu te veranderen zodat het tegemoetkomt aan hun eigen, unieke brein. Op die manier kunnen ze zich veel meer ontplooien tot wie ze eigenlijk zijn.

Een goed voorbeeld van nicheconstructie voor de mens is al voorhanden. Volgens onderzoek van Simon Baron-Cohen, psycholoog aan de universiteit van Cambridge, zijn mensen met aandoeningen binnen het autismespectrum eerder systematisch dan empathisch ingesteld. Hoewel overduidelijk is dat ze de omgang met anderen en het uitvoeren van andere interpersoonlijke taken (empathiseren) moeilijk vinden, is minder bekend dat ze vaak buitengewoon goed overweg kunnen met niet-menselijke elementen als apparaten, computers, schema’s, landkaarten en andere systemen.

De computerindustrie heeft graag mensen die alleen werken aan hun eigen werkstation, met gebruikmaking van programmeertaal en andere systemen. Verhuizen naar Silicon Valley lijkt dus een goede loopbaanverandering voor iemand met hoogfunctionerend autisme, en een uitstekend voorbeeld van persoonlijke nicheconstructie. Interessant feit is dat er in en rond Silicon Valley in Californië een groter percentage mensen met een autismespectrum-stoornis blijkt te wonen dan in de rest van Amerika.

– 7 –

Nicheconstructie veroorzaakt veranderingen in het brein, dat zich daardoor leert aanpassen

Eind jaren zestig van de vorige eeuw hielden biologisch psycholoog Mark Rosenzweig en neuroanatoom Marian Diamand van de universiteit van Californië in Berkeley een experiment dat van cruciaal belang bleek voor de neuropsychologie. Ze plaatsten ratten langere tijd in verschillende omgevingen (of ‘niches’). Sommige ratten zaten in een ‘verrijkte’ omgeving, die bestond uit grote kooien met doolhoven, ladders, tredmolens en andere toestellen die prikkelden tot activiteit. Andere ratten werden in een standaardomgeving geplaatst, waar ze alleen of met een of twee soortgenoten zaten en niet beschikten over stimulerende activiteiten.

Na een aantal weken werden de hersenen van de ratten ontleed en bestudeerd. Rosenzweig en Diamand ontdekten dat de hersenen van de ratten in de verrijkte kooien meer synapsen – verbindingen tussen de zenuwcellen – hadden dan die in de minder stimulerende kooien. De ervaring in de stimulerende omgeving bleek de hersenstructuur van de ratten rechtstreeks te hebben veranderd.

Sindsdien zijn we heel wat wijzer geworden over de krachtige invloed van de omgeving op hersenontwikkeling, in het bijzonder in de eerste levensjaren. We weten dat een sterk problematische omgeving (inclusief gezinsconflicten en criminaliteit van de ouders) een groter risico op ADHD met zich meebrengt. We weten dat jonge kinderen die een depressie hebben gehad meer risico lopen op een tweede episode vanwege het kindling-effect, dat inhoudt dat het emotionele trauma van de eerste depressie een verandering in de chemie van de hersenen aanwakkert, waardoor de kans op een volgende episode toeneemt.

Aan de positieve kant weten we dat een kind met autisme bij een vroege interventie aanzienlijk meer kans heeft op verbetering van zijn sociaal functioneren en dat een warme thuisomgeving in de kinderjaren een buffer tegen depressiviteit biedt.

Deze onderzoeksresultaten bieden nog een belangrijke motivatie voor positieve nicheconstructie: het kan letterlijk de hersenen veranderen. De hersenen van kinderen in de eerste levensjaren zijn bij uitstek ‘plastisch’, ontvankelijk voor prikkels van de omgeving. Daarom zou voor ouders en verzorgers van neurodiverse kinderen nicheconstructie in de eerste levensjaren de hoogste prioriteit moeten hebben.

Zo hebben emotioneel gevoelige kinderen met een genetische kwetsbaarheid voor depressiviteit of angsten een veilige, warme en stabiele thuisomgeving en school nodig. Kinderen met een leerbeperking (die met andere woorden ‘andersbegaafd’ zijn), hebben behoefte aan een stimulerende leeromgeving die hen helpt hun vaardigheden te ontwikkelen. Kinderen met autisme zouden gelegenheid moeten krijgen voor zinvolle sociale interactie.

Verzorgers zouden nicheconstructie kunnen opvatten als een soort ‘speciale behandeling’ voor het brein van het kind, om het te helpen de positieve kanten te maximaliseren en de negatieve te minimaliseren, zodat het zich leert aanpassen aan de leefomgeving en zich tegelijkertijd optimaal ontplooit.

Het is met dit pleidooi voor het nieuwe concept van neurodiversiteit niet mijn opzet psychische aandoeningen te romantiseren. Door de aandacht te vestigen op de ‘verborgen sterke kanten’ van mentale aandoeningen, probeer ik niet de schade die deze stoornissen doen te ontkennen. Ik zeg niet dat het eigenlijk geen stoornissen zijn, of dat we door ze ‘neurodivers’ te noemen het leed wegnemen. Dat is uiteraard onmogelijk.

Maar focussen op de positieve kanten heeft zijn waarde. De term neurodiversiteit is geen sentimenteel trucje om mensen met een psychische aandoening en hun zorgverleners ‘een goed gevoel’ te geven over hun klachten. Het is juist een krachtig concept, geruggensteund door substantieel onderzoek uit de hersenwetenschap, evolutionaire psychologie, antropologie en andere gebieden die onze visie op psychische aandoeningen radicaal kunnen veranderen.

Met een enorme campagne over de sterke kanten van mensen met een psychische stoornis zou wellicht een deel van de vooroordelen ontzenuwd kunnen worden. Ook lijkt het mij therapeutisch zinvol dat mensen met een psychische aandoening (en hun zorgverleners) zich zelf even veel – zo niet meer – op hun positieve kanten richten als op de negatieve.

Erkenning van onze eigen sterke eigenschappen bouwt ons zelfvertrouwen op, geeft ons de moed om onze dromen na te jagen en bevordert de ontwikkeling van specifieke vaardigheden die een diepe voldoening in het leven kunnen schenken. Dit creëert een positieve feedback-lus die tegengas geeft aan de vicieuze cirkel waarin mensen met een psychische stoornis zich als gevolg van hun beperkingen helaas maar al te vaak bevinden.

Mijn hoop is dat mensen met neurodiverse hersenen, net als minderheden die overal ter wereld hun vrijheid hebben verworven, uit hun misère worden getild en hulp krijgen om waardigheid, integriteit en heelheid in hun leven te vinden.

Dorien Kok
http://I-Carus.info

Oktober 2013: Met toestemming, onder voorwaarde bronvermelding, overgenomen uit Ode Magazine 125 april/mei 2010 issue.

Ontwikkelingsstoornissen juist diagnosticeren: kijk ook in het brein

Ontwikkelingsstoornissen bij kinderen worden meestal gediagnosticeerd door hun gedrag te beoordelen, maar Aditi Shankardass vond dat we rechtstreeks naar hun brein moesten kijken. Ze legt uit hoe het opmerkelijke EEG apparaat van haar lab foute diagnoses aan het licht heeft gebracht en levens van kinderen heeft verbeterd.
Voor Nederlandse ondertiteling: klik rechts onder de film op Languages en kies Dutch.

A second opinion on developmental disorders:

Developmental disorders in children are typically diagnosed by observing behavior, but Aditi Shankardass suggests we should be looking directly at brains. She explains how one EEG technique has revealed mistaken diagnoses and transformed children’s lives.

Bron/Source: Ted.com

Een vol hoofd – balans tussen denken, voelen en doen.

Een vol hoofd: een volwassene spreekt ervan als hij of zij een lange dag vol vergaderingen heeft gehad en daarna hoofdpijn heeft. Of als hij of zij slecht geslapen heeft: te veel aan mijn hoofd momenteel.

Het lijkt soms net of we dit niet als van toepassing zien bij kinderen.

Bij kinderen kan dit ook echt het geval zijn. Zij hebben lange en drukke dagen, de lat van de maatschappij ligt ook voor kinderen hoog. Veel input op school, na school en daar nog de virtuele (speel)wereld bij opgeteld. Buitenspelen en andere niet-beeldschermgebonden activiteiten raken uit de mode.

Zij, maar ook wij, brengen steeds meer tijd door met ons hoofd: televisie, (spel)computers, smartphones, de iPods & iPads geven continue – ja, tegenwoordig ook op school en het werk – prikkels, flitsende informatie en stapels aan kleuren door. De maatschappij vraagt bijna 24 uur per dag onze aandacht. De genoemde beeldschermen werken als magneten op je lichaam. Denk maar eens aan hoe moeilijk het is om te reageren op een ander als je naar een spannende film kijkt. Je vergeet gewoon de wereld om je heen. En alles wat je ziet wordt opgeslagen in het hoofd. Je bent alleen in je hoofd bezig en de balans met je lichaam en je omgeving valt weg. De functie ‘doen’ valt helemaal weg. De belangrijke onderlinge afstemming tussen het denken, voelen en doen raakt dus in onbalans.

Het zien is altijd de belangrijkste zintuig geweest: beelden zien en daarna reageren om te overleven. Voor velen geeft onbalans met het voelen en doen problemen.

Om duidelijk te maken dat een kind soms ook een vol hoofd heeft en moeite kan hebben met oa prikkelverwerking en opslag van informatie heb ik hieronder 2 foto’s van tekeningen geplaatst, gemaakt door een kind. Het kind heeft  leerproblemen, automatiseringsproblemen en daarbij last van motorische onrust en onoplettendheid, wat logisch is als je hoofd vol zit. Informatie filteren is dan ook zeer moeilijk. Mogelijk is er in andere, vergelijkbare situaties ook sprake van hoogbegaafdheid en/of diagnoses als ADHD, ADD, autisme, dyslexie, dyscalculie en/of dyspraxie etc. en/of leert het kind bij voorkeur visueel.

De linker hoofdafbeelding geeft de chaos en ongeordendheid van het hoofd van het betreffende kind aan voor dat er sprake was van Ik leer anders coaching. De coach heeft met het kind gesproken over hoe het in het hoofd was, of er orde was en of dat het hoofd vol was. Kinderen kunnen heel mooi aangeven of dit zo is. Het kind heeft thuis de tekening gemaakt zoals diens hoofd er voor de start uit zag.

De rechter hoofdafbeelding laat de orde zien na 4 weken aan de slag te zijn geweest met het kind. Het verschil is gigantisch, niet alleen qua tekening maar ook bij het kind zelf. Door het kind inzicht en tools te geven, in dit geval via de methode Ik leer anders, kon het kind zelf meer voor de rust in het hoofd zorgen. Het hoofd is minder vol en geordend. De verandering bij het kind was ook buiten de tekening heel duidelijk: minder motorische onrust, beter kunnen organiseren/plannen & automatiseren en meer grip op zichzelf en de wereld om het kind heen. Balans tussen denken, voelen en doen.

Buiten methodes als Ik leer anders kunnen haptonomie en senso-motorische integratie therapie zorgen voor een betere balans tussen denken, voelen en doen.  Ik werk daarom in praktijk ook samen met erkende therapeuten op dit gebied.

Voor de tekeningen dank ik UniekeWijze.

Voor hoofd ordenen

Voor hoofd ordenen

Na hoofd ordenen

Na hoofd ordenen

Werken met picto’s, thuis en op school.

aap-noot-miesPictogrammen: iets wat je de hele dag om je heen ziet, waarschijnlijk zonder dat je je er van bewust bent. Pictogrammen vormen een beeldtaal, bestaande uit symbolen en afbeeldingen, die zich niet laat hinderen door landsgrenzen of gesproken taal. Verkeersborden zijn ook een soort beeldtaal en bijvoorbeeld op vliegvelden, in winkelcentra en op treinstations zie je veel pictogrammen. Pictogrammen geven overzicht en worden dus ook gebruikt bij computers, tablets en smartphones. Veel scholen maken voor het dagprogramma gebruik van pictogrammen.

Een pictogram geeft op een snelle manier duidelijkheid. Ze kunnen gebruikt worden als communicatiemiddel, takenlijst of als agenda. Pictogrammen kunnen samen ook een verhaal vertellen.

Het woord pictogram komt uit het Latijn. Picto komt van ‘pictus’ of in het Nederlands: ‘geschilderd’. Gram komt van ‘gramma’ ofwel ‘letter’.

Buiten het algemene gebruik worden pictogrammen ook vaak gebruikt voor mensen die moeite hebben met taal, het houden van overzicht, plannen/organiseren en concentreren. Ook voor kinderen is het gebruik van pictogrammen erg handig, zeker als ze nog niet kunnen lezen.

Voor mensen met een beperking, ADHD, ADD, PDD-NOS, MCDD, en verdere aan autisme verwante stoornissen bieden pictogrammen duidelijkheid. Pictogrammen worden vaak gebruikt binnen instellingen voor verstandelijk en auditief gehandicapten en door logopedisten.

Een mooi voorbeeld van een pictobord is natuurlijk het Aap Noot Mies leesplankje, waarbij leren lezen ondersteunt wordt door afbeeldingen.

Er zijn verschillende soorten pictogrammen: – witte figuur tegen een zwarte achtergrond. – gekleurde afbeeldingen – foto’s – thema’s, zoals Diddl en Wonder – tekeningen – afbeeldingen met woorden.

Pictogrammen worden soms ook dagritmekaarten genoemd.

Pictogrammen kunnen kant en klaar gekocht worden, op verzoek met een eigen afbeelding en eventueel een woord erbij.

Er zijn ook sites waar je ze kosteloos kunt downloaden.

Natuurlijk kun je ook zelf pictogrammen maken.

Verder zijn er complete systemen verkrijgbaar. Er zijn magneetborden en -strips in verschillende maten en uitvoeringen. Voor het zelf maken van pictogrammen heb je een laminator, laminatorfolie, magneettape/rubber/lint en een schaar nodig. De magneetmaterialen zijn online te bestellen bij pictogrammenleveranciers en hobbywinkels. Huishoudzaken en warenhuizen verkopen pictogramborden in meerdere uitvoeringen en prijzen. Je kunt kiezen voor een dag of weekindeling. Woorden invoegen bij een afbeelding kun je eenvoudig via de softwareprogramma’s Microsoft  Paint en  Apple Paintbrush.

Tips:

– hang het planbord in het zicht (bijvoorbeeld in de keuken of bij je PC).

– leer jezelf aan om elke afspraak direct te noteren. Loop direct naar je planbord als je telefonisch een afspraak maakt.

– maak de dag/weekindeling uit rechte lijnen. Zo maak je een visuele scheiding tussen de ochtend, middag en avond en/of de dagen.

– neem een vast moment, bijv. de zondag, om de planning up to date te maken.

Op internet vind je vele links naar websites waar je complete systemen kunt kopen, software voor het zelf maken van pictogrammen vindt, (gratis) pictogrammen kunt bestellen en downloaden.

Zelf vind ik de Diddle dagritmekaarten erg mooi. Microsoft Office heeft ook een website waar je gratis illustraties, foto’s en afbeeldingen kunt downloaden. Vul daar linksboven je zoekterm in en klik op het vergrootglas.

Heb je nog tips voor websites naar (gratis) pictogrammen laat dit dan graag weten via een reactie!

Voorbeelden:  T-kaart planner Voor volwassenen. Te koop bij de meeste (online) kantoorhandels

Nodig:

– 8 x banen van 6 cm (1 x dagindeling en 7 dagen van de week)

– T-kaarten met 48mm breedte. Neem geen smallere kaartjes, want daar kan je bijna niks opschrijven.

– 4 kleuren T-kaarten Weekplanning

(klik op de afbeelding om deze te vergroten)

Maak je eigen magneetbord (bron: 101 woonideeën) Dankzij magneetverf is een magneetbord tegenwoordig heel makkelijk zelf te maken. Je maakt hem direct op de kast, deur of muur. Of je beschildert een houten paneel met de verf. Zorg in ieder geval voor een goede, schone en vetvrije ondergrond. Onbehandeld hout voorzie je van een laagje (acryl)grondverf. De magneetverf breng je aan in meerdere, minimaal twee, lagen. De verf is zelf niet magnetisch, maar bevat ijzerdeeltjes. Hierdoor blijven de magneetjes kleven. Finishing touch: Over de laatste laag magneetverf kun je zelf een laag verf in een kleur naar keuze aanbrengen. En je maakt het magneetbord af met een mooie sierlijst, te koop bij een bouwmarkt.

Ikea  Magneetbord Spontan In wit op zilverkleur verkrijgbaar. Met kleurtape in vakken te verdelen

– 7 dagen / 3 dagdelen

– Horizontaal (liggend) gebruiken

Mijn blog

In mijn blog vertel ik over oa onderwijs, hoogbegaafdheid, ADHD, ADD, autisme, dyslexie, beelddenken, fixatie disparatie, Leonardo en ander (voltijds) HB onderwijs en Ik leer anders. Soms incidenteel ook over een ander onderwerpen.

Hoe vind ik een blog?

– Voor alle blogberichten: scroll naar beneden

– Voor een specifieke blog: selecteer een titel in onderstaande lijst.

– Klik rechtsboven op Categorie en maak een keuze naar onderwerp.

– Vul rechtsboven bij Zoeken een zoekterm in zoals titel of onderwerp.

De nieuwste blogs staan bovenaan.

Veel leesplezier.

Dorien Kok

Via de tab Meer… komt u op mijn andere websites. 

Vragen aan de staatssecretaris oktober 2015

‘Scholen schenken deze week extra aandacht aan pesten’ september 2015

Onderwijs onderzocht: meerkeuzeopgaven van de Cito september 2015

Oproep i.v.m. onderzoek naar hoogbegaafdheid en pesten september 2015

Als je er niet uit komt met school. september 2015

Thuiszitters, ruim 5 jaar later. september 2015

Passend onderwijs = Geen kind tussen wal en schip! september 2015

Waarom het zo belangrijk is om baby’s regelmatig op hun buik te leggen maart 2015

Anders zijn november 2014

IQ testen: Rakit-2 november 2014

Een cocon om je kind houden. november 2014

Met borstvoeding geen beugelbekkie… september 2014

Logopedie en hoogbegaafdheid april 2014

Onderwijs uitgelegd: doortoetsen februari 2014

Wachtkamerkind februari 2014

Onderwijs in terra incognita: over thuisonderwijs en hoogbegaafdheid  Herblogd van Sytze Steenstra Blog januari 2013

Onderwijs onderzocht: Versnellen, ja of nee december 2013

Vol hoofd december 2013

Onderwijs onderzocht: meer motivatie vanuit werken in groepjes oktober 2013

Uw brein is een regenwoud oktober 2013

Mogen peuters nog peuteren en kleuters nog kleuteren september 2013

Kleuters en Cito september 2013

Leerproblemen september 2013

Verschil in snelheid van informatieverwerking tussen tienerjongens en -meisjes. september 2013

Oproep ouders en scholen voor het vervolgonderzoek dyslexie en hoogbegaafdheid door Universiteit Utrecht  juli 2013

Onderzoeksrapport: ‘Slimme leerlingen krijgen extra stof, maar geen extra aandacht’ maart 2013

Oproep: ‘Hoogbegaafd en beelddenken’ Onderzoek naar de visueel-ruimtelijke en verbale informatieverwerking bij hoogbegaafde kinderen. maart 2013

“Waar een klein land groot in moet worden” maart 2013

De littekens die pesten achterlaat.  maart 2013

Ontwikkelingsstoornissen juist diagnosticeren: kijk ook in het brein februari 2013

Wie schrijft die blijft. februari 2013

Echt excellente scholen februari 2013

We are the people we’ve been waiting for december 2012

Een vol hoofd – balans tussen denken, voelen en doen november 2012

Onderzoek: We feel, therefore we learn november 2012

Nieuw onderzoek naar excellentie op scholen oktober 2012

Pavlov: Dolores Leeuwin over intelligentie oktober 2012

HB en dyslexie onderzoek Universiteit Utrecht oktober 2012

Onderzoek: hoe aanstaande leerkrachten kunnen worden opgeleid voor onderwijs aan hoogbegaafde kinderen september 2012

Werken met picto’s, thuis en op school september 2012

Zeilen voor passend onderwijs voor thuiszitters augustus 2012

Verkiezingen 2012: de politiek en passend onderwijs voor hoogbegaafde kinderen augustus 2012

Born tot learn juni 2012

Onderwijs uitgelegd: DL en DLE, wat kun je daar als ouder mee februari 2012

Linker vs rechter hersenhelft  januari 2012

Over nieuwe richtlijnen AD(H)D juni 2011

Er is geen weg terug naar passend onderwijs maart 2011

Wat is nou eigenlijk beelddenken februari 2011

Onderzoek hoogbegaafdheid februari 2011

Antwoorden van de Minister van Onderwijs januari 2011

‘Onderwijs hoogbegaafde kinderen onder druk’ december 2010

Een lief meisje juli 2010

School hoogbegaafde kinderen in nood juni 2010

Van H naar Beter juni 2010

Je kind als tegenstander juni 2010

Nederlandse talenten: wel de start, maar niet de finish juni 2010

PVDA: ‘hoogbegaafde kinderen kosten klauwen vol geld’ juni 2010

Het meisje met de vleugels juni 2010

Het verhaal van Imme Kors mei 2010

Rondom labelkinderen mei 2010

Dag van de Hoogbegaafdheid mei 2010

Effecten créche bezoek mei 2010

Bart Simpson actie van een hoogbegaafd kind mei 2010

Oproep voor leerkrachten, IB-ers en schooldirecteuren basisonderwijs mei 2010

Is thuisonderwijs in strijd met het belang van het kind? mei 2010

Reken even mee april 2010

Een verraderlijke kloof? april 2010

Slaap kindje slaap april 2010

Laat dat kind toch spelen april 2010

De vroege lezer april 2010

Hyperactiviteit april 2010 – video

Petitie Passend onderwijs voor hoogbegaafde kinderen april 2010

Spijbelaar april 2010

Sociaal-emotioneel achter? maart 2010

Sta open voor de kind maart 2010

Dag van de Leerplicht maart 2010

How can you encourage a child maart 2010 – video

Waarom speciaal onderwijs voor hoogbegaafde kinderen maart 2010

Gewoon geen dyslexie! maart 2010

Vluchten of aanvallen maart 2010

Het gevaar van de nieuwe DSM: V maart 2010

Het sprookje van Ritalin en het placebo effect maart 2010

Zet het onderwijs op je agenda! maart 2010

Onderzoek thuiszitters – Hogeschool Utrecht maart 2010

Feest! maart 2010

Onderzoek sociaal-emotionele ontwikkeling van hoogbegaafde kinderen februari 2010

Hoogbegaafde thuiszitters februari 2010

Een lief meisje

Een lief, maar ook pittig meisje gaat met 4 jaar naar school. Ze kan dan al lekker lezen en schrijven, wat door de ouders wordt aangegeven bij de start. Helaas wordt hier niet op ingespeeld. School geeft na enige tijd aan dat ze onoplettend is. Ze kan de aandacht er maar niet bij houden. Wat is er aan de hand. School vindt dit steeds problematischer worden, geeft aan dat er naar gekeken moet worden.

Uiteindelijk valt er een woord: ADD.

Onderzoek bevestigd dat het meisje inderdaad onoplettend is op school. Thuis is ze er ook niet altijd bij met haar hoofd, ze is erg “stoffig”. Conclusie: ADD oftewel een aandachtstekort stoornis, medicatie is mogelijk. Ouders willen het beste voor hun kind en stemmen hier in toe.

In de jaren hierna gaat het steeds slechter met dit meisje. De diagnose wordt aangevuld met PDD-nos (autisme) en ODD (oppositioneel opstandig gedrag), de medicatie wordt verhoogd. Ze lijkt steeds meer problemen te krijgen met de wereld om haar heen en wordt verbaal en lichamelijk agressief.

In haar jaren op het voortgezet onderwijs trekken de ouders het niet meer. Er wordt een paar maal gesproken over uit huis plaatsing. Het meisje wil dit niet en wordt angstig van de gedachte hieraan. Het hele gezinsleven draait om de dochter, de andere kinderen hebben er knap onder te lijden. Ook onder de agressie van hun zus.

Als het meisje 16 is gebeurt er wat. Ze stopt met haar medicijnen. Ze wil die niet meer.

En dan gebeurt er iets vreemds: de agressie verdwijnt. De wolk aan mist om haar hoofd is weg, zoals ze het zelf zegt. Was er dan toch iets anders aan de hand? Ja, de ouders waren in de val getrapt die er rond hoogbegaafdheid ligt. Gecombineerd met problemen ten aanzien van prikkelverwerking (sensorische integratie), wat vaker bij hoogbegaafde kinderen voor komt.

Als een kind hoogbegaafd is, maar niet dat op school krijgt wat het nodig heeft, daarbij ook niet aangeboden op de manier waarop het denkt en leert, dan kunnen er gedragsproblemen ontstaan. Bij jongens lijkt dit vaak op ADHD, bij meisjes vaker op autisme. Omgekeerd of beide komt ook voor.

In de praktijk betekent deze diagnosestelling dat de oorzaak van de gedragsproblematiek in het kind gelegd wordt. Vaak na aangeven van school. Het is voor school logischer om de oorzaak van gedragsproblemen in het kind te leggen. Dat het aan de school (omgeving) kan liggen, dat kwartje valt meestal niet.

Dat doen leerkrachten niet expres. Gebrek aan expertise op dit gebied, bij zichzelf, in de school, bovenschools, de leerkrachtenopleidingen, maar ook bij de Expertise Centra, kan ook bijna niet leiden tot een andere conclusie dan dat het aan het kind moet liggen.

Ouders gaan vaak mee in dit verhaal omdat ze niet beter weten, alhoewel er nu meer informatie is over hoogbegaafdheid dan zo’n 10 jaar geleden. Zij zijn immers niet de experts. Als mijn kind maar geholpen wordt. Met een diagnose is er tenminste kans op een ‘rugzak’ en dus op hulp. Wat zij en ook school zich niet realiseren dat de hulp gebaseerd is op problematiek IN het kind, terwijl de oorzaak vaak ook BUITEN het kind ligt. De hulp zal dan ook niet aanslaan en verergering van de gedragsproblemen kan het gevolg zijn.

Voor de toekomst kan en moet dit anders:

  • De medische en school experts moeten zich beter realiseren dat gedragsproblematiek ook voort kan komen uit de omgeving.
  • Autisme en ADHD experts moeten zich gaan bijscholen op het gebied van hoogbegaafdheid of er experts bij halen op dit gebied. Hoogbegaafdheid is namelijk net zo’n expertise als autisme en ADHD.
  • Men moet zich realiseren dat het onderzoek breder moet. Als ouders, vaak op aandringen van school, bij gedragsproblemen van hun kind een autisme/ADHD centrum binnen lopen dan is het niet goed dat er alleen uitgangen zijn die leiden tot de conclusie autisme en/of ADHD.
  • Leraren opleidingen moeten een inhaalslag maken op het gebied van het onderwijzen van toekomstige onderwijzers op het gebied van hoogbegaafdheid. Het basisniveau van waaruit iemand onderwijzer kan worden moet worden opgeschaald naar VWO niveau.
  • Scholen moeten investeren in bijscholing en Plusklassen. Daar moeten ze experts voor in huis halen.

De juiste route voor het kind is eerst begaafdheidsonderzoek te laten doen door een begaafdheidsspecialist. Dan bij geconstateerde hoogbegaafdheid het onderwijs passend maken, al is daar een schoolwissel voor nodig. Mochten er na het aanbieden van continue passend onderwijs nog steeds gedragsproblemen zijn dan kunnen er ook nog andere oorzaken zijn, zoals sensorische integratie problematiek (prikkelverwerking), executieve functies die extra aandacht behoeven, voeding etc.  De psychiatrie is dus niet een standaard startpunt.

Dorien Kok

Een overzicht van alle blog berichten is hier te vinden.

Je kind als tegenstander

Je zal maar een kind hebben die continue anderen irriteert en pest, die opstandig en agressief is. Die kinderen zijn er, er is ook een naam voor: ODD

ODD staat voor Oppositional Defiant Disorder, op z’n Hollands gezegd: oppositioneel opstandig gedrag. Oppositioneel kun je lezen als dat ze altijd van de tegenpartij zijn.

Voor het voetballen is het hebben van een tegenstander wel handig, in deze vorm is dit het absoluut niet.

Die kinderen maken ruzie, zijn driftig, zijn niet gehoorzaam. Regels zijn niet voor hun bedoeld. Op sociaal gebied zijn er ook duidelijke verbeterpunten, zowel in de omgang met volwassenen, als in die met leeftijdsgenoten.

ODD komt vaak voor bij kinderen die ook een diagnose hebben als bijvoorbeeld ADHD, autisme en een reactive hechtingsstoornis. De symptomen lijken vaak ook op elkaar. Het kind kan er niets aan doen dat dit gebeurt, het is een disorder – oftewel aandoening.

Nu heeft niet ieder kind dat deze kenmerken heeft meteen ook ODD. Er zijn ook kinderen die dit gewoon tot de kunst verheven hebben. Pubers kunnen bijvoorbeeld ook gewoon vanuit hun puberschap het bloed onder je nagels vandaan halen!

De strategieën die er voor ODD liggen kunnen ook gebruikt worden op pubers en andere kinderen die er een eenzijdig leuk feest van maken.

Wat kun je doen als ouder:
– Zorg dat thuis de neuzen van alle volwassenen dezelfde kant op staan. Maak samen met je partner vaste afspraken over wat wel en wat niet mag en hoe iets moet gebeuren.
– Laat je niet verleiden tot het welbekende driehoekje waarbij de een ouder plots niet alleen het kind, maar ook de partner als tegenstander heeft. Kinderen kunnen dat zo goed!
– Maak als partners vaste afspraken over hoe er op bepaald gedrag gereageerd wordt. Vertel dit ook aan het kind, zodat het weet waar het aan toe is als het zich niet aan de afspraak houdt. Wees dan ook consequent!
– Reageer niet emotioneel, dat is zo lachen voor het kind! Als je merkt dat je het even niet trekt, vraag dan of je partner het even overneemt of meld dat je er later op terug komt.
– Probeer het eens met negeren. Wat gebeurt er als je je kind de rug toedraait en wat anders gaat doen als het onredelijk is. Gewoon even één keer zeggen dat je hier niet op gaat reageren.
– Neem op tijd rust voor jezelf, zodat je weer bij kunt tanken.
– Stel een reactie uit, zeg dat je eerst bedenktijd wil.
– Beperk TV en computer voor je kind. Stel duidelijke grenzen op dit gebied. Eén op de 5 kinderen is verslaafd aan de computer. De spelletjes, en in mindere mate ook TV, hebben een sterke invloed op de kinderen. Gebruik die tijd bijvoorbeeld om positief met je kind te linken. Ga er soms ook bij zitten als je kind TV kijk of computert.

Zoek hulp als je het echt niet redt.

TIP: Handleiding pubers.

Dorien Kok

Een overzicht van alle blog berichten is hier te vinden.

Reken even mee

Autisme komt voor bij 0,6 tot 1 procent van de Nederlandse bevolking.

Voor ADHD gaat men uit van ongeveer 3 procent.

Hoogbegaafdheid komt bij 2 tot 3 procent van de bevolking voor.

Even rekenen, met als basis 16 miljoen Nederlandse mensen:
Autisme 90.000 tot 160.000 mensen
ADHD 480.000 mensen
Hoogbegaafdheid 320.000 tot 480.000 mensen

Een combinatie van autisme en hoogbegaafdheid komt op papier voor bij 1.800 tot 4.800 mensen, van de 16 miljoen inwoners die Nederland telt.

Een combinatie van ADHD en hoogbegaafdheid komt op papier voor bij 6.400 tot 14.400
mensen, van de 16 miljoen inwoners die Nederland telt.

Een combinatie van deze 3 hier, autisme, ADHD en hoogbegaafdheid, komt dus op papier uitgerekend bij maximaal 144 mensen voor, van de 16 miljoen inwoners die Nederland telt.

Voor zestien miljoen mensen heb ik het dus over volwassenen én kinderen.

Als je het technisch bekijk zou het op papier per provincie verdeeld om 12 volwassenen en kinderen per provincie gaan.

Kan iemand mij vertellen hoe het mogelijk is dat ik alleen al 10 kinderen ken die de diagnoses autisme én ADHD hebben en die ook hoogbegaafd zijn? En dat die allemaal in mijn regio, en dus niet eens in de gehele provincie wonen? Volwassenen met die combinatie ken ik trouwens niet.

Dit kan toch niet?

Er zijn kinderen in Nederland die hoogbegaafd zijn en die daarbij ook terecht een diagnose hebben.

Als je echter de papieren cijfers vergelijkt met de werkelijke praktijk aan diagnoses en vaststellingen in dit land is er iets gigantisch mis op het gebied van hoogbegaafde kinderen.

Zou dit komen omdat ieder kind die gedragsproblemen heeft automatisch bekeken wordt alsof het ADHD en/of autisme heeft?

Een kind kan ook (ernstige) gedragsproblemen vertonen omdat het niet uitgedaagd wordt op school, omdat het uit vervelingsellende de hele dag zit te tellen hoeveel dropjes de meester die dag heeft gegeten (officieel mag je niet eens snoepen in de klas) en daar een jaarverslag van gaat maken? Die zich dus niet concentreert op de les en die ook niet stil kan zitten in de klas?

Of wat met een kind die zich terugtrekt uit de groep omdat het anders is dan de rest, ook niet de zelfde interesses heeft als de klas en hij het huidige lesprogramma al 2 jaar beheerst. Is ook knap lastig als de klas in de pauzes steeds gaat voetballen terwijl jij het wil hebben over de planeten, wat wel jouw ding is.

De gedragsproblemen komen dan niet vanuit het kind , maar uit de niet passende (onderwijs)omgeving.

Wordt het niet eens tijd dat het automatisch naar ADHD en autisme wijzen als oorzaak van gedragsproblemen gestopt wordt en er ook eens naar de omgeving gekeken wordt als mogelijke oorzaak van de gedragsproblematiek? Het probleem zit namelijk niet altijd in het kind zelf.

Voor een hoogbegaafd kind is de route gewoon anders. Laat bij een vermoeden van hoogbegaafdheid er eerst eens een hoogbegaafdheidexpert naar kijken. Pas daarna de onderwijsomgeving aan zodat het onderwijs passend wordt. Is dat geregeld en zijn er nog steeds gedragsproblemen? Dan is het pas tijd om de hoek van ADHD en autisme in te gaan. Eerder niet.

Scheelt ook in het special onderwijs, daar zitten er velen onterecht. En de aanpak – ook in het reguliere onderwijs, gericht op ADHD en autisme slaat bij die kinderen niet aan. Hoe zou dat nou komen!

Dorien Kok
http://www.I-CARUS.info