Categorie archief: Opvoeding

Wet- en regelgeving rondom ouderschap en onderwijs.

839Ouders zijn maar zelden op de hoogte van de wet- en regelgeving rondom ouderschap en onderwijs. Hieronder staat (een deel van de) relevantie informatie over rechten en plichten van ouders en scholen. Ouders kunnen gebruik maken van deze informatie om te staan voor het belang en de ontwikkeling van hun kind. Ouders kunnen hiermee scholen en andere betrokken partijen duidelijk maken vanuit welk kader gehandeld moet worden. Ouders zijn maar zelden op de hoogte van de wet- en regelgeving rondom ouderschap en onderwijs. Hieronder staat (een deel van de) relevantie informatie over rechten en plichten van ouders en scholen. Ouders kunnen gebruik maken van deze informatie om op te staan voor het belang en de ontwikkeling van hun kind. Ouders kunnen hiermee scholen en andere betrokken partijen duidelijk maken vanuit welk kader gehandeld moet worden.

Artikel 1:247 1&2 Burgerlijk Wetboek – Verzorging en opvoeding door beide ouders

  1. Het ouderlijk gezag omvat de plicht en het recht van de ouder zijn minderjarig kind te verzorgen en op te voeden.
  2. Onder verzorging en opvoeding worden mede verstaan de zorg en de verantwoordelijkheid voor het geestelijk en lichamelijk welzijn en de veiligheid van het kind alsmede het bevorderen van de ontwikkeling van zijn persoonlijkheid. In de verzorging en opvoeding van het kind passen de ouders geen geestelijk of lichamelijk geweld of enige andere vernederende behandeling toe.

Artikel 3 IVRK Het belang van het kind

1. Bij alle maatregelen betreffende kinderen, ongeacht of deze worden genomen door openbare of particuliere instellingen voor maatschappelijk welzijn of door rechterlijke instanties, bestuurlijke autoriteiten of wetgevende lichamen, vormen de belangen van het kind de eerste overweging.
2. De Staten die partij zijn, verbinden zich ertoe het kind te verzekeren van de bescherming en de zorg die nodig zijn voor zijn of haar welzijn, rekening houdend met de rechten en plichten van zijn of haar ouders, wettige voogden of anderen die wettelijk verantwoordelijk voor het kind zijn, en nemen hiertoe alle passende wettelijke en bestuurlijke maatregelen.
3. De Staten die partij zijn, waarborgen dat de instellingen, diensten en voorzieningen die verantwoordelijk zijn voor de zorg voor of de bescherming van kinderen voldoen aan de door de bevoegde autoriteiten vastgestelde normen, met name ten aanzien van de veiligheid, de gezondheid, het aantal personeelsleden en hun geschiktheid, alsmede bevoegd toezicht.

Artikel 28 IVRK Recht op onderwijs

1. De Staten die partij zijn, erkennen het recht van het kind op onderwijs, en teneinde dit recht geleidelijk en op basis van gelijke kansen te verwezenlijken, verbinden zij zich er met name toe:a. primair onderwijs verplicht te stellen en voor iedereen gratis beschikbaar te stellen;b. de ontwikkeling van verschillende vormen van voortgezet onderwijs aan te moedigen, met inbegrip van algemeen onderwijs en beroepsonderwijs, deze vormen voor ieder kind beschikbaar te stellen en toegankelijk te maken, en pas- sende maatregelen te nemen zoals de invoering van gratis onderwijs en het bieden van financiële bijstand indien noodzakelijk;c. met behulp van alle passende middelen hoger onderwijs toegankelijk te maken voor een ieder naar gelang zijn capaciteiten; d. informatie over en begeleiding bij onderwijs- en beroepskeuze voor alle kinderen beschikbaar te stellen en toegankelijk te maken;e. maatregelen te nemen om regelmatig schoolbezoek te bevorderen en het aantal kinderen dat de school vroegtijdig verlaat, te verminderen.
2. De Staten die partij zijn, nemen alle passende maatregelen om te verzekeren dat de wijze van handhaving van de discipline op scholen verenigbaar is met de menselijke waardigheid van het kind en in overeenstemming is met dit Verdrag.
3. De Staten die partij zijn, bevorderen en stimuleren internationale samenwerking in aangelegenheden die verband houden met onderwijs, met name teneinde bij te dragen tot de uitbanning van onwetendheid en analfabetisme in de gehele wereld, en de toegankelijkheid van wetenschappelijke en technische kennis en moderne onderwijsmethoden te vergroten. In dit opzicht wordt met name rekening gehouden met de behoeften van ontwikkelingslanden.

Artikel 29 IVRK Onderwijsdoelstellingen

1. De Staten die partij zijn, komen overeen dat het onderwijs aan het kind dient te zijn gericht op:a. de zo volledig mogelijke ontplooiing van de persoonlijkheid, talenten en geestelijke en lichamelijke vermogens van het kind;b. het bijbrengen van eerbied voor de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, en voor de in het Hand- vest van de Verenigde Naties vastgelegde beginselen;c. het bijbrengen van eerbied voor de ouders van het kind, voor zijn of haar eigen culturele identiteit, taal en waarden, voor de nationale waarden van het land waar het kind woont, het land waar het is geboren, en voor andere bescha- vingen dan de zijne of de hare;d. de voorbereiding van het kind op een verantwoord leven in een vrije samenleving, in de geest van begrip, vrede, verdraagzaamheid, gelijkheid van geslachten, en vriendschap tussen alle volken, etnische, nationale en godsdienstige groepen en personen behorend tot de oorspronkelijke bevolking;e. het bijbrengen van eerbied voor de natuurlijke omgeving.
2. Geen enkel gedeelte van dit artikel of van artikel 28 mag zo worden uitgelegd dat het de vrijheid aantast van individuele personen en rechtspersonen, onderwijsinstellingen op te richten en daaraan leiding te geven, evenwel altijd met inachtneming van de in het eerste lid van dit artikel vervatte beginselen, en van het vereiste dat het aan die instellingen gegeven onderwijs voldoet aan de door de Staat vastgestelde minimumnormen.

Artikel 8 Wet op het primair onderwijs – Uitgangspunten en doelstelling onderwijs

  • 1 Het onderwijs wordt zodanig ingericht dat de leerlingen een ononderbroken ontwikkelingsproces kunnen doorlopen. Het wordt afgestemd op de voortgang in de ontwikkeling van de leerlingen.

  • 2 Het onderwijs richt zich in elk geval op de emotionele en de verstandelijke ontwikkeling, en op het ontwikkelen van creativiteit, op het verwerven van noodzakelijke kennis en van sociale, culturele en lichamelijke vaardigheden.

  • 3 Het onderwijs:

    • a. gaat er mede van uit dat leerlingen opgroeien in een pluriforme samenleving,

    • b. is mede gericht op het bevorderen van actief burgerschap en sociale integratie, en

    • c. is er mede op gericht dat leerlingen kennis hebben van en kennismaken met verschillende achtergronden en culturen van leeftijdgenoten.

  • 5 Het bevoegd gezag stelt ten minste eenmaal in de 4 jaar een schoolondersteuningsprofiel vast.

  • 6 De scholen gebruiken een leerling- en onderwijsvolgsysteem waaruit de vorderingen in de kennis en vaardigheden blijken op het niveau van de leerling, de groep en de school. Het leerling- en onderwijsvolgsysteem bevat toetsen die kennis en vaardigheden van de leerling meten in elk geval op het terrein van de Nederlandse taal en rekenen en wiskunde, met inachtneming van de referentieniveaus Nederlandse taal en de referentieniveaus rekenen, bedoeld in artikel 2, tweede lid, aanhef en onderdeel a, van de Wet referentieniveaus Nederlandse taal en rekenen.

  • 7 De toetsen, bedoeld in het zesde lid, voldoen aan het kwaliteitsoordeel van een door Onze minister aangewezen onafhankelijke commissie betreffende inhoudelijke validiteit, betrouwbaarheid en deugdelijke normering. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen voorschriften omtrent het leerling- en onderwijsvolgsysteem en de daaraan verbonden toetsen worden vastgesteld.

  • 8 De scholen voorzien in een voortgangsregistratie omtrent de ontwikkeling van leerlingen die extra ondersteuning behoeven, en omtrent leerlingen die onderwijs volgen als bedoeld in artikel 165.

  • 9 Het onderwijs wordt zodanig ingericht dat:

    • a. de leerlingen in beginsel binnen een tijdvak van 8 aaneensluitende schooljaren de school kunnen doorlopen;

    • b. de leerlingen in 8 schooljaren ten minste 7520 uren onderwijs ontvangen, met dien verstande dat de leerlingen in de eerste 4 schooljaren ten minste 3520 uren onderwijs en in de laatste 4 schooljaren ten minste 3760 uren onderwijs ontvangen, en aan de leerlingen in de laatste 6 schooljaren ten hoogste 7 weken van het schooljaar 4 dagen per week onderwijs wordt gegeven, die evenwichtig zijn verdeeld over het schooljaar, bij een schoolweek van in beginsel niet minder dan 5 dagen onderwijs, en

    • c. de onderwijsactiviteiten evenwichtig over de dag worden verdeeld, tenzij afwijking van deze verdeling van belang is in verband met activiteiten in het kader van het voorkomen en bestrijden van onderwijsachterstanden.

  • 10 Het onderwijs wordt zodanig ingericht dat leerlingen die in verband met ziekte thuis verblijven dan wel zijn opgenomen in een ziekenhuis, op adequate wijze voldoende onderwijs kunnen genieten.

  • 11 Het onderwijs wordt zodanig ingericht dat daarbij op structurele en herkenbare wijze aandacht wordt besteed aan het bestrijden van achterstanden in het bijzonder in de beheersing van de Nederlandse taal, waarin ook door middel van vroegschoolse educatie kan worden voorzien.

Artikel 2 Wet voortgezet onderwijs

  • 1 Het voortgezet onderwijs, bedoeld in deze wet, omvat het onderwijs dat wordt gegeven na het basisonderwijs en na het speciaal onderwijs. Het omvat niet het voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in de Wet op de expertisecentra, educatie en beroepsonderwijs als bedoeld in de Wet educatie en beroepsonderwijs en het hoger onderwijs.
  • 2 Het onderwijs wordt zodanig ingericht dat de leerlingen een ononderbroken ontwikkelingsproces kunnen doorlopen. Het wordt afgestemd op de voortgang in de ontwikkeling van de leerlingen.

Artikel 2a. Bevoegdheid schoolonderwijs

Voortgezet onderwijs mag slechts worden gegeven door degene die daartoe ingevolge deze wet bevoegd is.

Motie kenmerk: 31497, nr. 218 Passend onderwijs; Motie van de leden Rog en Ypma

Met de motie Rog/Ypma wordt de regering verzocht om te bevorderen dat schoolbesturen en samenwerkingsverbanden ten behoeve van het leerrecht van kinderen samenwerken met externe particuliere onderwijs- en zorgaanbieders, waarbij leerlingen die deels maatwerk ontvangen op een andere locatie dan de school waar zij staan ingeschreven, ook in aanmerking komen voor bekostiging. Deze motie is aangenomen. Lees hier inhoudelijk over deze motie. Scroll naar Uitvoering motie Rog/Ypma.

Scholen & de AVG

Onder andere scholen verzamelen en gebruiken veel gegevens van leerlingen. Ook wisselen ze deze gegevens uit, bijvoorbeeld met andere scholen. Welke gegevens mogen scholen bijhouden van hun leerlingen? Wat mogen scholen doen met de persoonsgegevens van leerlingen en ouders? Wat mag wel en niet bij de overdracht van gegevens van leerlingen naar een nieuwe school? Hoe lang mag een school het leerlingdossier bewaren? Hebben ouders recht op inzage in het leerlingdossier van hun kind? Mag d leerplichtambtenaar gegevens opslaan van kinderen die geoorloofd verzuim hebben? Mogen instanties informatie over jouw als ouder of over je kind uitwisselen of opslaan zonder specifieke toestemming of uitleg waarom?

Onder de huidige Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) geldt onder de de informatieplicht van scholen. Vanaf 25 mei 2018 geldt de nieuwe Europese privacywet, de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG). Met de komst van de AVG krijgen scholen meer verantwoordelijkheden om de persoonsgegevens van  leerlingen goed te beschermen. Welke regels dan gelden, staat in dossiers Scholen & de AVG en AVG & Onderwijs.

Wat kan ik zelf doen ten aanzien van persoonsgegevens?

Gebruikt een organisatie uw persoonsgegevens? Dan heeft u het recht om dit te weten. Bent u het niet eens met het gebruik van uw gegevens? U staat niet machteloos. De Wet bescherming persoonsgegevens geeft u een aantal privacyrechten. Zoals het recht om uw gegevens in te zien en het recht om verbetering of verwijdering van uw gegevens te vragen.

Wilt u gebruikmaken van uw privacyrechten? De Autoriteit Persoonsgegevens heeft verschillende voorbeeldbrieven die u kunt gebruiken om uw verzoek in te dienen.

Lees ook
#wiepakthetop Over bewustwording van het feit dat er in Nederland voor het kind vaak niet gehandeld wordt volgens de wet.
Psychische kindermishandeling is strafbaar. Ook in het onderwijs?
Als je er niet uit komt met school.

Dorien Kok
http://DorienKok.nl

 

Schrijf het belang van extrinsieke motivatie niet af.

Hands Holding a Seedling and SoilNiets is mooier dan een kind laten groeien vanuit diens natuurlijke nieuwsgierigheid. Bij alles wat een kind doet is er sprake van leren. Ontwikkelen en groeien doe je echter niet alleen. Altijd is er die interactie met de omgeving.

Motivatie is een grote factor in onderwijs, werk en opvoeding. Motiveren kan je op verschillende manieren doen. Intrinsiek (vanuit eigen wil) of extrinsiek (van buiten af). Dat je in moet zetten op puur en alleen intrinsiek leren is iets wat steeds vaker genoemd en gedaan wordt in bepaalde vormen van onderwijs. Het is op zich goed dat er meer wordt ingezet op intrinsieke motivatie, op het aansteken van een vlammetje bij een kind. Dit betekent echter niet dat extrinsieke motivatie compleet ‘fout’ is en volledig vermeden moet worden. Al jaren is extrinsieke motivatie zo’n beetje de gebeten hond in artikelen over onderwijs, werk en opvoeding, omdat men alleen de negatieve kant ziet.  Die denkwijze (deCharms, 1968; Deci, 1975) blijkt echter al lang achterhaald.

Wat ook meespeelt in de negatieve beeldvorming is de grote bekendheid van één van de vormen van extrinsieke motivatie: ‘externe regulatie’. Deze draait puur om straf of om beloningen krijgen. Dit geeft geen positief effect op de intrinsieke motivatie omdat deze stress, druk of gevoelens van verplichting geven. De kans op een negatief effect op de intrinsieke motivatie lig continue op de loer.

Als de externe druk naar binnen slaat, of een kind zichzelf druk oplegt spreek je over ‘geïntrojecteerde regulatie’ (Deci en Ryan, 1985). Dit laatste zie je vaak bij kinderen die de lat zeer hoog leggen voor zichzelf of perfectionistisch zijn (Soenens, Vansteenkiste, Luyten, Duriez en Goossens, 2005). Gevoelens variëren van trots tot diepe teleurstelling, afhankelijk van of ze de door hun gestelde doelen halen of niet. Deze vorm van extrinsieke motivatie kan dus zowel positief als negatief zijn, vraagt spiegeling en goede begeleiding door de leerkracht.

Intrinsieke en extrinsieke motivatie zijn geen tegengestelden (Deci en Ryan, 2000). Eeuwig blijven wachten op dat er intrinsiek iets ontstaat, verbinding komt met iets waar je nog niets van weet of wat je nog niet kent is daarom niet handig of verstandig als je het hebt over een proces van doorgaande groei of ontwikkeling. Er moet ook een verbinding liggen, vanuit eerdere ervaringen of aangeleverd door uitwisseling met de omgeving. En er moeten daarbij geen blokkades voorhanden zijn.

Faalangst kan intrinsieke motivatie knap in de weg staan. Dat je beschadigd bent geraakt in een eerdere (onderwijs)situatie of lang hebt stil gestaan in je ontwikkeling ook. En niet ieder kind ontwikkelt zich in balans, zonder hindernissen of ongemakken. Een drempel is dan gauw opgebouwd. Of een kloof, die verdere groei en ontwikkeling in de weg gaat staan.

Als leraar of school puur gaat zitten wachten tot een kind zelf tot intrinsieke motivatie komt vormt een risico voor diens ontwikkeling. Het is als wachten op een bus, waarvan je niet weet of die komt. Je gaat dan ook voorbij aan dat wat werkt voor de individuele mens. Een in balans zijnde en op de persoon en situatie of context afgestemde combinatie van intrinsiek en extrinsiek werkt het beste, waarbij er nadruk op de intrinsieke motivatie ligt.

Extrinsieke motivatie kan net dat zetje geven om door te zetten als je angst hebt om aan iets nieuws te beginnen, dat wat je doet gaat vervelen, je de drive of flow even kwijt bent of je je verveelt en niets weet te beginnen. Het kan een kind over de drempel helpen of een brug over de kloof vormen. Zelfsturend leren stimuleren en daarbij diep en actief zijn net zoals bij intrinsieke motivatie. Het kan de drijfveer zijn om aan de slag te gaan, de intrinsieke motivatie komt dan later.

Het uitleggen van bijvoorbeeld een ‘waarom’ kan ook een extrinsieke, positieve rol spelen als er geen sprake is van intrinsieke motivatie. Als je een kind vraagt of het zijn bed uit wil komen mist het vaak de motivatie. Zeg je daarbij dat jullie naar een pretpark gaan (extrinsieke motivatie) dan staan ze in no time naast hun bed, aangekleed en al. Roepen ze dat jij op moet schieten…..

Als volwassene ken je de wekelijks drempel richting de sportschool vast wel, de motivatie extrinsiek maken door in het begin met vrienden af te spreken werkt goed.

Deze positieve derde vorm van extrinsieke motivatie noemt men ‘internaliseren’ of geïdentificeerde regulatie (Deci en Ryan, 2000). De motivatie start extern. Deze extrinsieke vorm van motivatie vormt een succes omdat er sprake van psychologische vrijheid en keuze, persoonlijke verantwoordelijkheid en er recht wordt gedaan aan het gevoel van autonomie. Persoonlijk positieve waarde en interesse (verinnerlijking) spelen bij een belangrijke rol, wat een vrijwillige reactie oplevert.

Spellen kennen ook vaak een combinatie van intrinsieke en extrinsieke motivatie. Gamification (spelelementen inbouwen in niet-spel situaties) in onderwijs blijft door te verdienen badges en munten grotendeels extrinsiek. Haal de beloningen weg en een kind stopt met spelen. Samenspel en uitwisseling kunnen hier een vervanging vormen voor deze extrinsieke motivatie.

Geïntrojecteerde regulatie kan een positief effect hebben, geïdentificeerde regulatie heeft dit sowieso. Voor een goed leer- en ontwikkelproces heb je zowel intrinsieke als extrinsieke motivatie nodig. Ze zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden.  Ook als is de motivatie extrinsiek (Vansteenkiste, 2003). Schrijf het belang van extrinsieke motivatie dus niet af.

Onderwijs is daarbij nooit alleen te baseren op intrinsieke motivatie gezien de leerplicht. Dat is momenteel nog een knap sterke vorm van extrinsieke motivatie.

De leraar speelt een belangrijke activerende en stimulerende rol in motivatie, vanuit de factor verbondenheid. Competentie en autonomie spelen hier een even grote rol in. (zelfdeterminatietheorie Deci & Ryan). Voor autonomie geldt natuurlijk dat deze pas toe neemt met de adolescentie, als het kind zich los begint te koppelen van diens omgeving (Arnett & Hughes, 2012) en de wil tot het nemen van verantwoordelijkheid en zelfsturing ten aanzien van gedrag, emotie en aandacht toeneemt. Op jonge leeftijd speelt structuur (op school) ook een rol bij intrinsieke motivatie.

Wil je hier meer over weten? Lees dan ‘Willen, moeten en structuur: over het bevorderen van een optimaal leerproces.‘ (Vansteenkiste, Sierens, Soenens en Lens 2007)

Dorien Kok

Psychische kindermishandeling is strafbaar. Ook in het onderwijs?

KindermishandelingAanleiding voor deze blog is een artikel in het dagblad de NRC:

Ook psychische kindermishandeling is strafbaar
“Een kind kleineren laat soms een leven lang sporen na. Strafrechtelijk kom je daar als ouder niet zomaar mee weg, schrijft advocaat-generaal Miranda de Meijer.”

Kindermishandeling
Kindermishandeling is ‘elke vorm van voor een minderjarige bedreigende of gewelddadige interactie van fysieke, psychische of seksuele aard, die de ouders of andere personen ten opzichte van wie de minderjarige in een relatie van afhankelijkheid of van onvrijheid staat, actief of passief opdringen, waardoor ernstige schade wordt berokkend of dreigt te worden berokkend aan de minderjarige in de vorm van fysiek of psychisch letsel’. (Uit de Jeugdwet artikel 1.1: Wet van 1 maart 2014 ‘inzake regels over de gemeentelijke verantwoordelijkheid voor preventie, ondersteuning, hulp en zorg aan jeugdigen en ouders bij opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen.’)

Als een kind geregeld wordt uitgescholden of vernederd is er sprake van psychische mishandeling. Als een kind niet de nodige zorg krijgt voor zijn geestelijk welzijn, is er sprake van psychische verwaarlozing. Of dit nu door een kind, ouder of andere volwassenen gedaan wordt maakt hierin niet uit.

Aanhoudende of extreme frustratie van elementaire emotionele behoeften van het kind. Het kind geen veilige omgeving bieden. Ongevoeligheid voor het ontwikkelingsniveau van het kind. Het niet handelen of nalaten van dat wat een kind behoeft om te groeien, op alle gebieden. Allemaal vormen van psychische mishandeling.

Psychische mishandeling
Artikel in NRC: “Het Openbaar Ministerie heeft voor de rechter aangevoerd dat ook psychische mishandeling die zorgt voor een achterstand in de sociaal-emotionele ontwikkeling van het kind onder de werking van ons Wetboek van Strafrecht moet vallen. Het gerechtshof gaf het Openbaar Ministerie gelijk en oordeelde dat dit inderdaad onder omstandigheden het geval kan zijn. De rechter vindt hiervoor steun in bovengenoemde Wet op de jeugdzorg en de Jeugdwet.

Bovendien – zo stelt de rechter – blijkt niet uit de wetsgeschiedenis van het Wetboek van Strafrecht dat de wetgever de psychische vorm van mishandeling heeft willen uitsluiten. De rechter maakt hierbij nog wel een kanttekening: niet íedere kleinerende of denigrerende handeling of opmerking kan als mishandeling worden aangemerkt. Het hangt ervan af, van de situatie en van de gedraging.”

Psychisch letsel laat net zoals bij lichamelijke mishandelingen zijn sporen na. De sporen zijn meestal minder zichtbaar, kunnen een kind echter levenslang bijblijven.

Burgerlijk Wetboek
Het Burgerlijk Wetboek geeft in artikel 247 sub 1 & 2 de volgende omschrijving van ouderlijk gezag en opvoeding:
•Het ouderlijk gezag omvat de plicht en het recht van de ouder zijn minderjarig kind te verzorgen en op te voeden.
•Onder verzorging en opvoeding worden mede verstaan de zorg en de verantwoordelijkheid voor het geestelijk en lichamelijk welzijn van het kind en het bevorderen van de ontwikkeling van zijn persoonlijkheid.

De gezondheidstoestand en de veiligheid van het kind zijn bepalend hiervoor.

Psychische mishandeling op school
Een tekort op school in het geven van aandacht, warmte, bescherming en daarnaast eventuele cognitieve verwaarlozing – bijvoorbeeld een kind niet passend onderwijs bieden, is ook een vorm van psychische verwaarlozing. Ongevoeligheid in school voor het ontwikkelingsniveau van het kind, het aanbieden van een te laag cognitief niveau met emotionele en didactische schade tot gevolg is wat in de praktijk helaas veel voor komt. Dit staat nog los van pesten op school, door leerling of leraar.

De kinderen gaan aanpassingsgedrag vertonen: ‘verdwijnen’ of vertonen juist opvallend gedrag. Dit wordt vanuit het kind uitgelegd, vaak met diagnostiek tot gevolg. Onvoldoende kennis over de normale ontwikkeling van dit specifieke kind is niet voorhanden. Er is een verhoogd drop-out risico, waardoor een kind verdwijnt richting speciaal onderwijs of thuiszitter wordt.

Schoolbeleid
In het schoolprotocol omschrijft men de kaders voor het optreden bij pesten, agressie, geweld en vermoedens van kindermishandeling. In elke school dient een zodanig leer- en werkklimaat te heersen dat dit door niemand, of het nou personeel, leerling of ouders betreft, getolereerd wordt.

Het slachtoffer meldt deze incidenten echter meestal niet vanwege schaamte, uit angst voor het vervolg of uit loyaliteit aan de leerkracht. Bij ouders zien we deze loyaliteit ook. Je gelooft in het begin ook snel de volwassenen. Als ouder denk je misschien in het begin ‘doorzetten, hier wordt je sterk van’. Je gaat ook uit van de goede bedoelingen van de school en de directie.

Als het gaat om psychische mishandeling op school is een kind of de ouder zich (eerst) vaak ook niet bewust van dat wat er wel of juist niet gebeurt psychische mishandeling is. In Nederland ligt de link naar deze vorm van mishandeling immers primair bij ouders, vreemgenoeg óók als de school diegene is die de mishandeling faciliteert. Ook het artikel in het NRC spreekt alleen over oudermishandeling.

De praktijk laat zien dat professionals deze psychische mishandeling eigenlijk altijd vertalen naar verschillen in visie op onderwijs- en kindbehoeftes. De meldingen van ouders worden daarmee niet vertaald vanuit mishandeling, ook als deze vertaling wel terecht zou zijn. We spreken dan over het aantoonbaar onthouden van zorg voor een kind.

Voorbeelden uit de praktijk
Als voorbeeld scholen die ADHD-medicatie als voorwaarde stellen om een kind toe te laten op school en ouders die voor de keuze worden gesteld: of medicatie of uw kind moet naar het speciaal onderwijs (zie uitzending De Monitor).

Kinderen die gepest worden en daarom zelf een sociale vaardigheidstraining moeten volgen “om er mee om te leren gaan” of worden naar huis gestuurd. Pesters – ook leraren- worden, ondanks het protocol hiervoor, niet aangepakt, geschorst of verwijderd. ‘We hebben het protocol gevolgd’ is ook een standaard antwoord.

(Hoogbegaafde) kinderen die geen maatwerk in onderwijs krijgen, soms ook op scholen die zich specifiek op bepaalde groepen kinderen richten, omdat de expertise mist. Onderpresteren, depressiviteit en soms ook suïcidaal gedrag tot gevolg.

In situaties waarbij het gedrag van de leerkracht grensoverschrijdend is wordt geroepen dat wat ouders melden aannames zijn – ook als er getuigen zijn. De leerkracht wordt beschermt (‘anders zit ik met een hele klas’), ook door besturen. Zelfs als het kind depressief of overspannen is. Of als er sprake is van PTSS. Oorzaken worden thuis gezocht (gezinssituatie of pedagogische opvoedvisie), met AMK (Veilig Thuis) melding wordt gedreigd of gewoon gedaan – om ouders de mond te snoeren. Maatregelen die ouders voor hun kind nemen worden uitgelegd als wantrouwen in school, als niet meewillen werken en dat je een lastige ouder bent. Uitspraken van school worden blijkbaar door ouders ook verkeerd geïnterpreteerd, zo leggen directeuren en besturen uit.

De emotionele toestand van kinderen is niet van belang in de afweging van scholen en beleidsmakers. Dus heeft je kind een probleem en ligt het psychisch in de kreukels door een leerkracht of niet-passend onderwijs, dan kun je ook nog de kinderbescherming over je heen krijgen. En dan is je positie niet sterk. Emotionele en psychische schade is namelijk niet te bewijzen, dus zo’n heel verhaal heeft een hoog subjectief gehalte.

Aangifte doen tegen scholen is lastig: psychische schade is, zoals ik al zei, moeilijk te bepalen. De onderwijsinspectie verteld ouders daarbij niet of er onderzoek wordt gedaan. Leerplichtambtenaren ondernemen vaak geen acties tegen scholen.

Het is ook lastig om als bestuur of school je eigen beleid en handelen – en dat van je leerkrachten – te spiegelen en daar praktisch op te acteren. Slecht functionerende scholen en leerkrachten worden vaak geen strobreed in de weg gelegd. Makkelijker is het om een vertaalslag te maken naar individuele ouders, hun ‘overdreven’ emotionele betrokkenheid bij hun kind. Deze voelen zich vaak alleen staan in school. Ouders hebben ook een kennisachterstand ten aanzien van de onderwijsprocessen en worden daarom vaak overbluft. De leerplichtambtenaar en onderwijsinspectie is gericht op aanwezigheid in de school (leerplicht) en niet op maatwerk voor een individueel kind. Externe, door ouders betaalde, kindexperts zijn vaak niet welkom in school.

In hun poging om een einde te maken aan deze mishandeling hinderen scholen de ouders in een overstap naar een andere school, door deze vast te informeren over de ‘lastige ouders’. Je kunt dus vaak geen kant op.

Wat moet je nu als ouder?
Het belangrijkste advies:
Situaties lopen vaak uit de hand om dat ouders zich niet bij laten staan op juridisch gebied of te lang wachten met het inschakelen van juridische hulp. Wacht dus niet te lang met juridische advies of hulp te zoeken als dit nodig is. Bij een terecht punt en tijdige melding kan in bijna alle gevallen de situatie snel opgelost worden met kortdurende rechtshulp. Je kunt je ook bij laten staan zonder dat school dit weet. De regels rond onderwijs zijn niet slecht. Het is daarnaast altijd aan te raden om een rechtsbijstandsverzekering te nemen.

Adressen:
– Juridisch loket: https://www.juridischloket.nl
– Jurion: http://Jurion.nl

Verdere informatie:
– Ouders & Onderwijs: Bel gratis tussen 10:00 en 15:00 naar 0800-5010 of  mail naar vraag@oudersonderwijs.nl 
– In1School: https://www.in1school.nl

  • doe aan dossieropbouw, lees daarvoor hier verder;
  • maak gebruik externe klachtenregeling;
  • zijn er nog andere ouders op school in dezelfde situatie? Verenig je!;
  • neem gesprekken op;
  • laat je bijstaan, schakel eventueel zelf een professionele mediator in;
  • zorg dat je de regie houdt;
  • doe aangifte.

Artsen
De Meldcode van de KNMG geeft duidelijkheid over wat er van een arts wordt verwacht bij (vermoedens van) kindermishandeling: Zodra er bij het kind lichamelijke of psychische schade ontstaat of kan ontstaan tengevolge van de handelingen of nalatigheid van de ouders of andere personen ten opzichte van wie de minderjarige in een relatie van afhankelijkheid of van onvrijheid staat, is er sprake van kindermishandeling (KNMG, 2008). Vergeleken met de Meldcode uit 2002 is er in 2008 tot een belangrijke wijziging besloten: het uitgangspunt ‘zwijgen, tenzij’ is vervangen door het uitgangspunt ‘spreken, tenzij’. Ook onder andere huis- en schoolartsen kunnen dus een rol spelen van de aanpak van psychische kindermishandeling op scholen.

Taak overheid
Er moet meer oog komen voor de positie van kinderen en ouders in het onderwijs. Ouders hebben plichten ten aanzien van gezag. Instanties en personen mogen ouders niet hinderen in het uitvoeren van dit gezag en moeten hierin beter beschermd worden door de overheid.

Als je er niet uit komt met school.
Lees hier mijn blog met handige informatie voor als je er niet uit komt met school.

Aanvulling 24 juni 2017. Paul Mayer, voormalig onderzoeker bij het toenmalige AMK (Advies- en Meldpunt Kindermishandeling),  beschrijft deze vorm van mishandeling als ‘institutionele kindermishandeling’, als het gaat om instellingen die meewerken aan of gedogen van dergelijke “mis-handeling” (bron: Herman Baartman) of verwaarlozing. Ik denk dat hij dit zo correct omschrijft.

Aanvulling 15 november 2017 Oproep aan ouders
Veilig thuismelding over je gezin door school:
Ouders geven vaak aan dat ze de indruk hebben dat een veiligthuis-melding (opvolger van de Steunpunten Huiselijk Geweld en het Advies en Meldpunt kindermishandeling) wordt ingezet om het standpunt van de school over ondersteuning (of verwijzing naar speciaal onderwijs) kracht bij te zetten. Het argument is dan vaak pedagogische verwaarlozing, omdat ouders niet meegaan in het advies van school. Het aantal signalen over deze meldingen vallen op en je leest er ook in de media steeds vaker over. Ouders & Onderwijs roept ouders die in een situatie als deze zitten op om zich te melden. Er wordt vertrouwelijk omgegaan met uw informatie: Ouders & Onderwijs.

Dorien Kok
http://DorienKok.nl

Aanvulling december 2017: Lees ook de blog van Charlotte Visch over Marek en Kiet: Gelegaliseerd mishandelen van slimme kinderen.

Lees ook: #wiepakthetop Over bewustwording van het feit dat er in Nederland voor het kind vaak niet gehandeld wordt volgens de wet.

Het pestprotocol, oftewel ‘Als het kalf verdronken is…’

pestenIn het nieuws in september 2016: Pestprotocollen van scholen zijn niet effectief genoeg. Ondanks alle maatregelen worden kinderen nog steeds te vaak gepest. Dat constateert Kinderombudsvrouw Margrite Kalverboer na gesprekken met kinderen tijdens haar Kinderrechtentour. “Pesten is nog steeds een groot probleem.”

In het nieuws, eerder in september 2015: ‘Scholen schenken deze week extra aandacht aan pesten’. Een bevestiging van wat de Kinderombudsvrouw later in 2016 benoemt.

‘Als het kalf verdronken is…’
Het pestprotocol is de omgekeerde wereld. Anders gezegd: het is ‘als het kalf verdronken is, dempt men met een beetje mazzel de put’ beleid.

Keuze uit 9 anti-pestmethodes
Staatssecretaris Dekker heeft in 2015 met zijn plan van aanpak tegen pesten scholen verplicht te kiezen voor één van de 9 anti-pestmethodes die door het Nederlands Jeugd Instituut (NJI) als bewezen effectief zijn aangemerkt. De 57 meest gebruikte methodes zijn door een commissie van het NJI geanalyseerd op hun effectiviteit. 48 van de 57 anti-pestprogramma’s zijn door de commissie afgewezen. Voor de overige methodes is er sprake van kritiek.

Wetenschappelijk onderzoek naar anti-pestprogramma’s
Tussen 2015 en 2017 onderzochten vooraanstaande wetenschappers de vraag in hoeverre antipestprogramma’s effectief zijn. De onderzoekers werkten daarbij samen met aanbieders van antipestprogramma’s en met scholen die deze programma’s gebruiken.  Uitkomst: het effect van anti-pestprogramma’s op scholen is vaak nihil:
Bij meer dan de helft van de basisschoolleerlingen die ‘pestlessen’ krijgen, hebben die amper effect. Van een aantal veelgebruikte methoden kan het effect niet worden bewezen. ‘De gronden waarop die lessen zijn gekozen, zijn soms verbazingwekkend.’

In het AD van 24 mei 2018: “Uit het onderzoek blijkt dat het bij vier lespakketten lukt om binnen een jaar het pesten terug te dringen. Maar met een methode als de Kanjertraining, die op liefst 2.500 scholen gebruikt wordt, lukt dat in veel gevallen niet. Ook het programma PAD heeft binnen een jaar geen aantoonbaar effect. Onder de streep gebruikt meer dan de helft van de scholen een programma dat binnen een jaar geen aantoonbaar effect liet zien. Scholen moeten zich achter de oren krabben of ze op de goede weg zijn, constateert Bram Orobio de Castro van de Universiteit Utrecht. ‘De gronden waarop die lessen zijn gekozen, zijn soms verbazingwekkend. Omdat de gemeente er subsidie voor geeft, bijvoorbeeld. Of omdat leraren en kinderen de lessen leuk vinden – terwijl ze voor gepeste leerlingen nu helemaal niets blijken te doen.’ ”

Deze website geeft informatie over het onderzoek ‘Wat werkt tegen pesten?’ en de resultaten ervan: https://www.uu.nl/onderzoek/watwerkttegenpesten.

Pestprotocollen zijn voornamelijk reactief, curatief en beleidsgericht
Pestprotocollen, of dit nu op op school is of op het werk, zijn voornamelijk reactief: we reageren – dat hoop ik tenminste – op wat we zien of horen. Pestprotocollen zijn voornamelijk ook curatief: we straffen, schorsen eventueel. Het plaatsen van camera’s wordt preventief genoemd, maar is eigenlijk ook een curatieve maatregel.

Reacties van scholen, bedrijven en de maatschappij zijn ook vaak beleidsgericht: “We hebben het protocol gevolgd, dus ons valt niets te verwijten.’ Het wordt opgelost door elkaar de hand te schudden en sorry te zeggen, zonder te kijken wat er onder pestgedrag ligt en of de basisafspraken ten aanzien van hoe we met elkaar omgaan wel afdoende aanwezig zijn, helder genoeg zijn of toegepast worden. De afgelopen jaren hebben we daarbij helaas moeten constateren dat reactief en curatief omgaan met pesten niet werkt.

Het kan ook anders
Je kunt kiezen voor een goedgekeurde anti-pestprotocol, het kan echter ook anders -vanuit het startpunt gedrag bij een ander begint bij jezelf: wij bepalen samen hoe een ander zich gedraagt. Zaandam is daar een voorbeeld van. Geven we ruimte voor fout gedrag dan krijgen we fout gedrag. Corrigeren we fout gedrag niet direct dan groeit fout gedrag, loopt het uit de hand. Wij volwassenen zijn de spiegel voor gedrag van kinderen en andere volwassenen. Wij doen gedrag voor. Wij laten het zo ver uit de hand lopen dat politie het nu op moeten lossen, waarbij de politie zelfs hardop bekritiseerd wordt.

Het zelfde geldt voor alcohol in het verkeer: wij schenken op onze feestjes glaasjes alcohol in voor mensen waarvan we weten dat ze gewoon nog in de auto stappen. We staan er bij, kijken er naar en lachen er over…. Totdat het echt fout gaat, dan komen die kalf en de put weer langs.

Sociale veiligheid in school
Hoe zorg je nu voor sociale veiligheid in school, ook voor de leerkrachten en ouders?
In basis op dezelfde manier als thuis, op je werk en in de maatschappij:
Alle leerlingen wordt uitgelegd dat je niet kunt functioneren in een groep zonder afspraken, omdat niet iedereen zich dan prettig voelt in de klas. Ieder kind mag noemen waarom hij/zij zich soms niet prettig voelt, waar het last van heeft. Ook de juffen mogen dit doen. Alle opmerkingen worden op het bord opgeschreven en worden samengevoegd tot enkele regels. De juffen voegen de regel dat pesten ALTIJD gemeld moet worden toe. Deze regels worden door de kinderen en juffen samen ondertekend. Een kopie van de regels gaat ter ondertekening ook naar de ouders, het team en de overblijf – met de vraag of ze eventueel nog iets toe willen voegen en de verplichting pesten ook te melden, ook als het om volwassenen gaat. Deze aanpak is integraal, structureel en leidt tot attitudeverandering. Het is geen antipestmethode, maar een strategie voor scholen – zonder hierbij afhankelijk te zijn van derden – om hun eigen problemen zelfstandig op te lossen. Een omgekeerde piramidemodel, waarbij je bij de kinderen begint en doorwerkt naar ouders, team, bestuur etc. Toepasbaar op je werk, buurt en ook in de maatschappij.

Vergelijk maar eens het gedrag op een hockeyveld of bij een rugbywedstrijd met gedrag bij voetbalwedstrijden. Een groot verschil, puur door (het gemis van) duidelijke omgangsafspraken.

Omgangsafspraken
Dus geen pestprotocol dat ergens in een la ligt te verstoffen en bij klachten op tafel wordt gelegd, maar samen besluiten hoe we met elkaar omgaan en in de schoolgids, bij de ingang van de school en in de klas een zeer duidelijke melding: ‘Wie hier binnenkomt houdt zichzelf én anderen aan deze hierbij genoemde afspraken’.

Dorien Kok
http://DorienKok.nl

*Met dank aan Bob van der Meer*

Laatste update: 25 mei 2018

Denk je in beperkingen of in kansen.

Anaya EllickAanleiding voor deze blog is het filmpje over een Amerikaanse meisje, Anaya Ellick, van zeven jaar. Anaya is geboren zonder handen.

Het eerste wat je dan waarschijnlijk denkt is: ‘die zal nooit kunnen schrijven’. Het laatste wat je zou denken is dat ze ooit een schrijfwedstrijd zal winnen. Toch is dat laatste gebeurt: Anaya versloeg in een wedstrijd ongeveer 50 leeftijdsgenoten en won daarmee de nationale ‘Nicholas Maxim Special Award for Excellence in Manuscript Penmanship’.

Ze heeft er zelf voor gekozen geen protheses te dragen, heeft zichzelf ook leren schrijven door staand een potlood tussen haar armen te klemmen. Door het staand te doen kan ze de juiste schrijfhoek aanhouden.

De directeur van de Greenbrier Christian Acadamy in Virginia, de school waar Anaya dagelijks heen gaat, heeft haar bewust voor deze wedstrijd opgegeven.

Anaya strikt ook zelf haar veters. Basis voor alles wat ze doet is: ‘ik probeer het altijd eerst zelf, hulp vragen kan altijd nog’. Haar omgeving steunt haar hierin.

Ik denk dat de keuze die Anaya maakt een spiegel voor ons kan zijn, in hoe we omgaan met een kind of volwassenen met wat wij zien als een handicap, op welk gebied dan ook: denken we in beperkingen of in kansen. Geven we ruimte voor wilskracht, doorzettingsvermogen en zelfstandigheid of zorgen we door te denken in belemmeringen juist voor extra belemmeringen. Kunnen we ons zelf de ruimte geven om om te denken, om kansen te zien. Kunnen we loslaten, eerst zelf laten proberen – hulp aanbieden kan altijd nog. Elk nadeel heeft immers ook een voordeel, zoals de onlangs overleden Johan Cruijff altijd zei. Dat heeft Anaya ons laten zien.

Een eerder blog, over het diagnostisch denken over gedrag van kinderen, staat hier.

Dorien Kok
http://I-CARUS.info

‘Scholen schenken deze week extra aandacht aan pesten’

pestenIn het nieuws deze week: ‘Scholen schenken deze week extra aandacht aan pesten’

In eerste gedachte: fijn! Daarna: eigenlijk vreemd dat het nodig is dat je extra aandacht aan pesten moet besteden. Is dat niet een beetje omgekeerde wereld? Horen we eigenlijk de focus niet te zetten op hoe we met elkaar omgaan en dat niet extra in één week maar 24/7? Thuis, in school en daarbuiten? Wij maken immers de maatschappij!

Pesten is een proces is waarbij herhaaldelijk en aanhoudend negatieve handelingen die school/werkinhoudelijk-, persoons- of isolatiegericht kunnen zijn. Alles, ook kleine incidenten, is een optelsom. Het start vaak met een incident, waarna herhaling plaatsvindt. De gepeste persoon (kind, ouder of teamlid) wordt gebrandmerkt en/of geïsoleerd. Als hier niet goed op ingegrepen wordt, door niet juist signaleren en/of valideren van wat er gebeurt is kan het zelfs zijn dat de gepeste persoon als dader wordt gezien, ook door diegene die in moet grijpen. Uitsluiting, ook door diegene die moeten ingrijpen, kan het gevolg zijn. Te vaak hoor ik dat kinderen die gepest worden van school moeten veranderen omdat er in school niets voor ze veranderd. Voor volwassenen geldt hetzelfde ten aanzien van hun werk. 

Onderwijsinstellingen hebben plichten en verantwoordelijkheden voor veiligheid in de school. In een pestprotocol staat wat de school onder pesten verstaat. En hoe zij pesten probeert te voorkomen en hiertegen optreedt. Probleem is echter dat een veilige school en maatschappij niet geregeld kan worden vanuit oplegging vanuit Den Haag. Wij, de mensen, moeten het doen – vanuit eigen gedrag als voorbeeld.

Laten we niet werken aan anti-pestbeleid maar gaan praten over hoe we in vervolg met elkaar omgaan. Kinderen, team en ouders samen. Omgangsafspraken. Positieve benadering. Goed gedrag zelf uitdragen. Normen en waarden. Waar veiligheid de basis is. Waar iedereen zich op zijn of haar gemak voelt. Ik benader jou zoals ik zelf benaderd wil worden.

Laten we elkaar aanspreken op gedrag, als ouder niet zeggen: ‘dat is de taak van school’, als leerkracht, directeur of bestuurder niet zeggen ‘hier wordt niet gepest’ of ‘pester en gepeste – beiden evenveel schuld’. Zelf meegemaakt met een juf toen ik ingreep bij een zwaar lichamelijk incident op een schoolplein: ‘sorry, ik had hier geen tijd voor’, was de reactie toen ik de volgende dag navraag deed naar de afloop. Welk signaal geef je dan als volwassenen aan de kinderen. Laten we ook niet het gepeste kind verder in een hoek zetten door die naar een weerbaarheidstraining te sturen, alsof er niet gepest zou worden als een kind weerbaarder zou zijn.

Laten we allemaal de verantwoording nemen voor elkaars gedrag. Samenwerken richting een balans in wat wel of niet mag. Ongewenste omgangsvormen openlijk bespreken. Elkaars voorbeeld zijn. Gedrag spiegelen naar elkaar. Respect hebben voor elkaars eigenheid. Elkaar aanspreken op straat op gedrag. Ik krijg vaak te horen dat laatste te gevaarlijk is, blijf het echter doen. Niets doen betekent namelijk dat er niets verandert.

Voor school niet een anti-pest protocol, die er eerst bij gepakt moet worden als er iets naars gebeurt of het uit de hand loopt, maar omgangsafspraken – die je met z’n allen opstelt. Automatisch reageren omdat bepaald gedrag gewoon niet hoort en gecorrigeerd moet worden, direct op de plek waar het gebeurt. Intrinsiek, dus van binnen uit. Niet aangeleerd vanuit een protocol. Te vaak heb ik gehoord ‘dat gebeurt bij ons niet’, of ‘we hebben het protocol gevolgd en dus alles gedaan wat we konden doen’.

Wij als volwassenen hebben daar een voortrekkersrol en voorbeeldfunctie in. Ik hoop dus volgend jaar in elke schoolgids een stuk te lezen over hoe men met elkaar om denkt te gaan. Met een stappenplan voor als men er naast zat, niet goed gesignaleerd of gevalideerd heeft.

Startpunt? Realiseren dat pesten bestaat, overal en altijd. Ook in jouw omgeving. Maak een anonieme enquete voor leerlingen, ouders, team en bestuur over ongewenst omgangsnormen. In een bedrijf kan dit ook. En ga daarna – als je na het lezen van de uitkomsten bent bijgekomen van de schrik – met z’n allen aan de slag hiermee. Bewustwording is het startpunt van verandering.

Pesten route

Bron afbeelding: Ministerie OCW.

Een cocon om je kind houden.

Papilio Rumanzovia Butterfly on FlowerDaag een kind uit om te groeien, in alle aspecten. Ondersteun het kind daar bij. Groeien is een kwestie van vallen en opstaan, van je neus stoten en daardoor de volgende keer een andere keuze maken. Je kunt een kind ook niet tegen alles beschermen. Behandel ze als volwaardige mensen, stimuleer hiermee hun creativiteit in denken en doen. Leer ze initiatief en verantwoording te nemen, zelf keuzes te maken. Geen ‘laat mij dat maar doen’ of ‘daar ben je nog te jong voor’.

Een cocon om je kind houden remt de ontwikkeling van het kind. Zo kan het nooit een vlinder worden.

Dorien Kok

Met borstvoeding geen beugelbekkie…

Gastblog van Suzanne Koenen, osteopaat.

Suzanne Koenen

Suzanne Koenen

Naast alle ruimschoots bekende voordelen van borstvoeding, heeft borstvoeding ook een belangrijke bijdrage aan de ontwikkeling van het kaakgewricht en het hele aangezicht.

Zodra de baby aan de borst drinkt, neemt het de tepel volledig in de mond, evenals een deel van de tepelhof. De tepel wordt naar binnen gezogen en ligt praktisch in de keelholte. Om de melk uit de borstklieren te krijgen, wordt de onderkaak naar voren bewogen en  de tong voor in de mond tegen het gehemelte geduwd. De onderkaak wordt naar achteren getrokken en de tong maakt dan een trekkende beweging naar achteren toe. De melk komt zo bijna direct in de slokdarm terecht. Vervolgens wordt dit herhaald.
De bewegingen van de onderkaak hebben een belangrijke invloed op de ontwikkeling van het kaakgewricht en de vorming van de boven- en onderkaak met de betreffende motoriek (eten, drinken, praten).
Door de druk van de tong tegen het gehemelte wordt de bovenkaak breder. Het gebruik van de tong en de kaakspieren ondersteunt de ontwikkeling van de onderkaak. Dit heeft een positief effect op de groei van het melkgebit en geeft ruimte voor later het volwassen gebit.

Daar en tegen ligt de speen van de fles voor in de mond tegen het gehemelte. De druk van de tong is dus alleen aan de voorkant van het gehemelte en niet over de gehele breedte en diepte.  Het gehemelte blijft relatief smaller en er is minder ruimte voor de zich ontwikkelende neusholte, sinussen en de oogkassen. Daarbij komt nog dat de onderkaak minder beweegt en het kaakgewricht dus minder gestimuleerd wordt.

Het geven van borstvoeding draagt dus bij aan het optimaliseren van de functionaliteit van het kaakgewricht. Dit verkleint de kans op een beugel in de toekomst. Daarnaast geeft deze ontwikkeling van de kaken meer ruimte voor de groei van de neusholte, keelholte en de oogkassen met de daarin nog te ontwikkelen sinussen (holten). Dit geeft nog een drietal indirecte voordelen:

1. De buis van eustachius ligt bij baby’s nog bijna horizontaal, waardoor de kans op middenoorontstekingen vrij groot is. De bewegingen van de onderkaak bij het  drinken aan de borst verbetert de drainage van het middenoor, waardoor de kans  op ontstekingen afneemt. (Door de ontwikkeling van het gezicht tussen het 2de en 7delevensjaar, komt de buis van eustachius verticaler te liggen, waardoor de  kans op middenoorontstekingen beduidend vermindert.)

2. Doordat de sinussen beter ontwikkeld zijn, vindt er een betere ventilatie van de ingeademde lucht plaats en kan het immuunsysteem optimaal worden ingezet, waardoor luchtweginfecties beter worden bestreden.

3. De motoriek van de borstvoeding geeft ook een positieve impuls aan de  ontwikkeling van de oogkassen en de oogbol en dus de functie van de ogen. De  grootte van de oogkassen van een baby zijn ongeveer 6 cm3  en bij volwassen is  dit 30cm.

Dit gezegd hebbende, wil ik daar nog wel aan toevoegen dat het geven van borstvoeding niet ten koste van alles moet gaan. Als je het geprobeerd hebt en het wil niet lukken om wat voor reden dan ook (ik hoop dat je hierin wel voldoende steun hebt gehad/ gezocht), voel je niet schuldig! Met flesvoeding wordt jouw baby ook groot. Het belangrijkste is dat jullie je allebei goed voelen en dat je kunt genieten van deze mooie (maar soms ook zware)

Suzanne Koenen
http://SuzanneKoenen.nl

Vol hoofd

KistjeZomaar een conversatie tussen moeder Lisette en dochter Kahlan (6 jaar).
Een hoogbegaafd meisje, met een hoofd dat vaak vol zit met denk – waardoor ze soms dingen echt vergeet.

Ze vergeet dus soms dingen, aan de andere kant lost ze haar problemen heel simpel zelf op.

Moeder: Kahlan, waar is je broodbakje?
Kahlan: ooooo vergeten!!!
Moeder: waarom vergeet je nou steeds alles?
Kahlan: omdat mijn hoofdje zo vol zit mama.
Wacht even, ik ga even ruimte maken.

Ze houdt haar hoofdje scheef en haar handje onder haar oor.

Kahlan: ik haal mijn nagedachten even uit mijn hoofd en stop ze in een kistje. Dat kistje is onzichtbaar en hang ik op mijn rug.
Moeder: wat zijn nagedachten?
Kahlan: dat zijn gedachten over heel lang geleden mama. Zal ik bij jou ook ruimte maken mama?
Moeder: is goed.
Kahlan: nu moet je 10 tellen je ogen dicht houden mama.

Ze legt haar handjes aan beide kanten op haar moeders hoofd en telt tot 10.

Kahlan: zo mama, ze zitten nu ook in een onzichtbaar kistje op je rug. Lekker hè?

Met toestemming geplaatst.

Boektip over dit onderwerp: Het vollehoofdenboek – Linde Kraijenhoff