Categorie archief: ouders

#Hoedan: coronamaatregelen in het onderwijs.

Er zit me iets dwars, vanuit de gedachte: hoe dan.

Tot donderdag halverwege de ochtend veel mediageluiden over een scholensluiting per maandag: met team al over hoe de voorbereiding op te pakken gesproken en oa ook in het lokaal al geagendeerd algemeen overleg van PO, VO, SO, kinderopvang en gemeente. Lokaal samen besloten hoe we dit aan gaan vliegen. Was fijn. Ik heb vervolgens een voorzet op het bericht geschreven, dat na de persconferentie meteen naar alle ouders in ons dorp gestuurd zou worden: zo willen we het gaan oppakken. Duidelijkheid bieden. Goed geregeld zo.

Donderdagochtend na dat overleg een berichtje ontvangen van de IB’er over dat het waarschijnlijk geen scholensluiting wordt. Maar wat dan.

#Hoedan

Vrijdag 19.00 uur in de persconferentie heel ad hoc: het moet maandag anders. Kinderen vanaf groep 6 zelftesten, mondkapje en scheiden van de rest van de leerlingen. Ook voor de andere kinderen gaat het met ingang van maandag anders.

Gisteren (zaterdag, dus vrije dag) geprobeerd antwoorden te vinden voor onszelf, ouders en kinderen. Met bestuur, MT, leerkracht bovenbouw en natuurlijk de medezeggenschapsraad. We hebben veel vragen, nog onbeantwoord ivm weekend. Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft zelf ook de boel nog niet rond lazen we na veel zoeken: er zijn nog geen zelftesten voorhanden.

Zaterdagochtend, ik zat al geruime tijd achter mijn laptop: Het Outbreak Management Team, het OMT, heeft het kabinet opnieuw gevraagd om te overwegen de kerstvakantie van scholen naar voren te verlengen om zo het aantal coronabesmettingen terug te dringen. Dat staat in het laatste OMT-advies aan het demissionaire kabinet.

En in deze omstandigheden moet ik een setting bieden waarin iedereen afdoende info heeft en zich veilig voelt? Veiligheid is bij ons op school het startpunt. Kom je op deze manier tegemoet aan het sociale en emotionele welbevinden van kinderen, ouders en onderwijsmedewerkers? De feitelijke reden dat scholen open moeten blijven? #hoedan?

#onderwijs #corona #coronamaatregelen

De niet-vrijwillige vrijwillige ouderbijdrage.

De zomervakantie begint bijna. Eerst krijgen we echter weer het jaarlijkse schoolboekenbal. Ouders bevinden zich namelijk al jaren in de greep van de voortgezet onderwijs scholen en schoolboekenleveranciers ten aanzien van het verplicht al vóór de zomervakantie moeten betalen van iets wat wettelijk gezien totaal vrijwillig is: de ouderbijdrage. Immers: geen betaling van de ouderbijdrage betekent geen schoolboeken. Klagen daarover leverde meestal een ‘wij kunnen hier niets aan doen’ verwijzing van het kastje naar de muur op.

Er is echter verandering gaande, waarschijnlijk door de openlijke aandacht die hier de laatste jaren aan is gegeven. Ook richting en vanuit de politiek. Ik heb hier graag aan mee gedaan.

De knelgreep is ongedaan gemaakt, simpel door toevoeging van de aanvinkmogelijkheid: ‘Ik wil deze kosten niet via XXX betalen‘ op de website van de leverancier. Te vinden via de doorlink ‘Klik hier om belangrijke informatie te lezen over dit artikel‘, nadat je hebt ingelogd bij het account van je kind.

Vrijwillig betekent dat ouders mogen kiezen of zij de ouderbijdrage betalen. De vrijwilligheid van de ouderbijdrage is belangrijk omdat alle kinderen recht hebben op het onderwijs dat zij nodig hebben, los van de financiële situatie van de ouders.

Als de dwang er af is komt de factuur via de school zelf. Vrijwillig betekent echter niet dat je als ouder deze factuur automatisch niet moet betalen. Kijk daarom goed naar de factuur. Wat is belangrijk. Let daarbij op koppeling van kosten door school,  die het per onderdeel kiezen onmogelijk maken. Zie voor meer informatie Ouderbijdrage in het voortgezet onderwijs, op de website van de Onderwijsinspectie.

Is jouw school of schoolboekenleverancier nog niet zo ver, attendeer school hier dan op. Voor de schoolboeken voor komend jaar kun je dan bij school aangeven dat je graag wil dat school deze voor je bestelt, waarbij je nog even duidelijkheid geeft over de schoolvakken van je kind – zodat hier niets fout kan gaan.

Mededeling over de schoolkosten van jouw onderwijsinstelling
Dit zijn schoolkosten/services die worden geleverd of worden uitgevoerd door jouw onderwijsinstelling. Je onderwijsinstelling heeft het regelen van deze schoolkosten/services (incl. facturatie en inning van de vergoeding hiervoor) uitbesteed aan XXX. Daarom is met de betaling aan XXX, je betaling en bestelling van de schoolkosten/services met de onderwijsinstelling geregeld. Je hoeft dus niet meer te betalen aan je onderwijsinstelling. XXX zorgt voor verdere afhandeling van je betaling met je onderwijsinstelling. Voor het veilig stellen van je betaling gebruikt XXX de Stichting Derdengelden XX Beheer. Voor vragen over de uitvoering van de schoolkosten/services kun je terecht bij jouw onderwijsinstelling; jouw onderwijsinstelling zorgt voor de uitvoering ervan.”

De onderwijsinspectie heeft ook informatie over de vrijwillige ouderbijdrage op de basisschool online staan. Hier is vooral sprake van het vragen van geldelijke bijdrage voor iets ‘extra’s’, zoals de overblijf, de plusklas, een laptop of tablet of inschrijfgeld. In de WPO is in artikel 13 lid 1 onder e vastgelegd dat de schoolgids informatie bevat over de geldelijke bijdrage (ouderbijdrage), waarbij vermeld moet worden dat deze vrijwillig is. Controleer of dit zo is. Meld dit anders bij de MR of ouderraad. Zie daarvoor Ouderbijdrage in het basisonderwijs.

Ik heb eerder al geblogd over de speciale ouderbijdrage voor voltijds onderwijs aan hoogbegaafde kinderen. Deze blogs kunt u hier lezen.

Dorien Kok

 

Wet- en regelgeving rondom ouderschap en onderwijs.

839Ouders zijn maar zelden op de hoogte van de wet- en regelgeving rondom ouderschap en onderwijs. Hieronder staat (een deel van de) relevantie informatie over rechten en plichten van ouders en scholen. Ouders kunnen gebruik maken van deze informatie om te staan voor het belang en de ontwikkeling van hun kind. Ouders kunnen hiermee scholen en andere betrokken partijen duidelijk maken vanuit welk kader gehandeld moet worden. Ouders zijn maar zelden op de hoogte van de wet- en regelgeving rondom ouderschap en onderwijs. Hieronder staat (een deel van de) relevantie informatie over rechten en plichten van ouders en scholen. Ouders kunnen gebruik maken van deze informatie om op te staan voor het belang en de ontwikkeling van hun kind. Ouders kunnen hiermee scholen en andere betrokken partijen duidelijk maken vanuit welk kader gehandeld moet worden.

Artikel 1:247 1&2 Burgerlijk Wetboek – Verzorging en opvoeding door beide ouders

  1. Het ouderlijk gezag omvat de plicht en het recht van de ouder zijn minderjarig kind te verzorgen en op te voeden.
  2. Onder verzorging en opvoeding worden mede verstaan de zorg en de verantwoordelijkheid voor het geestelijk en lichamelijk welzijn en de veiligheid van het kind alsmede het bevorderen van de ontwikkeling van zijn persoonlijkheid. In de verzorging en opvoeding van het kind passen de ouders geen geestelijk of lichamelijk geweld of enige andere vernederende behandeling toe.

Artikel 3 IVRK Het belang van het kind

1. Bij alle maatregelen betreffende kinderen, ongeacht of deze worden genomen door openbare of particuliere instellingen voor maatschappelijk welzijn of door rechterlijke instanties, bestuurlijke autoriteiten of wetgevende lichamen, vormen de belangen van het kind de eerste overweging.
2. De Staten die partij zijn, verbinden zich ertoe het kind te verzekeren van de bescherming en de zorg die nodig zijn voor zijn of haar welzijn, rekening houdend met de rechten en plichten van zijn of haar ouders, wettige voogden of anderen die wettelijk verantwoordelijk voor het kind zijn, en nemen hiertoe alle passende wettelijke en bestuurlijke maatregelen.
3. De Staten die partij zijn, waarborgen dat de instellingen, diensten en voorzieningen die verantwoordelijk zijn voor de zorg voor of de bescherming van kinderen voldoen aan de door de bevoegde autoriteiten vastgestelde normen, met name ten aanzien van de veiligheid, de gezondheid, het aantal personeelsleden en hun geschiktheid, alsmede bevoegd toezicht.

Artikel 28 IVRK Recht op onderwijs

1. De Staten die partij zijn, erkennen het recht van het kind op onderwijs, en teneinde dit recht geleidelijk en op basis van gelijke kansen te verwezenlijken, verbinden zij zich er met name toe:a. primair onderwijs verplicht te stellen en voor iedereen gratis beschikbaar te stellen;b. de ontwikkeling van verschillende vormen van voortgezet onderwijs aan te moedigen, met inbegrip van algemeen onderwijs en beroepsonderwijs, deze vormen voor ieder kind beschikbaar te stellen en toegankelijk te maken, en pas- sende maatregelen te nemen zoals de invoering van gratis onderwijs en het bieden van financiële bijstand indien noodzakelijk;c. met behulp van alle passende middelen hoger onderwijs toegankelijk te maken voor een ieder naar gelang zijn capaciteiten; d. informatie over en begeleiding bij onderwijs- en beroepskeuze voor alle kinderen beschikbaar te stellen en toegankelijk te maken;e. maatregelen te nemen om regelmatig schoolbezoek te bevorderen en het aantal kinderen dat de school vroegtijdig verlaat, te verminderen.
2. De Staten die partij zijn, nemen alle passende maatregelen om te verzekeren dat de wijze van handhaving van de discipline op scholen verenigbaar is met de menselijke waardigheid van het kind en in overeenstemming is met dit Verdrag.
3. De Staten die partij zijn, bevorderen en stimuleren internationale samenwerking in aangelegenheden die verband houden met onderwijs, met name teneinde bij te dragen tot de uitbanning van onwetendheid en analfabetisme in de gehele wereld, en de toegankelijkheid van wetenschappelijke en technische kennis en moderne onderwijsmethoden te vergroten. In dit opzicht wordt met name rekening gehouden met de behoeften van ontwikkelingslanden.

Artikel 29 IVRK Onderwijsdoelstellingen

1. De Staten die partij zijn, komen overeen dat het onderwijs aan het kind dient te zijn gericht op:a. de zo volledig mogelijke ontplooiing van de persoonlijkheid, talenten en geestelijke en lichamelijke vermogens van het kind;b. het bijbrengen van eerbied voor de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, en voor de in het Hand- vest van de Verenigde Naties vastgelegde beginselen;c. het bijbrengen van eerbied voor de ouders van het kind, voor zijn of haar eigen culturele identiteit, taal en waarden, voor de nationale waarden van het land waar het kind woont, het land waar het is geboren, en voor andere bescha- vingen dan de zijne of de hare;d. de voorbereiding van het kind op een verantwoord leven in een vrije samenleving, in de geest van begrip, vrede, verdraagzaamheid, gelijkheid van geslachten, en vriendschap tussen alle volken, etnische, nationale en godsdienstige groepen en personen behorend tot de oorspronkelijke bevolking;e. het bijbrengen van eerbied voor de natuurlijke omgeving.
2. Geen enkel gedeelte van dit artikel of van artikel 28 mag zo worden uitgelegd dat het de vrijheid aantast van individuele personen en rechtspersonen, onderwijsinstellingen op te richten en daaraan leiding te geven, evenwel altijd met inachtneming van de in het eerste lid van dit artikel vervatte beginselen, en van het vereiste dat het aan die instellingen gegeven onderwijs voldoet aan de door de Staat vastgestelde minimumnormen.

Artikel 8 Wet op het primair onderwijs – Uitgangspunten en doelstelling onderwijs

  • 1 Het onderwijs wordt zodanig ingericht dat de leerlingen een ononderbroken ontwikkelingsproces kunnen doorlopen. Het wordt afgestemd op de voortgang in de ontwikkeling van de leerlingen.

  • 2 Het onderwijs richt zich in elk geval op de emotionele en de verstandelijke ontwikkeling, en op het ontwikkelen van creativiteit, op het verwerven van noodzakelijke kennis en van sociale, culturele en lichamelijke vaardigheden.

  • 3 Het onderwijs:

    • a. gaat er mede van uit dat leerlingen opgroeien in een pluriforme samenleving,

    • b. is mede gericht op het bevorderen van actief burgerschap en sociale integratie, en

    • c. is er mede op gericht dat leerlingen kennis hebben van en kennismaken met verschillende achtergronden en culturen van leeftijdgenoten.

  • 5 Het bevoegd gezag stelt ten minste eenmaal in de 4 jaar een schoolondersteuningsprofiel vast.

  • 6 De scholen gebruiken een leerling- en onderwijsvolgsysteem waaruit de vorderingen in de kennis en vaardigheden blijken op het niveau van de leerling, de groep en de school. Het leerling- en onderwijsvolgsysteem bevat toetsen die kennis en vaardigheden van de leerling meten in elk geval op het terrein van de Nederlandse taal en rekenen en wiskunde, met inachtneming van de referentieniveaus Nederlandse taal en de referentieniveaus rekenen, bedoeld in artikel 2, tweede lid, aanhef en onderdeel a, van de Wet referentieniveaus Nederlandse taal en rekenen.

  • 7 De toetsen, bedoeld in het zesde lid, voldoen aan het kwaliteitsoordeel van een door Onze minister aangewezen onafhankelijke commissie betreffende inhoudelijke validiteit, betrouwbaarheid en deugdelijke normering. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen voorschriften omtrent het leerling- en onderwijsvolgsysteem en de daaraan verbonden toetsen worden vastgesteld.

  • 8 De scholen voorzien in een voortgangsregistratie omtrent de ontwikkeling van leerlingen die extra ondersteuning behoeven, en omtrent leerlingen die onderwijs volgen als bedoeld in artikel 165.

  • 9 Het onderwijs wordt zodanig ingericht dat:

    • a. de leerlingen in beginsel binnen een tijdvak van 8 aaneensluitende schooljaren de school kunnen doorlopen;

    • b. de leerlingen in 8 schooljaren ten minste 7520 uren onderwijs ontvangen, met dien verstande dat de leerlingen in de eerste 4 schooljaren ten minste 3520 uren onderwijs en in de laatste 4 schooljaren ten minste 3760 uren onderwijs ontvangen, en aan de leerlingen in de laatste 6 schooljaren ten hoogste 7 weken van het schooljaar 4 dagen per week onderwijs wordt gegeven, die evenwichtig zijn verdeeld over het schooljaar, bij een schoolweek van in beginsel niet minder dan 5 dagen onderwijs, en

    • c. de onderwijsactiviteiten evenwichtig over de dag worden verdeeld, tenzij afwijking van deze verdeling van belang is in verband met activiteiten in het kader van het voorkomen en bestrijden van onderwijsachterstanden.

  • 10 Het onderwijs wordt zodanig ingericht dat leerlingen die in verband met ziekte thuis verblijven dan wel zijn opgenomen in een ziekenhuis, op adequate wijze voldoende onderwijs kunnen genieten.

  • 11 Het onderwijs wordt zodanig ingericht dat daarbij op structurele en herkenbare wijze aandacht wordt besteed aan het bestrijden van achterstanden in het bijzonder in de beheersing van de Nederlandse taal, waarin ook door middel van vroegschoolse educatie kan worden voorzien.

Artikel 2 Wet voortgezet onderwijs

  • 1 Het voortgezet onderwijs, bedoeld in deze wet, omvat het onderwijs dat wordt gegeven na het basisonderwijs en na het speciaal onderwijs. Het omvat niet het voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in de Wet op de expertisecentra, educatie en beroepsonderwijs als bedoeld in de Wet educatie en beroepsonderwijs en het hoger onderwijs.
  • 2 Het onderwijs wordt zodanig ingericht dat de leerlingen een ononderbroken ontwikkelingsproces kunnen doorlopen. Het wordt afgestemd op de voortgang in de ontwikkeling van de leerlingen.

Artikel 2a. Bevoegdheid schoolonderwijs

Voortgezet onderwijs mag slechts worden gegeven door degene die daartoe ingevolge deze wet bevoegd is.

Motie kenmerk: 31497, nr. 218 Passend onderwijs; Motie van de leden Rog en Ypma

Met de motie Rog/Ypma wordt de regering verzocht om te bevorderen dat schoolbesturen en samenwerkingsverbanden ten behoeve van het leerrecht van kinderen samenwerken met externe particuliere onderwijs- en zorgaanbieders, waarbij leerlingen die deels maatwerk ontvangen op een andere locatie dan de school waar zij staan ingeschreven, ook in aanmerking komen voor bekostiging. Deze motie is aangenomen. Lees hier inhoudelijk over deze motie. Scroll naar Uitvoering motie Rog/Ypma.

Scholen & de AVG

Onder andere scholen verzamelen en gebruiken veel gegevens van leerlingen. Ook wisselen ze deze gegevens uit, bijvoorbeeld met andere scholen. Welke gegevens mogen scholen bijhouden van hun leerlingen? Wat mogen scholen doen met de persoonsgegevens van leerlingen en ouders? Wat mag wel en niet bij de overdracht van gegevens van leerlingen naar een nieuwe school? Hoe lang mag een school het leerlingdossier bewaren? Hebben ouders recht op inzage in het leerlingdossier van hun kind? Mag d leerplichtambtenaar gegevens opslaan van kinderen die geoorloofd verzuim hebben? Mogen instanties informatie over jouw als ouder of over je kind uitwisselen of opslaan zonder specifieke toestemming of uitleg waarom?

Onder de huidige Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) geldt onder de de informatieplicht van scholen. Vanaf 25 mei 2018 geldt de nieuwe Europese privacywet, de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG). Met de komst van de AVG krijgen scholen meer verantwoordelijkheden om de persoonsgegevens van  leerlingen goed te beschermen. Welke regels dan gelden, staat in dossiers Scholen & de AVG en AVG & Onderwijs.

Wat kan ik zelf doen ten aanzien van persoonsgegevens?

Gebruikt een organisatie uw persoonsgegevens? Dan heeft u het recht om dit te weten. Bent u het niet eens met het gebruik van uw gegevens? U staat niet machteloos. De Wet bescherming persoonsgegevens geeft u een aantal privacyrechten. Zoals het recht om uw gegevens in te zien en het recht om verbetering of verwijdering van uw gegevens te vragen.

Wilt u gebruikmaken van uw privacyrechten? De Autoriteit Persoonsgegevens heeft verschillende voorbeeldbrieven die u kunt gebruiken om uw verzoek in te dienen.

Lees ook
#wiepakthetop Over bewustwording van het feit dat er in Nederland voor het kind vaak niet gehandeld wordt volgens de wet.
Psychische kindermishandeling is strafbaar. Ook in het onderwijs?
Als je er niet uit komt met school.

Dorien Kok
http://DorienKok.nl

 

#wiepakthetop Over bewustwording van het feit dat er in Nederland voor het kind vaak niet gehandeld wordt volgens de wet. 

Wie pakt het op WG

Met deze tweet richting de Onderwijsinspectie en het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen startte Wanda Glebbeek op 9 april 2018 de campagne #wiepakthetop op Twitter. Een dag later was er een werkgroep*, al heel snel gevolgd door het eigen Twitteraccount @Wiepakthetop.

Volgens onderzoek zijn Nederlandse kinderen de gelukkigste kinderen van de westerse wereld. Toch vallen er veel kinderen voor wat betreft onderwijs ‘buiten de boot’ of ‘tussen wal en schip’, omdat ze niet de aandacht en zorg krijgen die ze verdienen en nodig hebben. Dat zoveel kinderen in Nederland niet mee kunnen doen op school of zelfs als thuiszitter geen onderwijs krijgen, is mede het een gevolg van de staat van het onderwijs en het huidige onderwijssysteem. Iets wat nog door te weinig mensen wordt gezien en erkend. 

De campagne draait om bewustwording. Bewustwording van het feit dat er in Nederland vaak niet gehandeld wordt volgens de wet. 

Artikel 1:247 1&2 Burgerlijk Wetboek (BW) geeft de plichten en rechten van beide ouders aan. Deze rechten van ouders worden stelselmatig gegenereerd en/of geschonden, waardoor ze niet in staat worden gesteld om aan hun wettelijke verplichtingen te voldoen. 

De rechten van kinderen zijn vastgelegd in het internationale verdrag voor de rechten van het kind. Deze rechten, beschreven in Artikel 3, 28 & 29 van het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK), worden in het huidige onderwijssysteem stelselmatig gegenereerd en/of geschonden.

Daarnaast vormen artikel 8 Wet Primair Onderwijs (WPO) en artikel 2 Wet Voortgezet Onderwijs (WVO) de leidraad om maatwerk te creëren binnen het onderwijs, maar dit wordt zelden op die manier uitgevoerd. Daarmee schenden of mijden scholen de wettelijke zorgplicht en voldoen samenwerkingsverbanden niet aan de plicht om te zorgen voor een ‘dekkend aanbod’.

Dit geldt niet alleen voor de scholen, maar ook de overheid en diens uitvoerders zoals de onderwijsinspectie. Er wordt namelijk niet, of nauwelijks gehandhaafd op het mijden en schenden van de zorgplicht en het niet bieden van een dekkend aanbod. Ouders worden vaak geconfronteerd met allerlei maatregelen, drang en dwang, wanneer hun kind vastloopt op school, terwijl een professionele organisatie, namelijk de school, vrijuit gaat.

Je kunt zeggen, dan ga je toch naar een andere school? Zo makkelijk is dat echter niet. De reputatie van ouders en kind snelt ze vooruit, ondanks de wet op de privacy. Gevolg is dat scholen ongefundeerd weigeren een kind aan te nemen.

Ouders zijn verantwoordelijk voor het welzijn en de ontwikkeling van hun kind, maar hebben geen enkel middel voorhanden om, qua onderwijs, te zorgen dat hun kind krijgt wat het nodig heeft. Sterker nog, ondanks het feit dat het buiten de invloedssfeer van de ouders ligt om passend onderwijs te creëren en je in de praktijk afhankelijk bent van wel of geen ‘goodwill’, wordt het ouders wel aangerekend als hun kind niet naar school kan. Er is steeds vaker sprake van een valse Veilig Thuis melding. Ouders worden gedwongen om hun kind naar een school te laten gaan waar het niet veilig is, geen passend aanbod is en waar het kind vooral ook niet gelukkig is. Waarmee ouders regelmatig gedwongen worden te handelen in strijd met artikel 1:247 BW omdat hen bovendien geen enkel machtsmiddel ter beschikking staat. 

Vandaar de vraag aan de regering, #wiepakthetop? Daarnaast ligt er  de vraag #wiezetnudoor, in het belang van het kind.

Alle #wiepakthetop berichten op Twitter lees je hier.

Dorien Kok

* Wij handelen volledig op persoonlijk titel en hebben allen GEEN commerciële belangen bij de #wiepakthetop campagne.

Lees ook: Psychische kindermishandeling is strafbaar. Ook in het onderwijs?
en Als je er niet uit komt met school.

 

Over ‘Gewoon niet doen, zo’n speeldag voor hoogbegaafde kinderen.’

Esther Vuijsters schreef op 7 november een opiniestuk in de VROUW sectie van dagblad de Telegraaf: ‘Gewoon niet doen, zo’n speeldag voor hoogbegaafde kinderen.’ Het weekend ervoor stond er namelijk een oproepje in de krant: er wordt weer een speeldag georganiseerd voor (vermoedelijk) hoogbegaafde kinderen (vanaf 3 jaar).

Esther: “En passant stond erbij vermeld dat de ouders die dag ‘informatie’ konden krijgen. Vermoedelijk over de vermoedelijke hoogbegaafdheid van hun kind. Ik vind daar wat van. Van zo’n speeldag.

Nederland is een heerlijk vrij land, met vrijheid van meningsuiting hoog in het vaandel. Esther mag hier dus absoluut iets van vinden en zeker ook haar mening geven over de oproep in de krant. Dit betekent dat ik ook mag reageren op haar mening. Ik citeer hieronder enkele van haar uitspraken. Lees Esthers volledige stuk via deze link.

Beste Esther,

Geen mens is hetzelfde. Dat is mooi, maar meteen ook lastig. Begrip hebben voor een kind dat anders is en andere behoeftes heeft is dan soms ook moeilijk.

Laten we eens beginnen bij dat vermoedelijke. Want wie vermoedt dat dan? Uiteraard de ouders. Want er zijn nogal wat ouders die vermoeden dat hun kind hoogbegaafd is.

Ik ben blij te kunnen zeggen dat steeds meer professionals – bijv. op het consultatiebureau, huisartsen en peuterspeelzaalmedewerkers – de signalen van een ontwikkelingsvoorsprong herkennen. Het Nederlands Centrum Jeugdgezondheid (NCJ) heeft hier ook een mooie brochure voor geschreven. Vaak zijn het niet eens de ouders die dat signaleren. Zeker bij een eerste kind, omdat je dan nog geen ‘vergelijkingsmateriaal’ hebt.

Signaleren van een ontwikkelingsvoorsprong is belangrijk, net zo belangrijk als het signaleren van een ontwikkelingsachterstand –  waar we in Nederland al jaren heel erg goed in zijn. Als je signaleert kun je op maat gaan begeleiden om een optimale ontwikkeling te bevorderen. Dat is toch iets wat we voor ieder kind willen? Ook voormalig staatssecretaris Sander Dekker en de huidige minister Arie Slob delen deze mening.

“En dan dat ‘vanaf 3 jaar’. Is het nou werkelijk nodig om kinderen al op die leeftijd in hokjes te gaan stoppen? Is het niet gewoon genoeg de slimmerdjes een extra boekje en een leuke puzzel te geven? ‘Nee’ zeggen de voorstanders dan, ‘het voor die kinderen goed om onder gelijkgestemden te zijn’.”
Gelijkgestemden?! Kom op, we hebben het hier over een kind van 3! Die moet gewoon lekker met andere driejarigen omgaan. En tussen die driejarigen zit dan ook heus wel een gelijkgestemde. Gaat hij of zij daar lekker mee over Nijntje filosoferen.”

Omgaan met gelijkgestemden is belangrijk, ook al als je 3 bent. Veel van deze kinderen functioneren op een veel ouder leeftijdsniveau, bij de start op de basisschool bijvoorbeeld al op groep 3 niveau. Je komt dan in een klas waarvan je de lesstof voor het hele jaar al beheerst, bij kinderen die jou niet snappen. Het is dan lekker als je soms kunt spelen met een kind van jouw ontwikkelingsniveau. Soms, want deze kinderen en ouders gaan niet dagelijks naar zo’n speelmiddag, of wekelijks. Het risico op een sociaal isolement, jouw in je opiniestuk benoemde angst, door een bezoek aan zo’n middag is dus klein.

Hoogbegaafdheid is nog net niet iets waarvoor je je schaamt in Nederland, gezien de reacties die altijd op dit thema in de media te lezen zijn. Voor ouders is het dan ook fijn om op zo’n bijeenkomst openlijk over de ontwikkeling van je kind te praten zonder dat er iemand roept dat je opschept. Die zegt dat je kind iemand is waar anderen zich altijd aan moeten op kunnen trekken. Aan wie kan jouw kind zich dan optrekken?

Hoe vaak ik de afgelopen tijd niet heb gehoord ‘Ik ben heel slim, ik ben hoogbegaafd!’ Je wilt ’t niet weten. En nee, andere kinderen reageren daar dan niet heel lekker op. Die willen uiteindelijk niet meer met zo’n kind spelen. Voilà, sociaal isolement in optima forma. En dat ga je met zo’n speeldag even lekker op scherp zetten.

De kinderen benoemen zichzelf niet als hoogbegaafd, andere kinderen zien vaak al snel dat ze anders zijn – wat ze een makkelijk pestslachtoffer maakt.

Maar 2% van de mensen is hoogbegaafd. Hoe groot is dan de kans dat je in je straat of op de peuterspeelzaal een kind die ook een ontwikkelingsvoorsprong heeft tegenkomt? En toevallig ook nog bij je past, je interesses deelt. Die kans is klein. Het risico op sociaal isolement is hierdoor groot.

Sommige scholen hebben aparte klassen voor hoogbegaafde kinderen. Daar kan ik me nog wel wat bij voorstellen. Alhoewel ik in de basis ook daar geen voorstander van ben – mijn voorkeur gaat uit naar lekker ‘minglen’ in de klas, goede voorbereiding op het echte leven – zie ik in mijn omgeving dat dat ‘minglen’ niet altijd goed uitpakt. Zo’n klas kan dan een oplossing zijn. Kán. Maar spelen? Dat kan juist met iedereen. Die vaardigheden moet je met elkaar ontwikkelen.

Als je op basis van intelligentie ook allerlei andere levensdomeinen gaat afbakenen krijg je echt heel rare situaties. Gaan we straks dan ook aparte sportclubs oprichten voor hoogbegaafden? Misschien speciale wijken? Ik geloof niet dat je de (vermoedelijk) hoogbegaafde kinderen daar een plezier mee doet. Ze worden naar mijn idee toch al te vaak ‘speciaal’ behandeld.

Onderzoek op de eerste voltijds hoogbegaafdenschool in Nederland duidde dat hoogbegaafde kinderen veel beter functioneren op de sportclub of welke club dan ook als je ze op school bij elkaar zet. Ze functioneren beter in de maatschappij als je ze dit dus gunt.

Bovenstaande was mijn reactie op het opiniestuk van Esther Vuijsters. Ik kan nog verder gaan, bijvoorbeeld over het door haar benoemde ‘over Nijntje filosoferen’, wat in werkelijk een discussie over theorieën over het ontstaan van de mens kan zijn.  Ja, ook bij een 3-jarige.

Over IQ testen, die moeten bewijzen dat een kind hoogbegaafd is, maar eigenlijk niet voor het meten van hoogbegaafdheid ontwikkeld zijn.  Over het krijgen van buikpijn, als je alleen maar aan school denkt.  Over het ‘in de wachtkamer’ gezet worden op school: iedere dag opnieuw – hopend dat je gezien zal worden, aan de beurt zal komen en men snapt wat je kan en weet wat je nodig hebt. Wachtend tot er leerstof langskomt die je nodig hebt om je verder te kunnen ontwikkelen. Hopend dat ook je nieuwe dingen mag leren, onderzoeken, sponsen – eigenlijk gewoon groeien – zoals je tot nu toe thuis gewend was. Gewoon je eigen ontwikkelingslijn volgen. En hopend dat je niet door dit alles onterecht in een andere wachtkamer terechtkomt door bijkomende negatieve effecten: die van de psychiatrie.

Over het je continue moeten aanpassen aan anderen en jezelf daarbij verliezen.  Om er zelfs dan niet bij te horen. Over de vele hoogbegaafde thuiszitters, de drop-outs. Of over de zelfmoordgedachten van hoogbegaafde kinderen op basisschoolleeftijd, zelfs al in de onderbouw …..

Het hoeft niet zo te zijn. Gelukkig is het ook niet bij elk hoogbegaafd kind zo. Met velen gaat het goed. Zou het niet fijn zijn als het met ieder (hoogbegaafd) kind goed gaat? Dat we ieder kind konden geven wat het nodig heeft? Of op z’n minst daar naar streven? Al is het door ze een paar uurtjes per zo veel weken contact met ontwikkelingsgelijken te gunnen?

Esther, mocht je meer willen weten over ontwikkelingsvoorsprong dan raad ik je deze website aan: http://ontwikkelingsvoorsprong.info.

Of kom eens langs bij één van de georganiseerde speel(mid)dagen of andere ontmoetingsmomenten. Deze zijn er ook vanuit een niet-commercieel oogpunt. Zelfs voor volwassenen. Dan kun je het uit eerste hand horen van de kinderen en ouders.

En ouders, ik snap dat jullie moedeloos worden van dit soort mediaberichten en daarom eigenlijk terughoudend zijn geworden ten aanzien van hardop reageren: als we de onjuistheid niet benoemen zal er nooit iets veranderen. Misschien kunnen we door te reageren bij één iemand de ogen openen. Als die dat dan weer bij een ander doet etc ….. Voel je ook vrij om onder dit bericht te reageren.

Lees hier de wel behouden Facebook reacties van anderen op het opiniestuk van Esther.

Dorien Kok

Aanvullend
Reactie van Esther Vuijsters op VROUW Facebook, 8 november. Klik op onderstaande afbeelding om naar de discussie op Facebook te gaan.

20171108 Esther Vuijsters VROUW Telegraaf

Leeskilometers maken – veilig leren lezen

Hoe stimuleer je het maken van leeskilometers en visualiseer je de opbrengsten? Heel simpel!

Per zelf gelezen bladzijde in een boek mag een kind, na afloop van het lezen, een cm op het meetlint inkleuren. Eén kleur per gelezen centimeter of één kleur voor het totaal aantal bladzijden per keer. Zo kun je goed zien hoeveel je gelezen hebt. 🙂 Dit kan individueel thuis of op school met een meetlint voor ieder kind in de klas.

De papieren meetlinten zijn verkrijgbaar bij diverse bouwmarkten en de Ikea. Overleg even met de winkel als je er meerdere mee wilt nemen.

Tip: op de school van een cliënt hebben de kinderen, na introductie van dit systeem,  in de zomervakantie zowel hun reiskilometers als hun leeskilometers bijgehouden!

Ook interessant:
* Strips voor de beginnende lezer. 
* Veilig leren schrijven.

Dorien Kok

 

Beleid voor hoogbegaafdheid is nodig, niet alleen aandacht. #regeerakkoord

Voorpagina regeerakkoordHet regeerakkoord, het was even wachten maar dan heb je ook wat. Als je de voorkant meerekent, 70 bladzijdes aan vertrouwen in de toekomst van Nederland. Het was wel even zoeken naar de tekst van dat akkoord, want als je het woord regeerakkoord online intoetst krijg je allemaal lijstjes onder de noemer ‘Dit is wat je moet weten’ en ‘De belangrijkste punten’.

Voor mijn werk zijn kinderen en hun ouders de belangrijkste punten en zoals verwacht kwamen de woorden thuisonderwijs en thuiszitters voor in het akkoord. Er moet nodig gesproken worden over de werkelijke invulling van de 2 thema’s – ik zie wat angels, maar mijn aandacht ging echter eerst naar wat anders: ik was blij verrast dat het woord hoogbegaafd voor kwam in het regeerakkoord. Zelfs 2 keer!

Waarom ik dit woord niet verwachtte?
We hebben jaren achter de rug waarin man en paard niet benoemd werden, waarin staatsecretaris Sander Dekker het woord hoogbegaafdheid verstopte in termen als excellentie en toptalenten – met definities die niet aansloten bij de praktijk van hoogbegaafde kinderen. Het ministerie rekent de top 20% best presterende leerlingen van een klas of groep tot de zogenaamde toptalenten en laat hiermee veel hoogbegaafde kinderen in de kou staan, omdat ze niet gezien worden en niet dat krijgen wat ze nodig hebben om hun talenten te ontwikkelen.

De angel ligt echter niet alleen bij het ministerie: gesteggel tussen samenwerkingsverbanden en schoolbesturen over wie nou waar verantwoordelijk voor is speelt ook een rol.

Er zijn gelukkig mooie voorbeelden van goede initiatieven en maatwerk, maar ondanks dat ‘passend onderwijs’ inmiddels toch al een paar jaar oud is lijken de samenwerkingsverbanden en schoolbesturen vooral nog steeds vast te lopen op, jawel.. samenwerking.

SLO conferentie ‘Bijzonder Begaafd’ – Signalen van schoolbesturen en samenwerkingsverbanden. 12 oktober 2017

Wanda Glebbeek, vanuit de SLO conferentie:
‘Passend onderwijs (sinds 2014) streeft naar een passende plek voor ieder kind, dus ook voor begaafde leerlingen met mogelijk extra ondersteuningsbehoeften. De samenwerkingsverbanden voor passend onderwijs krijgen hiervoor sinds 1 augustus 2015 een extra impuls oplopend van 8 miljoen in 2015 tot 29 miljoen euro in 2019. Deze middelen zijn bedoeld om binnen passend onderwijs recht te doen aan de brede doelstelling van passend onderwijs voor alle leerlingen, waaronder hoogbegaafden.’ aldus de site van SLO. In hoeverre zijn deze passende plekken inmiddels gerealiseerd en welke ambities hebben deze samenwerkingsverbanden nog om hierin verder te gaan faciliteren? De SLO zocht het, samen met het ministerie van OCW, uit. Een van de uitkomsten was deze. Opvallend (en best schrijnend) vind ik vooral dat blijkt dat 42,9% niet eens deeltijd voorziening (plusklas) heeft en ook geen ambitie deze te gaan realiseren en zelfs 62,2% aangeeft geen voltijds hoogbegaafden voorziening te hebben en ook geen ambitie om deze te gaan realiseren..(?!) Laat dit even op u inwerken..

Even terug naar dat regeerakkoord: 2x het woord hoogbegaafd:
“Het budget voor het onderwijsachterstandenbeleid wordt verhoogd met 15 miljoen euro per jaar en de verdeling wordt geactualiseerd. Tegelijkertijd wordt hetzelfde bedrag geïntensiveerd op het onderwijs voor hoogbegaafde kinderen.” Zo, die staat!

En dan verder, onder punt G45 een financieel overzicht. Daar viel mij iets op. Ziet u het ook?

Regeerakkoord punt G45.

Ziet u links het verschil in bewoording? Voor onderwijsachterstand het woord ‘beleid’, voor hoogbegaafdheid het woord ‘aandacht’. Geen beleid dus.

Vreemd. En niet vrolijk makend. Aandacht hebben we immers al gehad (zie bovenstaand stukje over Sander Dekker). Passend beleid is wat er nu nodig is in de praktijk. Beleid is immers veel meer dan aandacht.

Ik heb via Twitter – de snelste manier tegenwoordig – meteen om opheldering gevraagd aan de partijen die het regeerakkoord samengesteld hebben:

@VVD @cdavandaag @D66 @christenunie Waarom voor #onderwijs achterstand beleid & voor #hoogbegaafd-e kinderen alleen aandacht? #regeerakkoord

D66 was zo vriendelijk om meteen te reageren:
“Ambities voor #onderwijs liggen in de bestrijding van kansenongelijkheid en de stimulering van talent, goede docenten met een sterke positie, toponderzoek en krachtig beroepsonderwijs.”, Mooie reactie, welke echter geen antwoord was op mijn vraag.

Ik heb mijn vraag op Twitter verduidelijkt met de opmerking dat aandacht niet hetzelfde is als beleid. Ik hoop nog op antwoord. Het is namelijk belangrijk dat er beleid komt op hoogbegaafdheid. Er ligt nu immers voor deze kinderen een grote kansongelijkheid. Hoe gaan we om met kinderen die niet in het gangbare schoolsysteem passen. Voor wie achterafaandacht na schade vervangen moet worden door vroegsignalering en preventie.

In verschillende gesprekken hierover met het ministerie van OCW, VWS en andere grote (overheids)instanties wordt steeds beaamt dat ook deze kinderen beleid verdienen om niet alleen uitval maar ook misdiagnoses en stagnatie in de ontwikkeling te voorkomen. Men snapt in alle gesprekken dat het ook in het belang van Nederland is – op alle gebieden – als we inzetten op beleid voor deze kinderen. Beleid om er voor te zorgen dat er niet alleen achteraf aandacht is via drop-out klasjes of als ze thuiszitter zijn geworden. Juist inzetten op preventie en  maatwerk door beleid op vroegsignalering, al vanaf de consultatiebureaus. Beleid op dat kinderen niet zwaar beschadigd raken op een plek waar ze door de leerplicht gedwongen worden te zijn en niet weg kunnen. Ook als het duidelijk is dat ze deze kinderen daar niet kunnen bieden wat ze nodig hebben. Beleid op een (onderwijs)systeem dat deze kinderen en hun behoeftes kan zien en de vertaalslag kan maken naar maatwerk. Waar leerplicht leerrecht is en je aanwezigheid in een gebouw niet belangrijker is dan recht op onderwijs en je (geestelijke) gezondheid. Beleid op aandacht voor ook dit thema op onder andere lerarenopleidingen. Beleid dat een einde maakt aan het gesteggel tussen schoolbesturen en samenwerkingsverbanden. Beleid op kindbudget, waardoor het geld het kind volgt in behoeften en mogelijkheden, ook als de oplossing soms buiten de reguliere zetting ligt. Beleid dat het onmogelijk maakt dat de kosten voor voltijds hoogbegaafden onderwijs, onderzoek en bijkomende kosten zoals reiskosten verhaalt worden op ouders, ook als ze dit niet kunnen betalen. Beleid op respect voor de rechten van ouders al zijnde wettelijk verantwoordelijke en deskundige op het gebied van hun kind.

De vertaalslag naar dit beleid wordt echter weer niet gemaakt. Het stopt bij aandacht.

Het wordt nu dus tijd om de aandacht om te zetten in beleid. Laten we vanaf nu om tafel gaan voor nieuw beleid voor deze kinderen en aanpassing van huidig beleid voor meer maatwerk.

Met vertrouwen samen aan de slag voor de toekomst, ook voor deze kinderen.

Met dank aan Wanda Glebbeek.

Dorien Kok

Psychische kindermishandeling is strafbaar. Ook in het onderwijs?

KindermishandelingAanleiding voor deze blog is een artikel in het dagblad de NRC:

Ook psychische kindermishandeling is strafbaar
“Een kind kleineren laat soms een leven lang sporen na. Strafrechtelijk kom je daar als ouder niet zomaar mee weg, schrijft advocaat-generaal Miranda de Meijer.”

Kindermishandeling
Kindermishandeling is ‘elke vorm van voor een minderjarige bedreigende of gewelddadige interactie van fysieke, psychische of seksuele aard, die de ouders of andere personen ten opzichte van wie de minderjarige in een relatie van afhankelijkheid of van onvrijheid staat, actief of passief opdringen, waardoor ernstige schade wordt berokkend of dreigt te worden berokkend aan de minderjarige in de vorm van fysiek of psychisch letsel’. (Uit de Jeugdwet artikel 1.1: Wet van 1 maart 2014 ‘inzake regels over de gemeentelijke verantwoordelijkheid voor preventie, ondersteuning, hulp en zorg aan jeugdigen en ouders bij opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen.’)

Als een kind geregeld wordt uitgescholden of vernederd is er sprake van psychische mishandeling. Als een kind niet de nodige zorg krijgt voor zijn geestelijk welzijn, is er sprake van psychische verwaarlozing. Of dit nu door een kind, ouder of andere volwassenen gedaan wordt maakt hierin niet uit.

Aanhoudende of extreme frustratie van elementaire emotionele behoeften van het kind. Het kind geen veilige omgeving bieden. Ongevoeligheid voor het ontwikkelingsniveau van het kind. Het niet handelen of nalaten van dat wat een kind behoeft om te groeien, op alle gebieden. Allemaal vormen van psychische mishandeling.

Psychische mishandeling
Artikel in NRC: “Het Openbaar Ministerie heeft voor de rechter aangevoerd dat ook psychische mishandeling die zorgt voor een achterstand in de sociaal-emotionele ontwikkeling van het kind onder de werking van ons Wetboek van Strafrecht moet vallen. Het gerechtshof gaf het Openbaar Ministerie gelijk en oordeelde dat dit inderdaad onder omstandigheden het geval kan zijn. De rechter vindt hiervoor steun in bovengenoemde Wet op de jeugdzorg en de Jeugdwet.

Bovendien – zo stelt de rechter – blijkt niet uit de wetsgeschiedenis van het Wetboek van Strafrecht dat de wetgever de psychische vorm van mishandeling heeft willen uitsluiten. De rechter maakt hierbij nog wel een kanttekening: niet íedere kleinerende of denigrerende handeling of opmerking kan als mishandeling worden aangemerkt. Het hangt ervan af, van de situatie en van de gedraging.”

Psychisch letsel laat net zoals bij lichamelijke mishandelingen zijn sporen na. De sporen zijn meestal minder zichtbaar, kunnen een kind echter levenslang bijblijven.

Burgerlijk Wetboek
Het Burgerlijk Wetboek geeft in artikel 247 sub 1 & 2 de volgende omschrijving van ouderlijk gezag en opvoeding:
•Het ouderlijk gezag omvat de plicht en het recht van de ouder zijn minderjarig kind te verzorgen en op te voeden.
•Onder verzorging en opvoeding worden mede verstaan de zorg en de verantwoordelijkheid voor het geestelijk en lichamelijk welzijn van het kind en het bevorderen van de ontwikkeling van zijn persoonlijkheid.

De gezondheidstoestand en de veiligheid van het kind zijn bepalend hiervoor.

Psychische mishandeling op school
Een tekort op school in het geven van aandacht, warmte, bescherming en daarnaast eventuele cognitieve verwaarlozing – bijvoorbeeld een kind niet passend onderwijs bieden, is ook een vorm van psychische verwaarlozing. Ongevoeligheid in school voor het ontwikkelingsniveau van het kind, het aanbieden van een te laag cognitief niveau met emotionele en didactische schade tot gevolg is wat in de praktijk helaas veel voor komt. Dit staat nog los van pesten op school, door leerling of leraar.

De kinderen gaan aanpassingsgedrag vertonen: ‘verdwijnen’ of vertonen juist opvallend gedrag. Dit wordt vanuit het kind uitgelegd, vaak met diagnostiek tot gevolg. Onvoldoende kennis over de normale ontwikkeling van dit specifieke kind is niet voorhanden. Er is een verhoogd drop-out risico, waardoor een kind verdwijnt richting speciaal onderwijs of thuiszitter wordt.

Schoolbeleid
In het schoolprotocol omschrijft men de kaders voor het optreden bij pesten, agressie, geweld en vermoedens van kindermishandeling. In elke school dient een zodanig leer- en werkklimaat te heersen dat dit door niemand, of het nou personeel, leerling of ouders betreft, getolereerd wordt.

Het slachtoffer meldt deze incidenten echter meestal niet vanwege schaamte, uit angst voor het vervolg of uit loyaliteit aan de leerkracht. Bij ouders zien we deze loyaliteit ook. Je gelooft in het begin ook snel de volwassenen. Als ouder denk je misschien in het begin ‘doorzetten, hier wordt je sterk van’. Je gaat ook uit van de goede bedoelingen van de school en de directie.

Als het gaat om psychische mishandeling op school is een kind of de ouder zich (eerst) vaak ook niet bewust van dat wat er wel of juist niet gebeurt psychische mishandeling is. In Nederland ligt de link naar deze vorm van mishandeling immers primair bij ouders, vreemgenoeg óók als de school diegene is die de mishandeling faciliteert. Ook het artikel in het NRC spreekt alleen over oudermishandeling.

De praktijk laat zien dat professionals deze psychische mishandeling eigenlijk altijd vertalen naar verschillen in visie op onderwijs- en kindbehoeftes. De meldingen van ouders worden daarmee niet vertaald vanuit mishandeling, ook als deze vertaling wel terecht zou zijn. We spreken dan over het aantoonbaar onthouden van zorg voor een kind.

Voorbeelden uit de praktijk
Als voorbeeld scholen die ADHD-medicatie als voorwaarde stellen om een kind toe te laten op school en ouders die voor de keuze worden gesteld: of medicatie of uw kind moet naar het speciaal onderwijs (zie uitzending De Monitor).

Kinderen die gepest worden en daarom zelf een sociale vaardigheidstraining moeten volgen “om er mee om te leren gaan” of worden naar huis gestuurd. Pesters – ook leraren- worden, ondanks het protocol hiervoor, niet aangepakt, geschorst of verwijderd. ‘We hebben het protocol gevolgd’ is ook een standaard antwoord.

(Hoogbegaafde) kinderen die geen maatwerk in onderwijs krijgen, soms ook op scholen die zich specifiek op bepaalde groepen kinderen richten, omdat de expertise mist. Onderpresteren, depressiviteit en soms ook suïcidaal gedrag tot gevolg.

In situaties waarbij het gedrag van de leerkracht grensoverschrijdend is wordt geroepen dat wat ouders melden aannames zijn – ook als er getuigen zijn. De leerkracht wordt beschermt (‘anders zit ik met een hele klas’), ook door besturen. Zelfs als het kind depressief of overspannen is. Of als er sprake is van PTSS. Oorzaken worden thuis gezocht (gezinssituatie of pedagogische opvoedvisie), met AMK (Veilig Thuis) melding wordt gedreigd of gewoon gedaan – om ouders de mond te snoeren. Maatregelen die ouders voor hun kind nemen worden uitgelegd als wantrouwen in school, als niet meewillen werken en dat je een lastige ouder bent. Uitspraken van school worden blijkbaar door ouders ook verkeerd geïnterpreteerd, zo leggen directeuren en besturen uit.

De emotionele toestand van kinderen is niet van belang in de afweging van scholen en beleidsmakers. Dus heeft je kind een probleem en ligt het psychisch in de kreukels door een leerkracht of niet-passend onderwijs, dan kun je ook nog de kinderbescherming over je heen krijgen. En dan is je positie niet sterk. Emotionele en psychische schade is namelijk niet te bewijzen, dus zo’n heel verhaal heeft een hoog subjectief gehalte.

Aangifte doen tegen scholen is lastig: psychische schade is, zoals ik al zei, moeilijk te bepalen. De onderwijsinspectie verteld ouders daarbij niet of er onderzoek wordt gedaan. Leerplichtambtenaren ondernemen vaak geen acties tegen scholen.

Het is ook lastig om als bestuur of school je eigen beleid en handelen – en dat van je leerkrachten – te spiegelen en daar praktisch op te acteren. Slecht functionerende scholen en leerkrachten worden vaak geen strobreed in de weg gelegd. Makkelijker is het om een vertaalslag te maken naar individuele ouders, hun ‘overdreven’ emotionele betrokkenheid bij hun kind. Deze voelen zich vaak alleen staan in school. Ouders hebben ook een kennisachterstand ten aanzien van de onderwijsprocessen en worden daarom vaak overbluft. De leerplichtambtenaar en onderwijsinspectie is gericht op aanwezigheid in de school (leerplicht) en niet op maatwerk voor een individueel kind. Externe, door ouders betaalde, kindexperts zijn vaak niet welkom in school.

In hun poging om een einde te maken aan deze mishandeling hinderen scholen de ouders in een overstap naar een andere school, door deze vast te informeren over de ‘lastige ouders’. Je kunt dus vaak geen kant op.

Wat moet je nu als ouder?
Het belangrijkste advies:
Situaties lopen vaak uit de hand om dat ouders zich niet bij laten staan op juridisch gebied of te lang wachten met het inschakelen van juridische hulp. Wacht dus niet te lang met juridische advies of hulp te zoeken als dit nodig is. Bij een terecht punt en tijdige melding kan in bijna alle gevallen de situatie snel opgelost worden met kortdurende rechtshulp. Je kunt je ook bij laten staan zonder dat school dit weet. De regels rond onderwijs zijn niet slecht. Het is daarnaast altijd aan te raden om een rechtsbijstandsverzekering te nemen.

Adressen:
– Juridisch loket: https://www.juridischloket.nl
– Jurion: http://Jurion.nl

Verdere informatie:
– Ouders & Onderwijs: Bel gratis tussen 10:00 en 15:00 naar 0800-5010 of  mail naar vraag@oudersonderwijs.nl 
– In1School: https://www.in1school.nl

  • doe aan dossieropbouw, lees daarvoor hier verder;
  • maak gebruik externe klachtenregeling;
  • zijn er nog andere ouders op school in dezelfde situatie? Verenig je!;
  • neem gesprekken op;
  • laat je bijstaan, schakel eventueel zelf een professionele mediator in;
  • zorg dat je de regie houdt;
  • doe aangifte.

Artsen
De Meldcode van de KNMG geeft duidelijkheid over wat er van een arts wordt verwacht bij (vermoedens van) kindermishandeling: Zodra er bij het kind lichamelijke of psychische schade ontstaat of kan ontstaan tengevolge van de handelingen of nalatigheid van de ouders of andere personen ten opzichte van wie de minderjarige in een relatie van afhankelijkheid of van onvrijheid staat, is er sprake van kindermishandeling (KNMG, 2008). Vergeleken met de Meldcode uit 2002 is er in 2008 tot een belangrijke wijziging besloten: het uitgangspunt ‘zwijgen, tenzij’ is vervangen door het uitgangspunt ‘spreken, tenzij’. Ook onder andere huis- en schoolartsen kunnen dus een rol spelen van de aanpak van psychische kindermishandeling op scholen.

Taak overheid
Er moet meer oog komen voor de positie van kinderen en ouders in het onderwijs. Ouders hebben plichten ten aanzien van gezag. Instanties en personen mogen ouders niet hinderen in het uitvoeren van dit gezag en moeten hierin beter beschermd worden door de overheid.

Als je er niet uit komt met school.
Lees hier mijn blog met handige informatie voor als je er niet uit komt met school.

Aanvulling 24 juni 2017. Paul Mayer, voormalig onderzoeker bij het toenmalige AMK (Advies- en Meldpunt Kindermishandeling),  beschrijft deze vorm van mishandeling als ‘institutionele kindermishandeling’, als het gaat om instellingen die meewerken aan of gedogen van dergelijke “mis-handeling” (bron: Herman Baartman) of verwaarlozing. Ik denk dat hij dit zo correct omschrijft.

Aanvulling 15 november 2017 Oproep aan ouders
Veilig thuismelding over je gezin door school:
Ouders geven vaak aan dat ze de indruk hebben dat een veiligthuis-melding (opvolger van de Steunpunten Huiselijk Geweld en het Advies en Meldpunt kindermishandeling) wordt ingezet om het standpunt van de school over ondersteuning (of verwijzing naar speciaal onderwijs) kracht bij te zetten. Het argument is dan vaak pedagogische verwaarlozing, omdat ouders niet meegaan in het advies van school. Het aantal signalen over deze meldingen vallen op en je leest er ook in de media steeds vaker over. Ouders & Onderwijs roept ouders die in een situatie als deze zitten op om zich te melden. Er wordt vertrouwelijk omgegaan met uw informatie: Ouders & Onderwijs.

Dorien Kok
http://DorienKok.nl

Aanvulling december 2017: Lees ook de blog van Charlotte Visch over Marek en Kiet: Gelegaliseerd mishandelen van slimme kinderen.

Lees ook: #wiepakthetop Over bewustwording van het feit dat er in Nederland voor het kind vaak niet gehandeld wordt volgens de wet.

Vroeg signaleren van begaafdheid bij jonge kinderen: het startdocument.

Vroeg signaleren van begaafdheid bij jonge kinderen
Op 15 juli 2013 hebben wij vanuit stichting 360grView, waarvan ik in die tijd voorzitter was, staatssecretaris Martin van Rijn benaderd met de vraag of het mogelijk is om onderzoek te starten naar het gebruik van het Van Wiechenschema bij het vroeg signaleren van begaafdheid bij jonge kinderen en of het mogelijk was om hier meer aandacht voor te genereren. De staatsecretaris reageerde hier schriftelijk positief op.

Wat is er al gedaan
Het NCJ heeft in overleg met stichting 360grView succesvol het onderwerp vroegsignalering aangepakt. In goede samenwerking is de brochure ‘Jonge hoogbegaafde kinderen: een bijzondere groep. Kenmerken en problemen’ ontwikkeld. Met deze brochure hebben professionals in de JGZ een duidelijk handvat voor het signaleren van potentiële hoogbegaafdheid bij kinderen in de consultatiebureauleeftijd. De brochure is zowel binnen het zorgveld als daarbuiten zeer positief ontvangen.
Daarnaast is er de door de stichting gemaakte informatieve website http://ontwikkelingsvoorsprong.info, voor ouders, onderwijs- en zorgspecialisten.
Ook is er dossieronderzoek gedaan. Dit werd mogelijk met hulp van ouders, die de consultatiebureaudossiers van hun kinderen op hebben gevraagd.

Dossieronderzoek
Conclusies dossieronderzoek: vroegsignalering van een ontwikkelingsvoorsprong/hoogbegaafdheid gebeurt nauwelijks via het consultatiebureau. Er is slechts sprake van signalering van P10 uitval op de norm. Daarnaast is het consultatiebureau voor veel ouders met een kind met een ontwikkelingsvoorsprong niets meer dan een weeg- en meetbureau. Ouders ervaren geen kundige sparringpartner in de consultatiebureau-artsen en -verpleegkundigen. Daarnaast zijn ouders bang voor misvattingen, voelen ze zich niet gehoord en krijgen ze te vaak adviezen die niet passen bij kinderen met een ontwikkelingsvoorsprong.

Toptalenten en excellentie
Omdat vroegsignalering binnen de consultatiebureaus in lijn is met de in het ‘Plan van aanpak toptalenten 2014-2018’ geformuleerde doelstellingen, hebben wij Staatssecretaris Sander Dekker in het verleden eveneens op de hoogte gebracht van het verschijnen van de NCJ-brochure en ons onderzoek naar dit thema.

Het Ministerie van onderwijs zet in op de toptalenten en excellentie. Excellentie is iets anders dan hoogbegaafdheid. Hoogbegaafdheid is een potentie: het geeft geen garantie op excelleren, in ieder geval niet per definitie op schoolgebied. Het excellentiebeleid van het ministerie richt zich op  – zoals OCW dat zelf definieert – de ‘schoolloopbaan van leerlingen met hoge Citoscore’.

Het toptalentenbeleid is gericht op ‘de top 20% best presterende leerlingen van een klas of groep’. Er is bij het ministerie dus geen beleid gericht op hoogbegaafden en daarmee ook niet op het ontwikkelen van hun potentieel en hun optimale groei.

Frappant detail is dat steeds minder leerlingen zichzelf in de definitie van toptalent herkennen: het blijkt dat 16% (2015) van de leerlingen in het Voortgezet onderwijs zich tot toptalenten rekent, in 2013 was dit nog 23% (cijfers CBS). Hoeveel leerlingen daarvan (mogelijk) hoogbegaafd zijn is niet onderzocht.

Op basis van het feit dat hoogbegaafde leerlingen niet automatisch ‘excelleren’ kun je dus stellen dat het excellentie- en toptalentenbeleid vanuit het ministerie en de scholen geen relatie heeft met hoogbegaafdheid. Je loopt hiermee het risico veel potentieel over te slaan.

Scholen
Er is in de afgelopen jaren vanuit de scholen zelf meer aandacht voor hoogbegaafdheid in het onderwijs gekomen, onder andere via voltijds scholen voor hoogbegaafdheid. Toch gaat het nog steeds niet goed met deze groep kinderen. Te vaak vallen deze leerlingen uit, of hebben ze onderweg ondersteuning nodig om het schoolsysteem te doorlopen. Het lijkt erop dat juist een bepaalde groep hoogbegaafde leerlingen vaker uitval laat zien dan anderen groepen.

Van Wiechenschema
Om het vroegsignaleren een vaste plaats in de systematiek van het consultatiebureau te kunnen geven, is er in die periode ook gekeken in hoeverre de Van Wiechenschema’s een adequaat instrument vormen voor het signaleren van talent. Voor ouders en voor basisscholen biedt het een concreet aanknopingspunt bij de vraag welk onderwijs het meest passend is voor een kind. De zorgvraag die nu vaak in de loop van een schoolcarrière ontstaat kan zo worden beperkt, hetgeen binnen de werkvelden volksgezondheid en onderwijs leidt tot een daling van het gebruik van voorzieningen, misdiagnoses en langdurende uitval op school (thuiszitters). Vroegsignalering van talent op het consultatiebureau leidt ook tot meer maatwerk in het onderwijs en op termijn ook tot kostenbesparing.

Waar staan we nu
Inmiddels zijn we een aantal jaren verder. Mijn dagelijkse professionele betrokkenheid bij maatwerk in het onderwijs en de thema’s vroegsignalering, misdiagnoses en thuiszitters noden mij om nogmaals contact met de staatsecretarissen van Rijn en Dekker te zoeken, ook nu ik niet meer betrokken ben bij stichting 360grView.

Zeker ten aanzien van thuiszitters kan, zoals geconcludeerd in de sessies Preventie op de Thuiszitterstop, vroegsignalering 0-4 jaar een grote rol spelen – niet alleen rond een ontwikkelingsvoorsprong.

Onderlinge afstemming tussen de ministeries die gaan over volksgezondheid (VWS) en onderwijs (OCW) hierover leek mij zinvol, omdat een succesvolle implementatie van vroegsignalering staat of valt met de zorgvuldige overdracht van gegevens tussen de zorgprofessionals van het consultatiebureau en de onderwijsprofessionals van de basisschool.

Overleg met OCW en VWS
De ministeries OCW en VWS hebben mijn uitnodiging om samen om tafel te gaan om te praten over het belang van vroegsignalering van een ontwikkelingsvoorsprong aangenomen. Op 31 mei ging ik daarvoor naar Den Haag. Natuurlijk ging Lilian van der Poel met me mee, we werken immers al ruim 5 jaar samen aan het thema ontwikkelingsvoorsprong.

In een gesprek kun niet alles vertellen en onthouden. Daarom is er een gesprekshandleiding geschreven waarin we de onder andere huidige situatie, knelpunten, oplossingen en opbrengsten van een ander beleid hebben beschreven. Deze longread is hier te lezen.

Startdocument
Willen we passend onderwijs leveren voor hoogbegaafdheid leerlingen en gaan voor een optimale ontwikkeling dan moeten we inzetten op (vroeg-)signalering. De manier waarop is eigenlijk simpel: volg daarvoor de rode draad in de ontwikkeling van het kind. Stimulerend signaleren en een breder gebruik van het Van Wiechenschema zijn daarvoor de juiste gereedschappen, die leiden tot wat ik noem een startdocument, die niet alleen voor kinderen met een voorsprong te gebruiken is:
1. Zorg ervoor dat het consultatiebureau de taak en mogelijkheden krijgt om vroeg te signaleren.
2. De bevindingen van 4 jaar continu signaleren kunnen dan, indien de ouders dat wensen, als startdocument ter ondersteuning aan hen meegeven worden.
3. Met het startdocument kunnen de ouders gericht op zoek naar een school met passende expertise.
4. Scholen kunnen met het startdocument van consultatiebureau vanaf het begin van de onderwijscarrière van het kind op zijn minst insteken op het ontwikkelingsniveau van het kind.
5. De mogelijkheden en het potentieel van het kind kunnen op deze manier beter benut worden.

Aan de ontwikkeling van het startdocument wordt door mij al gewerkt.

Verdere aanbevelingen
• Onderzoek naar de groep P90 kinderen om meer informatie te krijgen over ontwikkelingsvoorsprong is noodzakelijk. Alleen als we weten wanneer er sprake is van een voorsprong en wanneer we zicht krijgen wat de werkelijke signaleren van een voorsprong zijn, wordt signaleren ook werkelijk signaleren.
• Vroegsignalering, specifieke kennis over de verschillende vormen van begaafdheid en de onderwijsbehoeften van deze kinderen moeten vast onderdeel worden van de lerarenopleidingen.
• Inventarisatie van mogelijkheden tot vroegsignalering op de kinderopvang en peuterspeelzaal is noodzakelijk gevolgd door scholing van de pedagogisch medewerkers.

(H)erkenning, en dan
Na de (h)erkenning moet de nadruk liggen op individueel maatwerk in het onderwijs, het op de correcte manier uitleggen van signalen en voorkomen van een verkeerde kijk op het kind en uitval op het gebied van gezondheid. Dit is iets wat de ministeries van OCW en VWS samen op moeten pakken. Hoogbegaafden komen er niet vanzelf, daar is degelijk hoogbegaafdenbeleid voor nodig, zowel in de groep 0-4 jarigen als in de groep 4 en ouder.

Een lang, vaak pijnlijk en nutteloos duur traject voor school, ouders en kind met misdiagnoses en onnodige zorgkosten worden hiermee voorkomen. Het onderwijs kan weer doen waar ze goed in is: het kind vanaf het begin passend onderwijs bieden en ervoor zorgen dat de leerlijn van het kind daadwerkelijk stijgt. Door vroegsignalering wordt het mogelijk problematiek rondom hoogbegaafde kinderen voorgoed uit te bannen.

Winstpunten zitten hierin dus zowel aan de kant van het ministerie van VWS als aan de kant van het ministerie van OCW.

We vragen om de samenwerking tussen de twee ministeries te intensiveren en op die manier bij te dragen aan het daadwerkelijk optimaliseren van de kindontwikkeling – met brede opbrengsten voor (alle inwoners van) Nederland, het mogelijk maken van Passend Onderwijs – het speerpunt van het onderwijsbeleid en een correct invulling van het volksgezondheidsbeleid – met vermindering van onnodige kosten.

De boodschap is, zo hebben we het idee, deels goed binnengekomen bij VWS en OCW. Het andere deel moet, om de woorden van Lilian van der Poel te gebruiken: ‘net als een wasmiddel eerst inwerken’.

Dorien Kok
http://DorienKok.nl

Gesprekshandleiding belang van vroegsignalering van een ontwikkelingsvoorsprong

31 mei 2017 Gesprekshandleiding overleg ministerie OCW en VWS met Dorien Kok (I-CARUS) en Lilian van der Poel (XL-leren) over het belang van vroegsignalering van een ontwikkelingsvoorsprong. 

Longread bij artikel Vroeg signaleren van begaafdheid bij jonge kinderen: het startdocument

Kinderen met een ontwikkelingsvoorsprong laten soms een ontwikkeling zien die wel 2, 3 of 4 jaar voorloopt op  leeftijdsgenoten. De meesten hebben niet meer dan 4 jaar nodig om de basisschoolstof te beheersen en enkelen van hen kunnen zelfs in een paar maanden het complete schoolprogramma doorlopen. Velen beheersen voor ze starten op school al meerdere einddoelen van groep 2 en sommige kinderen beheersen zelfs alle einddoelen. Helaas moeten ook zij gewoon aan het begin van het onderwijspad beginnen en dit pad jarenlang volgen, met als uitgangspunt leeftijd. In de praktijk betekent dit dat het kind ‘in de wachtkamer’ gezet wordt. Zo zit hij of zij daar iedere dag opnieuw te wachten – hopend dat hij gezien zal worden, aan de beurt zal komen en men snapt wat hij kan en weet en wat hij dus nodig heeft. Wachtend tot er leerstof langskomt die hij nodig heeft om zich verder te kunnen ontwikkelen. Hopend dat ook hij nieuwe dingen mag leren, onderzoeken, kan sponsen – eigenlijk gewoon groeien – zoals hij tot nu toe thuis gewend was. Gewoon zijn eigen ontwikkelingslijn volgen.

Het ministerie van onderwijs zet in op de toptalenten en excellentie. Excellentie is iets anders dan hoogbegaafdheid. Hoogbegaafdheid is een potentie: het geeft geen garantie op excelleren, in ieder geval niet per definitie op schoolgebied.

Het excellentiebeleid van het ministerie richt zich op  – zoals OCW dat zelf definieert – de ‘schoolloopbaan van leerlingen met hoge Citoscore’. Het toptalentenbeleid is gericht op ‘de top 20% best presterende leerlingen van een klas of groep’. Er is bij het ministerie dus geen beleid gericht op hoogbegaafden en daarmee ook niet op het ontwikkelen van hun potentieel en hun optimale groei.

Frappant detail is dat steeds minder leerlingen zichzelf in de definitie van toptalent herkennen: het blijkt dat 16% (2015) van de leerlingen in het Voortgezet onderwijs zich tot toptalenten rekent, in 2013 was dit nog 23% (cijfers CBS). Hoeveel leerlingen daarvan (mogelijk) hoogbegaafd zijn is niet onderzocht.

Op basis van het feit dat hoogbegaafde leerlingen niet automatisch ‘excelleren’ kun je dus stellen dat het excellentie- en toptalentenbeleid vanuit het ministerie en de scholen geen relatie heeft met hoogbegaafdheid. Je loopt hiermee het risico veel potentieel over te slaan.

Er is in de afgelopen jaren vanuit de scholen zelf meer aandacht voor hoogbegaafdheid in het onderwijs gekomen, onder andere via voltijds scholen voor hoogbegaafdheid. Toch gaat het nog steeds niet goed met deze groep kinderen. Te vaak vallen deze leerlingen uit, of hebben onderweg ondersteuning nodig om het schoolsysteem te doorlopen. Het lijkt erop dat juist een bepaalde groep hoogbegaafde leerlingen vaker uitval laat zien dan anderen groepen. In de volgende alinea gaan we daarom in op die verschillende groepen.

Ontwikkelingsvoorsprong: meerdere groepen kinderen.
Het gebruik van verschillende criteria voor hoogbegaafdheid om hoogbegaafde kinderen te signaleren is een onderwerp waar nog weinig over gesproken wordt. Een onderscheid dat van belang is omdat er momenteel maatschappelijk en onderwijstechnisch geen aandacht is voor meerdere soorten hoogbegaafdheid, en deze ook niet gezien en benoemd worden. De manier waarop we met kinderen met een ontwikkelingsvoorsprong op een ander gebied dan cognitief (bijvoorbeeld op het gebied van sport, kunst of muziek) omgaan verschilt daarentegen enorm. Dit is te linken aan het vlak waarop ze een ontwikkelingsvoorsprong hebben. Het bepaalt ook voor een groot deel hun kans op gezien (gesignaleerd) te worden en daarmee meteen hun kans op juiste begeleiding.

1. Sportbegaafde en kunstbegaafde kinderen
Kinderen met een talent op het gebied van muziek of kunst of zij die een groot atletisch- of danstalent bezitten worden vaak al op jonge leeftijd gesignaleerd, gescout en geselecteerd. De kinderen worden door specialisten op hun talentgebied begeleid om deze ontwikkeling te optimaliseren. Hierbij wordt er speciaal aandacht geschonken aan hun intrapersoonlijke ontwikkeling: de kinderen leren zichzelf en hun ontwikkeling te analyseren en te reflecteren op die ontwikkeling. Hard werken om een hoog niveau te halen is daarbij het startpunt, waarbij er duidelijk geïnvesteerd wordt in een growth mindset en motivatie. Ouders worden nauw betrokken bij de begeleiding.

Hier ligt een significant verschil met het onderwijs. Daar waar hard werken in sport en kunsten als normaal gezien wordt, wordt hard werken in het onderwijs gekoppeld aan achterstand, aan het niet goed zijn in leren of aan onnodig streberig gedrag. Het is niet standaard dat er positief gereageerd wordt op kinderen die meer weten dan de leerkracht op bepaalde gebieden. Sterker nog, veel leerkrachten ervaren het als een bedreiging als een leerling meer weet. Ook onder medeleerlingen wordt het niet gemakkelijk geaccepteerd als je leergierig bent. Je loopt al snel het risico buitengesloten te worden uit de groep. De sociale druk als je ‘anders’ in elkaar zit, is daarom van jongs af aan al hoog. Specifieke subgroepen van hoogbegaafde kinderen die door leraren niet gesignaleerd of geïdentificeerd worden – onder andere te wijten aan onderpresteren, geen aansluiting hebben met leeftijdsgenoten of in het onderwijs ondergewaardeerde talenten zoals creativiteit -, lopen het risico op een verminderd psychologisch welbevinden. De groep hoogbegaafde kinderen is daarmee automatisch een kwetsbare groep.

2. Academisch begaafde kinderen
Kinderen met academische talenten op school worden daarnaast vaak nauwelijks uitgedaagd. Ze leren weinig op school en worden niet gemotiveerd. Dat geldt niet alleen voor de basisschool. Zelfs op het gymnasium en de universiteit is er nauwelijks uitdaging te vinden en raken leerlingen en studenten opnieuw teleurgesteld en gedemotiveerd. Voor hun resultaten hebben ze vaak niet hoeven werken of leren, waardoor ze geen vaardigheden geleerd hebben. Kinderen die goed presteren zijn meestal degenen die zich het beste aan het schoolsysteem aanpassen. Deze aanpassing aan het systeem is een ernstige belemmering voor het signaleren van deze groep en daarmee de ontwikkeling van deze kinderen. Omdat ze goede cijfers halen gaan de onderwijsinstellingen ervan uit dat het onderwijs dat gegeven wordt voor deze kinderen passend is. Wij willen graag deze aanname omdraaien: als kinderen zo hoog kunnen presteren terwijl ze nauwelijks moeite hoeven te doen, leren ze dan wel iets? En excelleren ze dan wel? Er blijft een hoop potentie onbenut! Motivatie is onlosmakelijk gekoppeld aan inzet en prestatie. Pas als een kind kan reiken naar een ‘leerlevel’ hoger (zone van naaste ontwikkeling) is het mogelijk te laten zien wat je kunt.

Het merendeel van deze leerlingen loopt vast door de combinatie van een niet passend onderwijsprogramma, niet passende benadering, gemis aan expertise en onbegrip zorgt ervoor dat deze kinderen faalangst ontwikkelen en een fixed mindset opbouwen. Investeringen op (intra)persoonlijke ontwikkeling en ruimte voor kritisch denken zijn factoren die te weinig aandacht en ruimte krijgen krijgen in het onderwijs, terwijl dit juist erg belangrijk is en vaak ook bepalend voor een optimale talentontwikkeling. Een hoog IQ alleen is niet voldoende.

Voor deze groep, de academisch hoogbegaafden, kan verbreding en versnelling in het onderwijs met een juiste benadering vanuit de leerkrachten (‘leraar nominatie’) ’een oplossing kan zijn. Voorwaarde is daarbij wel dat ze gesignaleerd worden en blijven, zodat hier op ingezet kan worden.Vroegsignalering speelt een grote rol bij preventie van uitval van deze groep. Dit geldt niet alleen voor de kinderen die over een domein- of schoolspecifiek of (bijvoorbeeld wiskunde, science, talen of techniek) talent beschikken, maar ook voor de creatief begaafde kinderen.

3. Creatief begaafde kinderen
Creatieve hoogbegaafden worden gehinderd in hun ontwikkeling omdat onderwijs ingedeeld is in specifieke en cognitieve domeinen en er weinig ruimte is voor hun vaak niet-schoolse talenten, hun out-of-the-box manier van denken en specifieke leerstijl en -behoeftes. De talentontwikkeling vindt vaker naast school plaats, alleen niet op schoolse vaardigheden. Hun talenten vallen ook vaak buiten schoolse vaardigheden, vragen divergent denken en passen daarom ook niet in de schoolse setting.

Het signaleren van deze groep is nog extra lastig door afleidende factoren die verkeerd uitgelegd kunnen worden zoals leergierig maar niet zichtbaar, niet naar buiten gericht: verlegen meisjes, kinderen met een ontwikkelingsvoorsprong die alleen onder voorwaarden zichtbaar is (thuis, in veilige omstandigheden), stuiterballen, explosieve kinderen, drop-outs, kinderen met grote faalangst of met een scheve ontwikkeling, Daarnaast is er nog sprake van een groep kinderen met een groot potentieel die leerproblemen heeft, vaak door de conventionele leerbenadering in school. Zeer creatieve hoogbegaafde kinderen ervaren bovendien minder gevoelens van welbevinden dan minder creatief begaafde kinderen, terwijl het omgekeerde geldt voor kinderen die door hun leraar worden genomineerd.

4. Meervoudig begaafde kinderen
Wat het signaleren en begeleiden bemoeilijkt is dat de begaafdheid soms breed is: kinderen die academisch een voorsprong hebben kunnen bijvoorbeeld ook een groot sporttalent zijn of creatief in denken. Creatief hoogbegaafde kinderen hebben misschien ook een zangtalent, die tijd, aandacht en investering eist.

Een dubbel getalenteerd kind kan er dan voor kiezen om zijn talent echt hoofdzakelijk in te zetten op buitenschools gebied, en school ‘erbij’ te doen – zeker als de begaafdheid daar niet gesignaleerd is. Op school laten deze kinderen gemiddelde prestaties zien. Als de buitenschoolse carrière op school niet bekend is, is dit kind automatisch buiten beeld.

De breedte om bij meerdere en verschillende talenten in een kind aan te sluiten wordt gehinderd door het onderwijssysteem, dat gericht is op het volgordelijk doorlopen van het schoolcurriculum in een strak georganiseerde omgeving volgens vaste (denk)kaders. Dat is jammer omdat juist hun talenten hen helpen om ook op school redelijke prestaties te laten zien.

Er is voor deze kinderen weinig ruimte om de eigen ontwikkelingslijn te volgen. De kans dat we zien dat deze kinderen grote talenten hebben is daarmee beperkt. Tenzij we de moeite nemen om vroegtijdig te signaleren. Hoe eerder signalering plaatsvindt, des te sneller kan er ingespeeld worden op de behoeften die specifiek horen bij dit kind. Aan een goede signalering zijn wel voorwaarden verbonden.

Voorwaarden (h)erkenning
• signalering start vanaf het moment dat kinderen op de wereld zijn. Hierbij wordt ook   rekening gehouden met  hoogbegaafdheid in de familie;
• het consultatiebureau signaleert wat het kind daadwerkelijk kan op het moment dat hij wordt gezien, in plaats van te kijken naar wat het kind volgens zijn leeftijd zou moeten kunnen;
• investering in kinderopvangorganisaties op het thema hoogbegaafdheid is aantoonbaar aanwezig in verband met de begeleiding van het kind;
• scholen aanvaarden het advies van het consultatiebureau en/of kinderopvangorganisatie als daar al een voorsprong is gesignaleerd;
• investering op thema hoogbegaafdheid is in school aantoonbaar aanwezig;
• kennis ontwikkelingsvoorsprong/hoogbegaafdheid is aanwezig;
• tools voor het herkennen van een ontwikkelingsvoorsprong/hoogbegaafdheid zijn aanwezig;
• kennis in opvang, onderwijs en op het consultatiebureau van onderscheid karakteristieken van hoogbegaafdheid en karakteristieken stoornissen om verwarring en misdiagnoses te voorkomen;
• kennis over het psychologisch welzijn van hoogbegaafden;
• professional heeft een open houding naar ouders ten aanzien van hun positie als kind-expert;
• besef dat het niet alleen draait om cognitieve vaardigheden, hoge cijfers/scores en schoolprestaties;
• besef dat er, in tegenstelling tot  gangbare gedachte, geen sprake is van een verhoogde mate van sociale en emotionele problematiek bij een ontwikkelingsvoorsprong of hoogbegaafdheid. Soms is het zelfs zo dat er sprake is van een snellere sociale en emotionele ontwikkeling en dat deze ontwikkeling op een hoger niveau plaatsvindt;
• besef dat kinderen er niet altijd op eigen kracht komen, dat ook zij soms extra ondersteuning nodig hebben en dat ze net zoveel recht en en baat hebben bij uitleg als hun klasgenoten;
• zich bewust zijn van de mythes over hoogbegaafdheid;
• expertise is aantoonbaar aanwezig in het curriculum voor de opleiding tot pedagogisch medewerker;
• expertise is aantoonbaar aanwezige op dit thema bij de opleiding tot leerkracht; Samenwerkingsverbanden, leerplichtambtenaren, onderwijsinspectie en onderwijsconsulenten hebben de verplichting om expertise en budget in te zetten bij het samenwerkingsverband op dit thema;
• bewustzijn over het feit dat kinderen niet altijd specifiek in één categorie van begaafdheid vallen;
• besef het signaleren van hoogbegaafdheid met hulp van een IQ test zijn beperkingen kent: er zijn kinderen die ondanks hun begaafdheid niet boven de 130 scoren op de test. Dit bijvoorbeeld vanwege gebrek aan kennis bij de tester of omdat de gekozen test of een IQ test in het algemeen niet past bij de vaardigheden van een kind.

Gevolgen niet correcte of niet (tijdige) (h)erkenning
• niet gezien worden;
• niet krijgen wat je nodig hebt of past bij je sociale, emotionele en
cognitieve ontwikkeling;
• negatieve effecten op zelfbeeld;
• negatieve ontwikkeling op motivatie;
• ontwikkeling faalangst en fixed mindset;
• ontbreken van een stimulerende omgeving;
• natuurlijke ontwikkeling raakt verstoord;
• verhoogd risico op uitval in het onderwijs;
• verhoogd risico op uitval qua gezondheid;
• risico op depressie, angsten, psychische of psychiatrische problemen en
zelfmoord;
• risico wachtkamersituatie op school;
• risico op schade op alle vlakken bij het kind;
• leert niet de vaardigheden die hij later nodig heeft;
• risico dat de signalen die een beschadigd kind afgeeft verkeerd worden
geïnterpreteerd, mede door diagnosticering door het onderwijs zelf;
• risico onnodige verwijzing naar jeugdgezondheidszorg, de huisarts, de
psycholoog, psychiater en/of het ziekenhuis bij verkeerd lezen signalen;
• risico onnodige verwijzing naar verkeerd speciaal onderwijs bij verkeerd lezen
signalen;
• verkeerd lezen van de onderwijsopbrengsten bij niveauverwijzing voortgezet
onderwijs, met tot gevolg niet passend advies Voortgezet onderwijs;
• als gevolg van de vorige twee stappen: opnieuw risico op wachtkamersituatie;
• risico misdiagnoses;
• risico verkeerde behandelstrategieën;
• risico tijdelijk of permanent thuiszittersschap;
• risico verdwijnen uit het onderwijssysteem, en daarmee het uit beeld raken van
het kind;
• uitval ouders op het werk/opzeggen baan;
• kosten voor ouders ten aanzien van niet-vergoede hulp;
• akkoord van ouders voor misdiagnostiek ivm vergoeding kosten en vergoeding
voor hulp op school; Hulp wordt alleen vanuit diagnose vergoed. Er wordt dan
geen rekening gehouden met hoogbegaafdheid;
• geen optimale start in arbeidssituatie bij volwassenheid;
• niet benutten van volledig potentieel in het arbeidzaam leven;
• als gevolg daarvan risico op arbeidsconflicten, uitval, burn-out, depressie
etc.

Stand van zaken nu op consultatiebureau
Dossieronderzoek (stichting 360grView) duidt dat vroegsignalering op ontwikkelingsvoorsprong alleen gebeurt als de consultatiebureau-arts:
• ervaren is met het thema;
• zelf een achtergrond heeft vanuit hoogbegaafdheid vanuit persoon of gezin;
• het van Wiechenschema breed ingezet wordt en er structureel doorgetoetst
wordt: niet kijken naar wat het kind nu moet kunnen, maar wat het kind
daadwerkelijk kan op het moment dat het gezien wordt;
• er een pro-actieve signaleringssituatie gecreëerd wordt door positieve
uitwisseling van informatie met ouders;
• er niet alleen wordt uitgegaan van normaalnorm.

Conclusie dossieronderzoek: vroegsignalering van een ontwikkelingsvoorsprong/hoogbegaafdheid gebeurt nauwelijks via het consultatiebureau. Er is slechts sprake van signalering van P10 uitval op de norm. Daarnaast is het consultatiebureau voor veel ouders met een kind met een ontwikkelingsvoorsprong niets meer dan een weeg- en meetbureau. Ouders ervaren geen kundige sparringpartner in de consultatiebureau-artsen en -verpleegkundigen. Daarnaast zijn ouders bang voor misvattingen, voelen ze zich niet gehoord en krijgen ze te vaak adviezen die niet passen bij kinderen met een ontwikkelingsvoorsprong.

Oplossing vanuit vroegsignalering m.b.v. startdocument: rapportage vanuit vroegsignalering door o.a. het consultatiebureau
1. Zorg ervoor dat het consultatiebureau de taak en mogelijkheden krijgt om
vroeg te signaleren.
2. De bevindingen van 4 jaar continu signaleren kunnen dan, indien de ouders dat
wensen, als startdocument ter ondersteuning aan hen meegeven worden.
3. Met het startdocument kunnen zij gericht op zoek naar een school met passende
expertise.
4. Scholen kunnen met het startdocument van consultatiebureau vanaf het begin
van de onderwijscarrière van het kind op zijn minst insteken op het
ontwikkelingsniveau van het kind.
5. De mogelijkheden en het potentieel van het kind kunnen op deze manier beter
benut worden.

De opbrengsten:
• goed gedocumenteerde rode lijn in de ontwikkeling;
• het startdocument helpt de scholen bij de voorbereiding op passend onderwijs
voor het kind;
• voorkomen van niet correcte of niet (tijdige) (h)erkenning is beter dan
schade voor kind, ouders en maatschappij;
• ouders kunnen bewust kiezen voor de juiste basisschool;
• scholen kunnen zich beter voorbereiden op onderwijsbehoeften van instromende
kinderen;
• leerkracht heeft op de eerste schooldag meteen handvatten om het kind te
benaderen op een manier die past bij een kind met een voorsprong;
• er kan meteen een start gemaakt worden met het opstellen van een OPP
(ontwikkelingsperspectief);
• het risico op misvattingen over het kind wordt sterk teruggedrongen;
• minder risico op een wachtkamersituatie;
• minder risico op uitval/thuiszitten;
• sociale en emotionele groei van het kind is beter geborgd door het plaatsen in
een peergroep;
• het onderwijs kan zich weer bezighouden met waar ze goed in is, namelijk
onderwijs, in plaats van met conflictsituaties met kind en ouders.

Willen we passend onderwijs leveren voor hoogbegaafdheid leerlingen, dan moeten we inzetten op (vroeg-)signalering. Volg de rode draad in de ontwikkeling van het kind. Na de (h)erkenning moet de nadruk liggen op individueel maatwerk in het onderwijs, het op de correcte manier uitleggen van signalen en voorkomen van een verkeerde kijk op het kind en uitval op het gebied van gezondheid. Dit is iets wat de ministeries van OCW en VWS samen op moeten pakken. Hoogbegaafden komen er niet vanzelf, daar is degelijk hoogbegaafdenbeleid voor nodig, zowel in de groep 0-4 jarigen als in de groep 4 en ouder.

Een lang, vaak pijnlijk en nutteloos duur traject voor school, ouders en kind met misdiagnoses en onnodige zorgkosten worden hiermee voorkomen. Het onderwijs kan weer doen waar ze goed in is: het kind vanaf het begin passend onderwijs bieden en

ervoor zorgen dat de leerlijn van het kind daadwerkelijk stijgt. Door vroegsignalering wordt het mogelijk problematiek rondom hoogbegaafde kinderen voorgoed uit te bannen.

Winstpunten zitten hierin dus zowel aan de kant van het ministerie van VWS als aan de kant van het ministerie van OCW. We vragen om de samenwerking tussen de twee ministeries te intensiveren en op die manier bij te dragen aan het daadwerkelijk optimaliseren van de kindontwikkeling – met brede opbrengsten voor (alle inwoners van) Nederland, het mogelijk maken van Passend Onderwijs – het speerpunt van het onderwijsbeleid en een correct invulling van het volksgezondheidsbeleid – met vermindering van onnodige kosten.

De belangen zijn groot, niet alleen voor de kinderen zelf maar ook voor Nederland in zijn geheel. Juist hoogbegaafde kinderen zijn degenen die de problemen van nu kunnen oplossen, die oog hebben voor welke richtingen we kunnen kiezen en die antwoorden kunnen geven over vraagstukken met betrekking tot de toekomst en problemen die we mogelijk in de toekomst krijgen. Zij kunnen Nederland naar de top van de kenniseconomie en de wereldeconomie brengen. Innovatief zijn. Banen gaan creëren. Het bedrijfsleven zit hier smachtend op te wachten.

Verdere aanbevelingen:
• Onderzoek naar de groep P90 kinderen om meer informatie te krijgen over
ontwikkelingsvoorsprong is noodzakelijk. Alleen als we weten wanneer er sprake
is van een voorsprong en wanneer we zicht krijgen wat de werkelijke signaleren
van een voorsprong zijn, wordt signaleren ook werkelijk signaleren.
• Vroegsignalering, specifieke kennis over de verschillende vormen van
begaafdheid en de onderwijsbehoeften van deze kinderen moeten vast onderdeel
worden van de lerarenopleidingen.
• Inventarisatie van mogelijkheden tot vroegsignalering op de kinderopvang en
peuterspeelzaal is noodzakelijk gevolgd door scholing van de pedagogisch
medewerkers.

Dorien Kok                        &       Lilian van der Poel

contact@I-CARUS.info              info@XL-leren.com

035-887 0567                              06-18 53 27 75