Categorie archief: Ministerie OCW

#Hoedan: coronamaatregelen in het onderwijs.

Er zit me iets dwars, vanuit de gedachte: hoe dan.

Tot donderdag halverwege de ochtend veel mediageluiden over een scholensluiting per maandag: met team al over hoe de voorbereiding op te pakken gesproken en oa ook in het lokaal al geagendeerd algemeen overleg van PO, VO, SO, kinderopvang en gemeente. Lokaal samen besloten hoe we dit aan gaan vliegen. Was fijn. Ik heb vervolgens een voorzet op het bericht geschreven, dat na de persconferentie meteen naar alle ouders in ons dorp gestuurd zou worden: zo willen we het gaan oppakken. Duidelijkheid bieden. Goed geregeld zo.

Donderdagochtend na dat overleg een berichtje ontvangen van de IB’er over dat het waarschijnlijk geen scholensluiting wordt. Maar wat dan.

#Hoedan

Vrijdag 19.00 uur in de persconferentie heel ad hoc: het moet maandag anders. Kinderen vanaf groep 6 zelftesten, mondkapje en scheiden van de rest van de leerlingen. Ook voor de andere kinderen gaat het met ingang van maandag anders.

Gisteren (zaterdag, dus vrije dag) geprobeerd antwoorden te vinden voor onszelf, ouders en kinderen. Met bestuur, MT, leerkracht bovenbouw en natuurlijk de medezeggenschapsraad. We hebben veel vragen, nog onbeantwoord ivm weekend. Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft zelf ook de boel nog niet rond lazen we na veel zoeken: er zijn nog geen zelftesten voorhanden.

Zaterdagochtend, ik zat al geruime tijd achter mijn laptop: Het Outbreak Management Team, het OMT, heeft het kabinet opnieuw gevraagd om te overwegen de kerstvakantie van scholen naar voren te verlengen om zo het aantal coronabesmettingen terug te dringen. Dat staat in het laatste OMT-advies aan het demissionaire kabinet.

En in deze omstandigheden moet ik een setting bieden waarin iedereen afdoende info heeft en zich veilig voelt? Veiligheid is bij ons op school het startpunt. Kom je op deze manier tegemoet aan het sociale en emotionele welbevinden van kinderen, ouders en onderwijsmedewerkers? De feitelijke reden dat scholen open moeten blijven? #hoedan?

#onderwijs #corona #coronamaatregelen

De niet-vrijwillige vrijwillige ouderbijdrage.

De zomervakantie begint bijna. Eerst krijgen we echter weer het jaarlijkse schoolboekenbal. Ouders bevinden zich namelijk al jaren in de greep van de voortgezet onderwijs scholen en schoolboekenleveranciers ten aanzien van het verplicht al vóór de zomervakantie moeten betalen van iets wat wettelijk gezien totaal vrijwillig is: de ouderbijdrage. Immers: geen betaling van de ouderbijdrage betekent geen schoolboeken. Klagen daarover leverde meestal een ‘wij kunnen hier niets aan doen’ verwijzing van het kastje naar de muur op.

Er is echter verandering gaande, waarschijnlijk door de openlijke aandacht die hier de laatste jaren aan is gegeven. Ook richting en vanuit de politiek. Ik heb hier graag aan mee gedaan.

De knelgreep is ongedaan gemaakt, simpel door toevoeging van de aanvinkmogelijkheid: ‘Ik wil deze kosten niet via XXX betalen‘ op de website van de leverancier. Te vinden via de doorlink ‘Klik hier om belangrijke informatie te lezen over dit artikel‘, nadat je hebt ingelogd bij het account van je kind.

Vrijwillig betekent dat ouders mogen kiezen of zij de ouderbijdrage betalen. De vrijwilligheid van de ouderbijdrage is belangrijk omdat alle kinderen recht hebben op het onderwijs dat zij nodig hebben, los van de financiële situatie van de ouders.

Als de dwang er af is komt de factuur via de school zelf. Vrijwillig betekent echter niet dat je als ouder deze factuur automatisch niet moet betalen. Kijk daarom goed naar de factuur. Wat is belangrijk. Let daarbij op koppeling van kosten door school,  die het per onderdeel kiezen onmogelijk maken. Zie voor meer informatie Ouderbijdrage in het voortgezet onderwijs, op de website van de Onderwijsinspectie.

Is jouw school of schoolboekenleverancier nog niet zo ver, attendeer school hier dan op. Voor de schoolboeken voor komend jaar kun je dan bij school aangeven dat je graag wil dat school deze voor je bestelt, waarbij je nog even duidelijkheid geeft over de schoolvakken van je kind – zodat hier niets fout kan gaan.

Mededeling over de schoolkosten van jouw onderwijsinstelling
Dit zijn schoolkosten/services die worden geleverd of worden uitgevoerd door jouw onderwijsinstelling. Je onderwijsinstelling heeft het regelen van deze schoolkosten/services (incl. facturatie en inning van de vergoeding hiervoor) uitbesteed aan XXX. Daarom is met de betaling aan XXX, je betaling en bestelling van de schoolkosten/services met de onderwijsinstelling geregeld. Je hoeft dus niet meer te betalen aan je onderwijsinstelling. XXX zorgt voor verdere afhandeling van je betaling met je onderwijsinstelling. Voor het veilig stellen van je betaling gebruikt XXX de Stichting Derdengelden XX Beheer. Voor vragen over de uitvoering van de schoolkosten/services kun je terecht bij jouw onderwijsinstelling; jouw onderwijsinstelling zorgt voor de uitvoering ervan.”

De onderwijsinspectie heeft ook informatie over de vrijwillige ouderbijdrage op de basisschool online staan. Hier is vooral sprake van het vragen van geldelijke bijdrage voor iets ‘extra’s’, zoals de overblijf, de plusklas, een laptop of tablet of inschrijfgeld. In de WPO is in artikel 13 lid 1 onder e vastgelegd dat de schoolgids informatie bevat over de geldelijke bijdrage (ouderbijdrage), waarbij vermeld moet worden dat deze vrijwillig is. Controleer of dit zo is. Meld dit anders bij de MR of ouderraad. Zie daarvoor Ouderbijdrage in het basisonderwijs.

Ik heb eerder al geblogd over de speciale ouderbijdrage voor voltijds onderwijs aan hoogbegaafde kinderen. Deze blogs kunt u hier lezen.

Dorien Kok

 

Wet- en regelgeving rondom ouderschap en onderwijs.

839Ouders zijn maar zelden op de hoogte van de wet- en regelgeving rondom ouderschap en onderwijs. Hieronder staat (een deel van de) relevantie informatie over rechten en plichten van ouders en scholen. Ouders kunnen gebruik maken van deze informatie om te staan voor het belang en de ontwikkeling van hun kind. Ouders kunnen hiermee scholen en andere betrokken partijen duidelijk maken vanuit welk kader gehandeld moet worden. Ouders zijn maar zelden op de hoogte van de wet- en regelgeving rondom ouderschap en onderwijs. Hieronder staat (een deel van de) relevantie informatie over rechten en plichten van ouders en scholen. Ouders kunnen gebruik maken van deze informatie om op te staan voor het belang en de ontwikkeling van hun kind. Ouders kunnen hiermee scholen en andere betrokken partijen duidelijk maken vanuit welk kader gehandeld moet worden.

Artikel 1:247 1&2 Burgerlijk Wetboek – Verzorging en opvoeding door beide ouders

  1. Het ouderlijk gezag omvat de plicht en het recht van de ouder zijn minderjarig kind te verzorgen en op te voeden.
  2. Onder verzorging en opvoeding worden mede verstaan de zorg en de verantwoordelijkheid voor het geestelijk en lichamelijk welzijn en de veiligheid van het kind alsmede het bevorderen van de ontwikkeling van zijn persoonlijkheid. In de verzorging en opvoeding van het kind passen de ouders geen geestelijk of lichamelijk geweld of enige andere vernederende behandeling toe.

Artikel 3 IVRK Het belang van het kind

1. Bij alle maatregelen betreffende kinderen, ongeacht of deze worden genomen door openbare of particuliere instellingen voor maatschappelijk welzijn of door rechterlijke instanties, bestuurlijke autoriteiten of wetgevende lichamen, vormen de belangen van het kind de eerste overweging.
2. De Staten die partij zijn, verbinden zich ertoe het kind te verzekeren van de bescherming en de zorg die nodig zijn voor zijn of haar welzijn, rekening houdend met de rechten en plichten van zijn of haar ouders, wettige voogden of anderen die wettelijk verantwoordelijk voor het kind zijn, en nemen hiertoe alle passende wettelijke en bestuurlijke maatregelen.
3. De Staten die partij zijn, waarborgen dat de instellingen, diensten en voorzieningen die verantwoordelijk zijn voor de zorg voor of de bescherming van kinderen voldoen aan de door de bevoegde autoriteiten vastgestelde normen, met name ten aanzien van de veiligheid, de gezondheid, het aantal personeelsleden en hun geschiktheid, alsmede bevoegd toezicht.

Artikel 28 IVRK Recht op onderwijs

1. De Staten die partij zijn, erkennen het recht van het kind op onderwijs, en teneinde dit recht geleidelijk en op basis van gelijke kansen te verwezenlijken, verbinden zij zich er met name toe:a. primair onderwijs verplicht te stellen en voor iedereen gratis beschikbaar te stellen;b. de ontwikkeling van verschillende vormen van voortgezet onderwijs aan te moedigen, met inbegrip van algemeen onderwijs en beroepsonderwijs, deze vormen voor ieder kind beschikbaar te stellen en toegankelijk te maken, en pas- sende maatregelen te nemen zoals de invoering van gratis onderwijs en het bieden van financiële bijstand indien noodzakelijk;c. met behulp van alle passende middelen hoger onderwijs toegankelijk te maken voor een ieder naar gelang zijn capaciteiten; d. informatie over en begeleiding bij onderwijs- en beroepskeuze voor alle kinderen beschikbaar te stellen en toegankelijk te maken;e. maatregelen te nemen om regelmatig schoolbezoek te bevorderen en het aantal kinderen dat de school vroegtijdig verlaat, te verminderen.
2. De Staten die partij zijn, nemen alle passende maatregelen om te verzekeren dat de wijze van handhaving van de discipline op scholen verenigbaar is met de menselijke waardigheid van het kind en in overeenstemming is met dit Verdrag.
3. De Staten die partij zijn, bevorderen en stimuleren internationale samenwerking in aangelegenheden die verband houden met onderwijs, met name teneinde bij te dragen tot de uitbanning van onwetendheid en analfabetisme in de gehele wereld, en de toegankelijkheid van wetenschappelijke en technische kennis en moderne onderwijsmethoden te vergroten. In dit opzicht wordt met name rekening gehouden met de behoeften van ontwikkelingslanden.

Artikel 29 IVRK Onderwijsdoelstellingen

1. De Staten die partij zijn, komen overeen dat het onderwijs aan het kind dient te zijn gericht op:a. de zo volledig mogelijke ontplooiing van de persoonlijkheid, talenten en geestelijke en lichamelijke vermogens van het kind;b. het bijbrengen van eerbied voor de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, en voor de in het Hand- vest van de Verenigde Naties vastgelegde beginselen;c. het bijbrengen van eerbied voor de ouders van het kind, voor zijn of haar eigen culturele identiteit, taal en waarden, voor de nationale waarden van het land waar het kind woont, het land waar het is geboren, en voor andere bescha- vingen dan de zijne of de hare;d. de voorbereiding van het kind op een verantwoord leven in een vrije samenleving, in de geest van begrip, vrede, verdraagzaamheid, gelijkheid van geslachten, en vriendschap tussen alle volken, etnische, nationale en godsdienstige groepen en personen behorend tot de oorspronkelijke bevolking;e. het bijbrengen van eerbied voor de natuurlijke omgeving.
2. Geen enkel gedeelte van dit artikel of van artikel 28 mag zo worden uitgelegd dat het de vrijheid aantast van individuele personen en rechtspersonen, onderwijsinstellingen op te richten en daaraan leiding te geven, evenwel altijd met inachtneming van de in het eerste lid van dit artikel vervatte beginselen, en van het vereiste dat het aan die instellingen gegeven onderwijs voldoet aan de door de Staat vastgestelde minimumnormen.

Artikel 8 Wet op het primair onderwijs – Uitgangspunten en doelstelling onderwijs

  • 1 Het onderwijs wordt zodanig ingericht dat de leerlingen een ononderbroken ontwikkelingsproces kunnen doorlopen. Het wordt afgestemd op de voortgang in de ontwikkeling van de leerlingen.

  • 2 Het onderwijs richt zich in elk geval op de emotionele en de verstandelijke ontwikkeling, en op het ontwikkelen van creativiteit, op het verwerven van noodzakelijke kennis en van sociale, culturele en lichamelijke vaardigheden.

  • 3 Het onderwijs:

    • a. gaat er mede van uit dat leerlingen opgroeien in een pluriforme samenleving,

    • b. is mede gericht op het bevorderen van actief burgerschap en sociale integratie, en

    • c. is er mede op gericht dat leerlingen kennis hebben van en kennismaken met verschillende achtergronden en culturen van leeftijdgenoten.

  • 5 Het bevoegd gezag stelt ten minste eenmaal in de 4 jaar een schoolondersteuningsprofiel vast.

  • 6 De scholen gebruiken een leerling- en onderwijsvolgsysteem waaruit de vorderingen in de kennis en vaardigheden blijken op het niveau van de leerling, de groep en de school. Het leerling- en onderwijsvolgsysteem bevat toetsen die kennis en vaardigheden van de leerling meten in elk geval op het terrein van de Nederlandse taal en rekenen en wiskunde, met inachtneming van de referentieniveaus Nederlandse taal en de referentieniveaus rekenen, bedoeld in artikel 2, tweede lid, aanhef en onderdeel a, van de Wet referentieniveaus Nederlandse taal en rekenen.

  • 7 De toetsen, bedoeld in het zesde lid, voldoen aan het kwaliteitsoordeel van een door Onze minister aangewezen onafhankelijke commissie betreffende inhoudelijke validiteit, betrouwbaarheid en deugdelijke normering. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen voorschriften omtrent het leerling- en onderwijsvolgsysteem en de daaraan verbonden toetsen worden vastgesteld.

  • 8 De scholen voorzien in een voortgangsregistratie omtrent de ontwikkeling van leerlingen die extra ondersteuning behoeven, en omtrent leerlingen die onderwijs volgen als bedoeld in artikel 165.

  • 9 Het onderwijs wordt zodanig ingericht dat:

    • a. de leerlingen in beginsel binnen een tijdvak van 8 aaneensluitende schooljaren de school kunnen doorlopen;

    • b. de leerlingen in 8 schooljaren ten minste 7520 uren onderwijs ontvangen, met dien verstande dat de leerlingen in de eerste 4 schooljaren ten minste 3520 uren onderwijs en in de laatste 4 schooljaren ten minste 3760 uren onderwijs ontvangen, en aan de leerlingen in de laatste 6 schooljaren ten hoogste 7 weken van het schooljaar 4 dagen per week onderwijs wordt gegeven, die evenwichtig zijn verdeeld over het schooljaar, bij een schoolweek van in beginsel niet minder dan 5 dagen onderwijs, en

    • c. de onderwijsactiviteiten evenwichtig over de dag worden verdeeld, tenzij afwijking van deze verdeling van belang is in verband met activiteiten in het kader van het voorkomen en bestrijden van onderwijsachterstanden.

  • 10 Het onderwijs wordt zodanig ingericht dat leerlingen die in verband met ziekte thuis verblijven dan wel zijn opgenomen in een ziekenhuis, op adequate wijze voldoende onderwijs kunnen genieten.

  • 11 Het onderwijs wordt zodanig ingericht dat daarbij op structurele en herkenbare wijze aandacht wordt besteed aan het bestrijden van achterstanden in het bijzonder in de beheersing van de Nederlandse taal, waarin ook door middel van vroegschoolse educatie kan worden voorzien.

Artikel 2 Wet voortgezet onderwijs

  • 1 Het voortgezet onderwijs, bedoeld in deze wet, omvat het onderwijs dat wordt gegeven na het basisonderwijs en na het speciaal onderwijs. Het omvat niet het voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in de Wet op de expertisecentra, educatie en beroepsonderwijs als bedoeld in de Wet educatie en beroepsonderwijs en het hoger onderwijs.
  • 2 Het onderwijs wordt zodanig ingericht dat de leerlingen een ononderbroken ontwikkelingsproces kunnen doorlopen. Het wordt afgestemd op de voortgang in de ontwikkeling van de leerlingen.

Artikel 2a. Bevoegdheid schoolonderwijs

Voortgezet onderwijs mag slechts worden gegeven door degene die daartoe ingevolge deze wet bevoegd is.

Motie kenmerk: 31497, nr. 218 Passend onderwijs; Motie van de leden Rog en Ypma

Met de motie Rog/Ypma wordt de regering verzocht om te bevorderen dat schoolbesturen en samenwerkingsverbanden ten behoeve van het leerrecht van kinderen samenwerken met externe particuliere onderwijs- en zorgaanbieders, waarbij leerlingen die deels maatwerk ontvangen op een andere locatie dan de school waar zij staan ingeschreven, ook in aanmerking komen voor bekostiging. Deze motie is aangenomen. Lees hier inhoudelijk over deze motie. Scroll naar Uitvoering motie Rog/Ypma.

Scholen & de AVG

Onder andere scholen verzamelen en gebruiken veel gegevens van leerlingen. Ook wisselen ze deze gegevens uit, bijvoorbeeld met andere scholen. Welke gegevens mogen scholen bijhouden van hun leerlingen? Wat mogen scholen doen met de persoonsgegevens van leerlingen en ouders? Wat mag wel en niet bij de overdracht van gegevens van leerlingen naar een nieuwe school? Hoe lang mag een school het leerlingdossier bewaren? Hebben ouders recht op inzage in het leerlingdossier van hun kind? Mag d leerplichtambtenaar gegevens opslaan van kinderen die geoorloofd verzuim hebben? Mogen instanties informatie over jouw als ouder of over je kind uitwisselen of opslaan zonder specifieke toestemming of uitleg waarom?

Onder de huidige Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) geldt onder de de informatieplicht van scholen. Vanaf 25 mei 2018 geldt de nieuwe Europese privacywet, de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG). Met de komst van de AVG krijgen scholen meer verantwoordelijkheden om de persoonsgegevens van  leerlingen goed te beschermen. Welke regels dan gelden, staat in dossiers Scholen & de AVG en AVG & Onderwijs.

Wat kan ik zelf doen ten aanzien van persoonsgegevens?

Gebruikt een organisatie uw persoonsgegevens? Dan heeft u het recht om dit te weten. Bent u het niet eens met het gebruik van uw gegevens? U staat niet machteloos. De Wet bescherming persoonsgegevens geeft u een aantal privacyrechten. Zoals het recht om uw gegevens in te zien en het recht om verbetering of verwijdering van uw gegevens te vragen.

Wilt u gebruikmaken van uw privacyrechten? De Autoriteit Persoonsgegevens heeft verschillende voorbeeldbrieven die u kunt gebruiken om uw verzoek in te dienen.

Lees ook
#wiepakthetop Over bewustwording van het feit dat er in Nederland voor het kind vaak niet gehandeld wordt volgens de wet.
Psychische kindermishandeling is strafbaar. Ook in het onderwijs?
Als je er niet uit komt met school.

Dorien Kok
http://DorienKok.nl

 

#wiepakthetop Over bewustwording van het feit dat er in Nederland voor het kind vaak niet gehandeld wordt volgens de wet. 

Wie pakt het op WG

Met deze tweet richting de Onderwijsinspectie en het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen startte Wanda Glebbeek op 9 april 2018 de campagne #wiepakthetop op Twitter. Een dag later was er een werkgroep*, al heel snel gevolgd door het eigen Twitteraccount @Wiepakthetop.

Volgens onderzoek zijn Nederlandse kinderen de gelukkigste kinderen van de westerse wereld. Toch vallen er veel kinderen voor wat betreft onderwijs ‘buiten de boot’ of ‘tussen wal en schip’, omdat ze niet de aandacht en zorg krijgen die ze verdienen en nodig hebben. Dat zoveel kinderen in Nederland niet mee kunnen doen op school of zelfs als thuiszitter geen onderwijs krijgen, is mede het een gevolg van de staat van het onderwijs en het huidige onderwijssysteem. Iets wat nog door te weinig mensen wordt gezien en erkend. 

De campagne draait om bewustwording. Bewustwording van het feit dat er in Nederland vaak niet gehandeld wordt volgens de wet. 

Artikel 1:247 1&2 Burgerlijk Wetboek (BW) geeft de plichten en rechten van beide ouders aan. Deze rechten van ouders worden stelselmatig gegenereerd en/of geschonden, waardoor ze niet in staat worden gesteld om aan hun wettelijke verplichtingen te voldoen. 

De rechten van kinderen zijn vastgelegd in het internationale verdrag voor de rechten van het kind. Deze rechten, beschreven in Artikel 3, 28 & 29 van het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK), worden in het huidige onderwijssysteem stelselmatig gegenereerd en/of geschonden.

Daarnaast vormen artikel 8 Wet Primair Onderwijs (WPO) en artikel 2 Wet Voortgezet Onderwijs (WVO) de leidraad om maatwerk te creëren binnen het onderwijs, maar dit wordt zelden op die manier uitgevoerd. Daarmee schenden of mijden scholen de wettelijke zorgplicht en voldoen samenwerkingsverbanden niet aan de plicht om te zorgen voor een ‘dekkend aanbod’.

Dit geldt niet alleen voor de scholen, maar ook de overheid en diens uitvoerders zoals de onderwijsinspectie. Er wordt namelijk niet, of nauwelijks gehandhaafd op het mijden en schenden van de zorgplicht en het niet bieden van een dekkend aanbod. Ouders worden vaak geconfronteerd met allerlei maatregelen, drang en dwang, wanneer hun kind vastloopt op school, terwijl een professionele organisatie, namelijk de school, vrijuit gaat.

Je kunt zeggen, dan ga je toch naar een andere school? Zo makkelijk is dat echter niet. De reputatie van ouders en kind snelt ze vooruit, ondanks de wet op de privacy. Gevolg is dat scholen ongefundeerd weigeren een kind aan te nemen.

Ouders zijn verantwoordelijk voor het welzijn en de ontwikkeling van hun kind, maar hebben geen enkel middel voorhanden om, qua onderwijs, te zorgen dat hun kind krijgt wat het nodig heeft. Sterker nog, ondanks het feit dat het buiten de invloedssfeer van de ouders ligt om passend onderwijs te creëren en je in de praktijk afhankelijk bent van wel of geen ‘goodwill’, wordt het ouders wel aangerekend als hun kind niet naar school kan. Er is steeds vaker sprake van een valse Veilig Thuis melding. Ouders worden gedwongen om hun kind naar een school te laten gaan waar het niet veilig is, geen passend aanbod is en waar het kind vooral ook niet gelukkig is. Waarmee ouders regelmatig gedwongen worden te handelen in strijd met artikel 1:247 BW omdat hen bovendien geen enkel machtsmiddel ter beschikking staat. 

Vandaar de vraag aan de regering, #wiepakthetop? Daarnaast ligt er  de vraag #wiezetnudoor, in het belang van het kind.

Alle #wiepakthetop berichten op Twitter lees je hier.

Dorien Kok

* Wij handelen volledig op persoonlijk titel en hebben allen GEEN commerciële belangen bij de #wiepakthetop campagne.

Lees ook: Psychische kindermishandeling is strafbaar. Ook in het onderwijs?
en Als je er niet uit komt met school.

 

Herken hoogbegaafdheid vroegtijdig.

Opiniestuk in het Reformatorisch Dagblad van 22 december 2017.

Dorien Kok: “Er zijn veel misvattingen rond hoogbegaafdheid. Het is belangrijk dat een school een heldere visie heeft op hoogbegaafdheid en het vroegtijdig herkennen daarvan. Gedegen kennis is het beste medicijn tegen misvattingen en aannames over hoogbegaafdheid. Ik heb het niet over een beetje kennis. Dat is namelijk voer voor mythes over hoogbegaafdheid. En die zijn er al genoeg.”

Het volledige opiniestuk leest u hier: Herken hoogbegaafdheid vroegtijdig.

Over ‘Gewoon niet doen, zo’n speeldag voor hoogbegaafde kinderen.’

Esther Vuijsters schreef op 7 november een opiniestuk in de VROUW sectie van dagblad de Telegraaf: ‘Gewoon niet doen, zo’n speeldag voor hoogbegaafde kinderen.’ Het weekend ervoor stond er namelijk een oproepje in de krant: er wordt weer een speeldag georganiseerd voor (vermoedelijk) hoogbegaafde kinderen (vanaf 3 jaar).

Esther: “En passant stond erbij vermeld dat de ouders die dag ‘informatie’ konden krijgen. Vermoedelijk over de vermoedelijke hoogbegaafdheid van hun kind. Ik vind daar wat van. Van zo’n speeldag.

Nederland is een heerlijk vrij land, met vrijheid van meningsuiting hoog in het vaandel. Esther mag hier dus absoluut iets van vinden en zeker ook haar mening geven over de oproep in de krant. Dit betekent dat ik ook mag reageren op haar mening. Ik citeer hieronder enkele van haar uitspraken. Lees Esthers volledige stuk via deze link.

Beste Esther,

Geen mens is hetzelfde. Dat is mooi, maar meteen ook lastig. Begrip hebben voor een kind dat anders is en andere behoeftes heeft is dan soms ook moeilijk.

Laten we eens beginnen bij dat vermoedelijke. Want wie vermoedt dat dan? Uiteraard de ouders. Want er zijn nogal wat ouders die vermoeden dat hun kind hoogbegaafd is.

Ik ben blij te kunnen zeggen dat steeds meer professionals – bijv. op het consultatiebureau, huisartsen en peuterspeelzaalmedewerkers – de signalen van een ontwikkelingsvoorsprong herkennen. Het Nederlands Centrum Jeugdgezondheid (NCJ) heeft hier ook een mooie brochure voor geschreven. Vaak zijn het niet eens de ouders die dat signaleren. Zeker bij een eerste kind, omdat je dan nog geen ‘vergelijkingsmateriaal’ hebt.

Signaleren van een ontwikkelingsvoorsprong is belangrijk, net zo belangrijk als het signaleren van een ontwikkelingsachterstand –  waar we in Nederland al jaren heel erg goed in zijn. Als je signaleert kun je op maat gaan begeleiden om een optimale ontwikkeling te bevorderen. Dat is toch iets wat we voor ieder kind willen? Ook voormalig staatssecretaris Sander Dekker en de huidige minister Arie Slob delen deze mening.

“En dan dat ‘vanaf 3 jaar’. Is het nou werkelijk nodig om kinderen al op die leeftijd in hokjes te gaan stoppen? Is het niet gewoon genoeg de slimmerdjes een extra boekje en een leuke puzzel te geven? ‘Nee’ zeggen de voorstanders dan, ‘het voor die kinderen goed om onder gelijkgestemden te zijn’.”
Gelijkgestemden?! Kom op, we hebben het hier over een kind van 3! Die moet gewoon lekker met andere driejarigen omgaan. En tussen die driejarigen zit dan ook heus wel een gelijkgestemde. Gaat hij of zij daar lekker mee over Nijntje filosoferen.”

Omgaan met gelijkgestemden is belangrijk, ook al als je 3 bent. Veel van deze kinderen functioneren op een veel ouder leeftijdsniveau, bij de start op de basisschool bijvoorbeeld al op groep 3 niveau. Je komt dan in een klas waarvan je de lesstof voor het hele jaar al beheerst, bij kinderen die jou niet snappen. Het is dan lekker als je soms kunt spelen met een kind van jouw ontwikkelingsniveau. Soms, want deze kinderen en ouders gaan niet dagelijks naar zo’n speelmiddag, of wekelijks. Het risico op een sociaal isolement, jouw in je opiniestuk benoemde angst, door een bezoek aan zo’n middag is dus klein.

Hoogbegaafdheid is nog net niet iets waarvoor je je schaamt in Nederland, gezien de reacties die altijd op dit thema in de media te lezen zijn. Voor ouders is het dan ook fijn om op zo’n bijeenkomst openlijk over de ontwikkeling van je kind te praten zonder dat er iemand roept dat je opschept. Die zegt dat je kind iemand is waar anderen zich altijd aan moeten op kunnen trekken. Aan wie kan jouw kind zich dan optrekken?

Hoe vaak ik de afgelopen tijd niet heb gehoord ‘Ik ben heel slim, ik ben hoogbegaafd!’ Je wilt ’t niet weten. En nee, andere kinderen reageren daar dan niet heel lekker op. Die willen uiteindelijk niet meer met zo’n kind spelen. Voilà, sociaal isolement in optima forma. En dat ga je met zo’n speeldag even lekker op scherp zetten.

De kinderen benoemen zichzelf niet als hoogbegaafd, andere kinderen zien vaak al snel dat ze anders zijn – wat ze een makkelijk pestslachtoffer maakt.

Maar 2% van de mensen is hoogbegaafd. Hoe groot is dan de kans dat je in je straat of op de peuterspeelzaal een kind die ook een ontwikkelingsvoorsprong heeft tegenkomt? En toevallig ook nog bij je past, je interesses deelt. Die kans is klein. Het risico op sociaal isolement is hierdoor groot.

Sommige scholen hebben aparte klassen voor hoogbegaafde kinderen. Daar kan ik me nog wel wat bij voorstellen. Alhoewel ik in de basis ook daar geen voorstander van ben – mijn voorkeur gaat uit naar lekker ‘minglen’ in de klas, goede voorbereiding op het echte leven – zie ik in mijn omgeving dat dat ‘minglen’ niet altijd goed uitpakt. Zo’n klas kan dan een oplossing zijn. Kán. Maar spelen? Dat kan juist met iedereen. Die vaardigheden moet je met elkaar ontwikkelen.

Als je op basis van intelligentie ook allerlei andere levensdomeinen gaat afbakenen krijg je echt heel rare situaties. Gaan we straks dan ook aparte sportclubs oprichten voor hoogbegaafden? Misschien speciale wijken? Ik geloof niet dat je de (vermoedelijk) hoogbegaafde kinderen daar een plezier mee doet. Ze worden naar mijn idee toch al te vaak ‘speciaal’ behandeld.

Onderzoek op de eerste voltijds hoogbegaafdenschool in Nederland duidde dat hoogbegaafde kinderen veel beter functioneren op de sportclub of welke club dan ook als je ze op school bij elkaar zet. Ze functioneren beter in de maatschappij als je ze dit dus gunt.

Bovenstaande was mijn reactie op het opiniestuk van Esther Vuijsters. Ik kan nog verder gaan, bijvoorbeeld over het door haar benoemde ‘over Nijntje filosoferen’, wat in werkelijk een discussie over theorieën over het ontstaan van de mens kan zijn.  Ja, ook bij een 3-jarige.

Over IQ testen, die moeten bewijzen dat een kind hoogbegaafd is, maar eigenlijk niet voor het meten van hoogbegaafdheid ontwikkeld zijn.  Over het krijgen van buikpijn, als je alleen maar aan school denkt.  Over het ‘in de wachtkamer’ gezet worden op school: iedere dag opnieuw – hopend dat je gezien zal worden, aan de beurt zal komen en men snapt wat je kan en weet wat je nodig hebt. Wachtend tot er leerstof langskomt die je nodig hebt om je verder te kunnen ontwikkelen. Hopend dat ook je nieuwe dingen mag leren, onderzoeken, sponsen – eigenlijk gewoon groeien – zoals je tot nu toe thuis gewend was. Gewoon je eigen ontwikkelingslijn volgen. En hopend dat je niet door dit alles onterecht in een andere wachtkamer terechtkomt door bijkomende negatieve effecten: die van de psychiatrie.

Over het je continue moeten aanpassen aan anderen en jezelf daarbij verliezen.  Om er zelfs dan niet bij te horen. Over de vele hoogbegaafde thuiszitters, de drop-outs. Of over de zelfmoordgedachten van hoogbegaafde kinderen op basisschoolleeftijd, zelfs al in de onderbouw …..

Het hoeft niet zo te zijn. Gelukkig is het ook niet bij elk hoogbegaafd kind zo. Met velen gaat het goed. Zou het niet fijn zijn als het met ieder (hoogbegaafd) kind goed gaat? Dat we ieder kind konden geven wat het nodig heeft? Of op z’n minst daar naar streven? Al is het door ze een paar uurtjes per zo veel weken contact met ontwikkelingsgelijken te gunnen?

Esther, mocht je meer willen weten over ontwikkelingsvoorsprong dan raad ik je deze website aan: http://ontwikkelingsvoorsprong.info.

Of kom eens langs bij één van de georganiseerde speel(mid)dagen of andere ontmoetingsmomenten. Deze zijn er ook vanuit een niet-commercieel oogpunt. Zelfs voor volwassenen. Dan kun je het uit eerste hand horen van de kinderen en ouders.

En ouders, ik snap dat jullie moedeloos worden van dit soort mediaberichten en daarom eigenlijk terughoudend zijn geworden ten aanzien van hardop reageren: als we de onjuistheid niet benoemen zal er nooit iets veranderen. Misschien kunnen we door te reageren bij één iemand de ogen openen. Als die dat dan weer bij een ander doet etc ….. Voel je ook vrij om onder dit bericht te reageren.

Lees hier de wel behouden Facebook reacties van anderen op het opiniestuk van Esther.

Dorien Kok

Aanvullend
Reactie van Esther Vuijsters op VROUW Facebook, 8 november. Klik op onderstaande afbeelding om naar de discussie op Facebook te gaan.

20171108 Esther Vuijsters VROUW Telegraaf

Arie Slob – minister van Onderwijs

Directeuren in het basis- en voortgezet onderwijs gaven minister Bussemaker en staatssecretaris Dekker van onderwijs een negatief eindoordeel. Bussemaker krijgt een 5,7 als rapportcijfer. Dekker scoort nog lager met een 4,6. (DUO, 2017)

Nu gaat Arie Slob het stokje voor PO en VO overnemen, samen met het thema media.

Arie Slob is de voormalige fractievoorzitter van de ChristenUnie. Hij begon zijn carrière als leerkracht maatschappijleer en geschiedenis in het VO. Hij staat bekend als een verbinder en schijnt erg constructief te zijn. Hij is zeer ervaren op het gebied van onderwijs.

Wat kunnen we verwachten:
– Er zal aandacht gevraagd worden voor meer mannen voor de klassen meer technisch VMBO (regeerakkoord/idee ChristenUnie)
– In het regeerakkoord: “Er komen specialisaties die zich richten op jongere en oudere (tot en met de onderbouw in het vmbo) kinderen en op vakgericht lesgeven in het beroepsonderwijs. Het beroep van onderwijzer wordt hierdoor aantrekkelijker, zowel voor mannen als voor vrouwen”
– Met een eigen motie zorgde Arie Slob ervoor dat de regering de effecten van het leenstelsel zouden gaan monitoren, hij voorspelde namelijk (terecht) dat negatieve effecten van het leenstelsel uit zouden komen – wat weer een negatief effect heeft op de toegankelijkheid van het hoger onderwijs.
– Arie Slob bepleitte dat ook op openbare scholen het scheppingsverhaal zou moeten worden onderwezen, om zo ruimte te geven voor het idee van meer dan één theorie over het begin van de aarde.
– Zoveel mogelijk kinderen naar school – thuisonderwijs dus alleen bij wijze van uitzondering. Dat was het uitgangspunt van Sander Dekker, ingegeven door angst voor religie en ouders die anders denken. Arie Slob zal hier ander mee om gaan dan Sander Dekker. De ChristenUnie wil graag de ruimte die er was voor thuisonderwijs behouden. Veel ouders geven dit volgens Arie Slob juist op een gewetensvolle manier. Strenger toezicht van de overheid is volgens hem niet nodig en zelfs onwenselijk.
– Arie Slob heeft zich verder ook verdiept in het thema vluchtelingen in het onderwijs: scholen moeten adequaat onderwijs kunnen bieden en daar ook het budget voor hebben.
– Arie Slob heeft al bijna 10 jaar geleden aangegeven dat er structurele aandacht, beleid en visie moet zijn voor hoogbegaafde kinderen. Elk kind dat een schoolgebouw binnenstapt moet de kans krijgen om uitgedaagd, gestimuleerd en gemotiveerd te blijven. Onderwijs moet maatwerk zijn. Scholen moeten in staat gesteld worden leerlingen die zorg te bieden die ze nodig hebben. “Niet alleen achterom moeten kijken, naar de achterblijvers, maar ook vooruit, naar degene die vooraan lopen of in ieder geval de potentie hebben dat te doen.”

Het verkiezingsprogramma van de ChristenUnie voor onderwijs: https://www.christenunie.nl/standpunt/onderwijs

Dorien Kok

Beleid voor hoogbegaafdheid is nodig, niet alleen aandacht. #regeerakkoord

Voorpagina regeerakkoordHet regeerakkoord, het was even wachten maar dan heb je ook wat. Als je de voorkant meerekent, 70 bladzijdes aan vertrouwen in de toekomst van Nederland. Het was wel even zoeken naar de tekst van dat akkoord, want als je het woord regeerakkoord online intoetst krijg je allemaal lijstjes onder de noemer ‘Dit is wat je moet weten’ en ‘De belangrijkste punten’.

Voor mijn werk zijn kinderen en hun ouders de belangrijkste punten en zoals verwacht kwamen de woorden thuisonderwijs en thuiszitters voor in het akkoord. Er moet nodig gesproken worden over de werkelijke invulling van de 2 thema’s – ik zie wat angels, maar mijn aandacht ging echter eerst naar wat anders: ik was blij verrast dat het woord hoogbegaafd voor kwam in het regeerakkoord. Zelfs 2 keer!

Waarom ik dit woord niet verwachtte?
We hebben jaren achter de rug waarin man en paard niet benoemd werden, waarin staatsecretaris Sander Dekker het woord hoogbegaafdheid verstopte in termen als excellentie en toptalenten – met definities die niet aansloten bij de praktijk van hoogbegaafde kinderen. Het ministerie rekent de top 20% best presterende leerlingen van een klas of groep tot de zogenaamde toptalenten en laat hiermee veel hoogbegaafde kinderen in de kou staan, omdat ze niet gezien worden en niet dat krijgen wat ze nodig hebben om hun talenten te ontwikkelen.

De angel ligt echter niet alleen bij het ministerie: gesteggel tussen samenwerkingsverbanden en schoolbesturen over wie nou waar verantwoordelijk voor is speelt ook een rol.

Er zijn gelukkig mooie voorbeelden van goede initiatieven en maatwerk, maar ondanks dat ‘passend onderwijs’ inmiddels toch al een paar jaar oud is lijken de samenwerkingsverbanden en schoolbesturen vooral nog steeds vast te lopen op, jawel.. samenwerking.

SLO conferentie ‘Bijzonder Begaafd’ – Signalen van schoolbesturen en samenwerkingsverbanden. 12 oktober 2017

Wanda Glebbeek, vanuit de SLO conferentie:
‘Passend onderwijs (sinds 2014) streeft naar een passende plek voor ieder kind, dus ook voor begaafde leerlingen met mogelijk extra ondersteuningsbehoeften. De samenwerkingsverbanden voor passend onderwijs krijgen hiervoor sinds 1 augustus 2015 een extra impuls oplopend van 8 miljoen in 2015 tot 29 miljoen euro in 2019. Deze middelen zijn bedoeld om binnen passend onderwijs recht te doen aan de brede doelstelling van passend onderwijs voor alle leerlingen, waaronder hoogbegaafden.’ aldus de site van SLO. In hoeverre zijn deze passende plekken inmiddels gerealiseerd en welke ambities hebben deze samenwerkingsverbanden nog om hierin verder te gaan faciliteren? De SLO zocht het, samen met het ministerie van OCW, uit. Een van de uitkomsten was deze. Opvallend (en best schrijnend) vind ik vooral dat blijkt dat 42,9% niet eens deeltijd voorziening (plusklas) heeft en ook geen ambitie deze te gaan realiseren en zelfs 62,2% aangeeft geen voltijds hoogbegaafden voorziening te hebben en ook geen ambitie om deze te gaan realiseren..(?!) Laat dit even op u inwerken..

Even terug naar dat regeerakkoord: 2x het woord hoogbegaafd:
“Het budget voor het onderwijsachterstandenbeleid wordt verhoogd met 15 miljoen euro per jaar en de verdeling wordt geactualiseerd. Tegelijkertijd wordt hetzelfde bedrag geïntensiveerd op het onderwijs voor hoogbegaafde kinderen.” Zo, die staat!

En dan verder, onder punt G45 een financieel overzicht. Daar viel mij iets op. Ziet u het ook?

Regeerakkoord punt G45.

Ziet u links het verschil in bewoording? Voor onderwijsachterstand het woord ‘beleid’, voor hoogbegaafdheid het woord ‘aandacht’. Geen beleid dus.

Vreemd. En niet vrolijk makend. Aandacht hebben we immers al gehad (zie bovenstaand stukje over Sander Dekker). Passend beleid is wat er nu nodig is in de praktijk. Beleid is immers veel meer dan aandacht.

Ik heb via Twitter – de snelste manier tegenwoordig – meteen om opheldering gevraagd aan de partijen die het regeerakkoord samengesteld hebben:

@VVD @cdavandaag @D66 @christenunie Waarom voor #onderwijs achterstand beleid & voor #hoogbegaafd-e kinderen alleen aandacht? #regeerakkoord

D66 was zo vriendelijk om meteen te reageren:
“Ambities voor #onderwijs liggen in de bestrijding van kansenongelijkheid en de stimulering van talent, goede docenten met een sterke positie, toponderzoek en krachtig beroepsonderwijs.”, Mooie reactie, welke echter geen antwoord was op mijn vraag.

Ik heb mijn vraag op Twitter verduidelijkt met de opmerking dat aandacht niet hetzelfde is als beleid. Ik hoop nog op antwoord. Het is namelijk belangrijk dat er beleid komt op hoogbegaafdheid. Er ligt nu immers voor deze kinderen een grote kansongelijkheid. Hoe gaan we om met kinderen die niet in het gangbare schoolsysteem passen. Voor wie achterafaandacht na schade vervangen moet worden door vroegsignalering en preventie.

In verschillende gesprekken hierover met het ministerie van OCW, VWS en andere grote (overheids)instanties wordt steeds beaamt dat ook deze kinderen beleid verdienen om niet alleen uitval maar ook misdiagnoses en stagnatie in de ontwikkeling te voorkomen. Men snapt in alle gesprekken dat het ook in het belang van Nederland is – op alle gebieden – als we inzetten op beleid voor deze kinderen. Beleid om er voor te zorgen dat er niet alleen achteraf aandacht is via drop-out klasjes of als ze thuiszitter zijn geworden. Juist inzetten op preventie en  maatwerk door beleid op vroegsignalering, al vanaf de consultatiebureaus. Beleid op dat kinderen niet zwaar beschadigd raken op een plek waar ze door de leerplicht gedwongen worden te zijn en niet weg kunnen. Ook als het duidelijk is dat ze deze kinderen daar niet kunnen bieden wat ze nodig hebben. Beleid op een (onderwijs)systeem dat deze kinderen en hun behoeftes kan zien en de vertaalslag kan maken naar maatwerk. Waar leerplicht leerrecht is en je aanwezigheid in een gebouw niet belangrijker is dan recht op onderwijs en je (geestelijke) gezondheid. Beleid op aandacht voor ook dit thema op onder andere lerarenopleidingen. Beleid dat een einde maakt aan het gesteggel tussen schoolbesturen en samenwerkingsverbanden. Beleid op kindbudget, waardoor het geld het kind volgt in behoeften en mogelijkheden, ook als de oplossing soms buiten de reguliere zetting ligt. Beleid dat het onmogelijk maakt dat de kosten voor voltijds hoogbegaafden onderwijs, onderzoek en bijkomende kosten zoals reiskosten verhaalt worden op ouders, ook als ze dit niet kunnen betalen. Beleid op respect voor de rechten van ouders al zijnde wettelijk verantwoordelijke en deskundige op het gebied van hun kind.

De vertaalslag naar dit beleid wordt echter weer niet gemaakt. Het stopt bij aandacht.

Het wordt nu dus tijd om de aandacht om te zetten in beleid. Laten we vanaf nu om tafel gaan voor nieuw beleid voor deze kinderen en aanpassing van huidig beleid voor meer maatwerk.

Met vertrouwen samen aan de slag voor de toekomst, ook voor deze kinderen.

Met dank aan Wanda Glebbeek.

Dorien Kok

Brief aan de Tweede kamer, betreffende de knelpunten in het VMBO.

Lisette vdBLisette van den Beld wist niet wat haar overkwam toen ze op 10 mei een reactie op het Jeugdjournaal op haar Facebookpagina zette.

“Ik keek vandaag naar het Jeugdjournaal, het item over de Cito-toets wekte zoveel wrevel op bij mij dat ik ze gemaild heb.”

In haar bericht aan het Jeugdjournaal: “De VMBO leerling is zwaar ondergewaardeerd in onze samenleving en wordt maar gepusht om door te stromen naar havo/hbo en zonder het te beseffen werken jullie daar ook aan mee.”

In het filmpje over de Cito-toets was er vooral aandacht voor kinderen met een vwo-advies. Kinderen met een vmbo-advies zouden daar een rotgevoel van kunnen krijgen. Haar verzoek aan het Jeugdjournaal: “Help vmbo-leerlingen ook eens door hun prestaties in beeld te brengen! Wat is onze maatschappij zonder vakmensen als bouwvakkers, verzorgenden, monteurs, winkelmedewerkers, tuinmannen??” 

Haar brief aan het Jeugdjournaal maakte in heel Nederland wat los, zo ook  bij de redactie van het Jeugdjournaal. Ronald Bartlema,  Chef Nos Jeugdjournaal stuurde een brief terug en kwam op de school van Lisette filmen voor de volgende uitzending. Ook de kranten pikten haar schrijven op.

Het bericht van Lisette op Facebook is tot vandaag ruim 37.000 keer gedeeld. Bijna 13.000 reacties op Facebook, die aangaven dat ze haar boosheid begrepen en deelden. Voor Lisette een goede reden om zich ook tot de politiek te wenden, in de hoop dat er vanuit alle politieke partijen aandacht en actie komt om de knelpunten uit het VMBO aan te pakken en op te lossen. Ze deelt in de brief ook de met collega’s gedeelte visie over hoe de knelpunten verbeterd kunnen worden.

Hieronder de brief die ze vandaag verzonden heeft:

Betreft: Knelpunten VMBO

Geachte heer, mevrouw,

Sinds mijn afstuderen in 1997 werk ik in het onderwijs en al in het eerste jaar heeft het toenmalige (i)VBO nu VMBO BBL/KBL mijn hart gestolen. Ik ben gestart als docent scheikunde in het VSO maar de laatste 8 jaar werk ik fulltime als leerlingbegeleider op een grote VMBO school. Hier ligt mijn hart en is mijn overtuiging gegroeid dat alle leerlingen recht hebben op waardering en trots moeten kunnen zijn op zichzelf.

De laatste jaren echter is het overheidsbeleid en de maatschappij zodanig veranderd dat het voor deze groep leerlingen en scholen steeds moeilijker wordt om zich staande te houden. Dat dit gevoel breed gedragen wordt in de maatschappij bleek wel toen mijn brief aan het Jeugdjournaal (d.d. 10-05-2017) massaal gedeeld werd via Facebook (ruim 34.000 keer gedeeld, ruim 77.000 likes en bijna 14.000 reacties) en werd opgepikt door diverse media. Sinds die dag zie ik steeds meer aandacht voor het VMBO en het belang van vakmensen in de media. Op 14 juni, de dag van de examenuitslagen, zag ik zelfs Sander Dekker een variant op mijn woorden gebruiken.

De reden dat ik deze brief naar alle partijen uit de Tweede Kamer schrijf is dat ik hoop dat er vanuit alle politieke partijen aandacht en actie komt om de knelpunten uit het VMBO aan te pakken en op te lossen. Uiteraard heb ik, samen met mijn collega’s, ook een visie hoe onderstaande knelpunten verbeterd kunnen worden. Ik zal mij hieronder echter beperken tot het puntsgewijs benoemen van een aantal knelpunten met daarachter een toelichting waarom de VMBO’s en de leerlingen hierin vastlopen of knel zitten.

1. De beeldvorming in de maatschappij: Vanuit de huidige politiek is er heel veel aandacht voor excellentie. Leerlingen moeten meer mogelijkheden krijgen tot doorstromen, het resultaat van de eindtoets moet steeds hoger en het schooladvies vanuit het PO naar het VO mag naar boven bijgesteld worden na een onverwacht hogere score op de eindtoets (naar beneden bijstellen mag niet!), hoog scorende scholen worden beloond en in de media is er vooral aandacht voor hoge en dus goede prestaties. Aandacht voor de cognitief zwakkere leerling met een beneden gemiddeld IQ die binnen zijn/haar mogelijkheden heel goed presteert is er bijna niet. Door de veranderende maatschappij hebben de VMBO’s steeds meer een negatief imago gekregen. Ouders hebben hierdoor vaak moeite het advies VMBO te accepteren, vooral wanneer het advies basis/kader is. Vanuit het PO komen veel geluiden dat groep 8 docenten veel moeite hebben deze gesprekken te voeren met ouders als zij een hoger niveau willen/verwachten. Er ligt veel druk op de docent om een hoger advies uit te brengen.

2. De bindende schooladviezen vanuit het PO en het niet mogen terugkoppelen vanuit het VO: Er is geen discussie over het advies dat een basisschool meegeeft aan een kind. Het advies is bindend en wordt overgenomen door het VO. Krijgt een kind een hoger niveau advies dan op grond van het leerlingvolgsysteem (6 jaar voortgang zichtbaar) aannemelijk is, dan is de kans zeer groot dat de leerling na 1 of 2 jaar het niveau op het VO niet aan kan. Een Mavo-leerling van een MHV-school zal dan gevraagd worden de overstap te maken naar het kaderniveau op een VMBO-school. Deze leerling heeft het niveau niet kunnen waarmaken en moet overstappen naar een andere school. Vanuit de privacywetgeving mag een VO school deze informatie niet terugkoppelen naar de PO school waar deze leerling vandaan komt. Op deze manier krijgt een PO school geen zicht op het feit of de niveau advisering goed verloopt en ontneem je de groep 8 docenten de kans hiervan te leren en met ouders te spreken over niveau advisering vanuit hun ervaring vanuit eerdere jaren.

3. Het onderbouwrendement: Het onderbouwrendement wordt al sinds jaar en dag gemeten, in kaart gebracht en beoordeeld door de inspectie. Een voldoende onderbouwrendement houdt in dat de leerlingen volgens verwachting vanuit het PO doorstromen naar bepaalde niveaus in de bovenbouw van het VO. Het gaat hier vooral om meetbare cijfers en prestaties. Als VMBO-school strijden wij constant voor een hoger onderbouwrendement. Een frustrerende bezigheid wanneer daarbij de omstandigheden van een kind niet worden meegenomen. Ik kan u als leerlingbegeleider vertellen dat de omstandigheden van een VMBO-leerling “gemiddeld genomen” ongunstiger zijn dan die van een leerling op een MHV-school. Er is voldoende wetenschappelijk onderzoek die dit ook zal bevestigen. “Passend onderwijs” zou gunstiger zijn omdat de verantwoordelijkheid van het onderbouwrendement bij het PO komt te liggen. De advisering van het PO blijkt gemiddeld genomen (over alle niveaus in het VO) goed uit te pakken. Gemiddeld genomen betekent dat er wel wat verkeerde adviezen zijn maar gemiddeld genomen is de advisering goed. U begrijpt toch ook dat de pijn dan haast wel bij het VMBO moet liggen? Terugkoppelen over de voortgang van deze leerlingen mag niet, de overheid accepteert deze verkeerde adviezen als acceptabel? De VO school en dan met name het VMBO kunnen vanwege de (beperkende) cognitieve mogelijkheden van de leerling deze leerling niet altijd op het (te)hoge niveau houden. Een leerling “stroomt af” naar een lager niveau en het onderbouwrendement van een school wordt lager, deze VO school wordt hier weer op afgerekend door de inspectie met een negatieve beoordeling op dat punt.

4. De “afstromende” leerlingen moeten zich inschrijven op een school waar het lagere niveau wordt aangeboden, dit noodzakelijke overstappen kent ook vele knelpunten: Bij mij op school betekent dit elk jaar zo’n 20-25 aanmeldingen voor leerjaar 3 en 10-15 aanmeldingen voor leerjaar 2. In onze regio zijn 5 VMBO-scholen waar 80 – 100 leerlingen herplaatst moeten worden. Nadat wij hebben vastgesteld of de aangemelde leerlingen terecht naar ons zijn verwezen proberen we de toelaatbare leerlingen zo veel mogelijk te plaatsen. Helaas komt voor dat sommige vakrichtingen al helemaal gevuld zijn door de leerlingen die al bij ons op school zitten. De leerling die zich aanmeldt voor leerjaar 3 is dus afhankelijk van de overgebleven plaatsen. Hierdoor gebeurt het vaak dat als de gekozen afdeling vol zit, een leerling theoretisch wel geplaatst kan worden maar dan op een afdeling die niet past bij deze leerling. Voorbeeld: een leerling heeft affiniteit met zorg & welzijn, deze afdeling zit vol maar er is wel plaats bij de afdeling bouw. Deze leerling kan daar praktisch gezien niet geplaatst worden omdat de slagingskans nihil is voor een leerling die op een afdeling zit waar het geen affiniteit mee heeft. Omdat er aan praktijklokalen een maximaal aantal leerlingen zit vanwege de inrichting van het aantal werkplekken en we te maken hebben met veiligheidsregels kan er niet “nog even een leerling bij” en voor 4-5 leerlingen kun je geen extra klas opzetten omdat je daar als VMBO de financiële middelen niet voor hebt. Dit zorgt voor veel verdrietige reacties bij de niet-geplaatste leerlingen en hun ouders, maar ook een groot gevoel van onmacht bij zowel de school waar de leerling naar toe wil als de school waar de leerling vandaan komt.

5. Geen heldere landelijke procedure voor de zij-instroom: De aanmelding zij-instroom komt pas laat op gang, de toeleverende scholen vinden deze gesprekken lastig, ouders en leerlingen willen vaak nog extra tijd om te bewijzen dat ze het wel halen op de huidige school en wachten lang met aanmelden. Hiervoor zijn geen landelijke beleidsregels en geen wettelijke kaders behalve de wet op passend onderwijs die VMBO scholen dwingt deze geschikte leerlingen aan te nemen of te verwijzen naar een andere geschikte school met plek. Tussen de verschillende regio’s zijn grote verschillen qua organisatie van het zij-instroom beleid. Voor 1 mei maakt elke school zijn formatieplan voor het nieuwe jaar, het gros van de aanmeldingen voor zij-instroom komt nadat de formatieplannen al klaar zijn. Het komt voor dat er op geen enkele school meer passende beschikbare plekken zijn voor deze leerlingen in de regio en dan? Daar lopen de VMBO scholen vast. Ook hier stel ik vast dat er in het overheidsbeleid niet nagedacht is over het VMBO.

6. Het aanbod van MBO-niveau 1 en 2 opleidingen wordt steeds minder (vaak de route na het behalen van een diploma VMBO BBL of als een diploma niet haalbaar blijkt): Leerlingen kunnen na het verlaten van het VMBO (al dan niet met diploma) niet altijd meer de richting volgen waar hun hart ligt omdat deze niveaus steeds minder keuze bieden. Gevolg hiervan is dat deze groep een opleiding moet gaan doen waarvoor ze niet gemotiveerd zijn, ik hoef niet uit te leggen dat als er geen motivatie is, de slagingskans ook kleiner is. Halen ze het wel en hebben ze na die demotiverende periode op school nog de energie om een niveau 3 opleiding te starten dan kiezen ze vaak iets totaal anders waarmee de aansluiting niet soepel loopt qua vakinhoud. Zeker voor deze groep leerlingen is dat lastig vanwege hun cognitieve niveau.

7. Opwaartse druk en de effecten daarvan: Naast de al eerder genoemde effecten van de opwaartse druk (knelpunten zij-instroom, onderbouwrendement, PO adviezen) is er een marktwerking rondom het onderwijs ontstaan. Er zijn veel particuliere bureaus opgericht gericht op de verschillende knelpunten voor ouders. Voorbeeld 1: Vanuit diverse persoonlijke overwegingen kiezen steeds meer ouders voor een kindercoach in plaats van dat ze naar de gespecialiseerde Jeugd GGZ gaan als hun kind vastloopt. Kindercoach is geen beschermd beroep en de kwaliteit van deze bureaus zijn zeer divers. De dynamische driehoek school-ouders-leerling worden door de minder goede bureaus niet altijd in een goed evenwicht gebracht en de resultaten die behaalt worden voldoen vaak niet aan het doel dat gesteld werd en noodzakelijk was voor een verdere, betere schoolgang. Voorbeeld 2: De wildgroei van particuliere huiswerkbegeleiding-instituten. Voorbeeld 3: de Cito-training bureaus, de leerling leert de beste strategie hoe hij/zij de citovragen moet beantwoorden. De uitkomst zegt in dat geval dus niets meer over de kennis van deze leerling. De citoscore valt hoger uit en de leerling krijgt een opgehoogd advies dat niet altijd reëel is. Voorbeeld 4: het verkrijgen van een dyslexie- of dyscalculie verklaring, het percentage leerlingen met een verklaring is heel erg hoog. Het programma Rambam heeft in een reportage nog laten zien hoe makkelijk deze soms worden afgegeven. 
Aan een aantal van bovenstaande voorbeelden hangt een flink kostenplaatje dat door veel ouders uit het VMBO niet betaald kan worden omdat deze groep ouders gemiddeld vaak een lager besteedbaar inkomen heeft. De leerlingen uit gezinnen met een hoger besteedbaar inkomen hebben hier profijt van waardoor de kansen van de leerlingen steeds verder uiteen lopen.

8. De aandacht die naar de score van de CITO eindtoets uitgaat: Elk jaar komt CITO met een persbericht over hoe de eindtoets gemaakt is. Dit wordt opgepakt door de media en overal in de media verschijnen deze cijfers. De CITO eindtoets is een toets die test waar een leerling staat qua cognitie, dit is geen prestatiemeter. Een cognitief zwakke leerling heeft uiteraard een lagere eindscore voor deze toets. De gemiddelde score van elke school wordt gepubliceerd in diverse lijsten waar de kwaliteit van de scholen opgezocht kan worden. Uit een gemiddelde citoscore van een school kan echter helemaal geen kwaliteitsoordeel gehaald worden. Een school die een cognitief zwakkere leerling populatie heeft zal altijd zwakker scoren dan een school met een grote groep hoog intelligente leerlingen. Het kan zijn dat de eerstgenoemde school hun leerlingen wellicht tot zeer goede prestaties kan krijgen in verhouding tot de cognitieve mogelijkheden van deze leerlingen. De school met een populatie van hoog intelligente leerlingen kan, ondanks een hoog gemiddelde, toch onder verwachting scoren. Waarom dan toch die aandacht voor CITO elk jaar?

9. Erkenning kennis en deskundigheid van schoolmedewerkers: In de wet op passend onderwijs houdt een school altijd de zorgplicht. Dit betekent dat als een leerling het niet redt op de huidige school en de school handelingsverlegen is, de school samen met de ouders op zoek gaat naar een passende geschikte plek voor deze leerling. Vroeger werd de kennis en de deskundigheid van medewerkers op school zelden in twijfel getrokken en begrepen ouders dat het overstappen soms noodzakelijk was voor een verdere goede ontwikkeling van hun kind. Tegenwoordig zijn er zoveel (zelfbenoemde) deskundigen te vinden via het internet/sociale media dat er een steeds grotere groep ouders is die meer vertrouwen hebben in wat zij lezen van deze deskundigen, dan vertrouwen in de mensen die dagelijks met hun kind werken. Het gevolg is vaak dat ouders en school niet op 1 lijn staan en dat een leerling te lang op een plek blijft die in sommige gevallen zelfs beschadigend is voor deze leerling. Als ouders niet inschrijven op een passende plek of geen stappen ondernemen voor de noodzakelijke hulp kun je als school niets meer dan deze leerling zo goed mogelijk ondersteunen terwijl je handelingsverlegen bent. Dit soort situaties vragen ook veel van het incasseringsvermogen van de klasgenoten en de docenten.

10. De grote hoeveelheid veranderingen die het VMBO heeft gehad en nog krijgt, de werkdruk de financiële druk die dit oplevert: Het vernieuwd VMBO is dit jaar ingevoerd, de docenten zijn in hun taakuren (niet lesgebonden taken) heel hard aan het werk om voor dit vernieuwde VMBO hun lessen te schrijven. Dit vergt echter zoveel tijd en overleg dat de werkdruk door een combinatie van passend onderwijs en de steeds voortdurende veranderingen omhoog schiet. Docenten krijgen vaak extra taakuren voor het organiseren van alles rondom het vernieuwd VMBO, hierdoor zijn zij minder beschikbaar voor het geven van lessen. Een docent die minder lessen geeft is duurder voor de school. Maar hoeveel docenten kun je minder lessen laten geven? Voor het vernieuwd VMBO moeten ook de praktijklokalen aangepast worden en moet er veel nieuw materiaal aangeschaft worden. Al die veranderingen geven veel financiële druk op de VMBO’s die straks door deze druk genoodzaakt zijn keuzes te maken en afdelingen te sluiten. Het sluiten van afdelingen zorgt er weer voor dat minder leerlingen een opleiding kunnen volgen waar zij affiniteit mee hebben en dus voor gemotiveerd zijn. Ongemotiveerde leerlingen zorgen weer voor meer werkdruk bij docenten en een kleinere diplomakans bij de leerlingen.

11. Moet het vernieuwde VMBO het programma aanpassen aan de leerlingen die te laat afstromen naar VMBO. Doordat de afstroom zolang mogelijk wordt tegengegaan stromen binnenkort de leerlingen te laat in. In het vernieuwd VMBO worden de praktijkvakken al in leerjaar 2 gegeven en het praktijkexamen al in leerjaar 3 gedaan. Instromen in leerjaar 3 wordt hierdoor steeds complexer. De docenten moeten dan voor elke zij-instromer een programma op maat maken.
12. De LWOO-gelden: Een andere zorg is de verandering van de LWOO gelden. Nu krijgt een school voor een leerling die extra aandacht nodig heeft nog gelden voor de gehele schoolperiode, straks is dat alleen nog maar voor het eerste leerjaar. Door de verminderde financiële ruimte kun je deze groep leerlingen niet meer de extra steun bieden die zij zo hard nodig hebben.
De VMBO’s zitten klem, klem in de regelgeving, klem in het beeld dat de maatschappij van het VMBO heeft, klem qua financiën, klem in het passend onderwijs dat ze heel graag willen bieden maar niet altijd kunnen bieden en de VMBO docenten zitten klem in de enorme werkdruk die door al dit bovenstaande veroorzaakt wordt. VMBO docenten kiezen vaak heel bewust voor dit type onderwijs, maar wat ik om mij heen zie gebeuren is dat docenten de moed verliezen en steeds minder plezier hebben in hun werk. Het is ook steeds lastiger om docenten te vinden en de docenten die wel beschikbaar zijn op de arbeidsmarkt kiezen liever voor een schooltype als VMBO-t, havo en vwo.

Ik wil u vragen: Laat dit niet langer gebeuren. Zorg dat u beleid maakt waarbij de VMBO’s gehoord en begrepen worden en zorg ervoor dat deze knelpunten verdwijnen door een solide en betrouwbaar beleid waarbij de VMBO scholen ook financieel de ruimte krijgen de verschillende vakrichtingen open te houden. Ga eens kijken op een VMBO en praat met het team i.p.v. met een overkoepelende organisatie of een (vaak duurbetaalde) adviseur die alles vanaf een bureau ver van de werkvloer bedenkt. Ik nodig u van harte uit om eens op mijn school rond te kijken en in gesprek te gaan met mij en mijn collega’s over de knelpunten in het VMBO. Zowel de VMBO leerlingen als de collega’s die dagelijks zorgen voor deze leerlingen verdienen het om waardering te krijgen.

Vriendelijke groet,

Lisette van den Beld
Leerlingbegeleider VMBO

(Blog van Dorien Kok)

Klik op onderstaande afbeelding om het interview met Lisette in het dagblad De Gooi- en Eemlander te lezen. 

Schermafdruk Lisette

 

 

 

Vroeg signaleren van begaafdheid bij jonge kinderen: het startdocument.

Vroeg signaleren van begaafdheid bij jonge kinderen
Op 15 juli 2013 hebben wij vanuit stichting 360grView, waarvan ik in die tijd voorzitter was, staatssecretaris Martin van Rijn benaderd met de vraag of het mogelijk is om onderzoek te starten naar het gebruik van het Van Wiechenschema bij het vroeg signaleren van begaafdheid bij jonge kinderen en of het mogelijk was om hier meer aandacht voor te genereren. De staatsecretaris reageerde hier schriftelijk positief op.

Wat is er al gedaan
Het NCJ heeft in overleg met stichting 360grView succesvol het onderwerp vroegsignalering aangepakt. In goede samenwerking is de brochure ‘Jonge hoogbegaafde kinderen: een bijzondere groep. Kenmerken en problemen’ ontwikkeld. Met deze brochure hebben professionals in de JGZ een duidelijk handvat voor het signaleren van potentiële hoogbegaafdheid bij kinderen in de consultatiebureauleeftijd. De brochure is zowel binnen het zorgveld als daarbuiten zeer positief ontvangen.
Daarnaast is er de door de stichting gemaakte informatieve website http://ontwikkelingsvoorsprong.info, voor ouders, onderwijs- en zorgspecialisten.
Ook is er dossieronderzoek gedaan. Dit werd mogelijk met hulp van ouders, die de consultatiebureaudossiers van hun kinderen op hebben gevraagd.

Dossieronderzoek
Conclusies dossieronderzoek: vroegsignalering van een ontwikkelingsvoorsprong/hoogbegaafdheid gebeurt nauwelijks via het consultatiebureau. Er is slechts sprake van signalering van P10 uitval op de norm. Daarnaast is het consultatiebureau voor veel ouders met een kind met een ontwikkelingsvoorsprong niets meer dan een weeg- en meetbureau. Ouders ervaren geen kundige sparringpartner in de consultatiebureau-artsen en -verpleegkundigen. Daarnaast zijn ouders bang voor misvattingen, voelen ze zich niet gehoord en krijgen ze te vaak adviezen die niet passen bij kinderen met een ontwikkelingsvoorsprong.

Toptalenten en excellentie
Omdat vroegsignalering binnen de consultatiebureaus in lijn is met de in het ‘Plan van aanpak toptalenten 2014-2018’ geformuleerde doelstellingen, hebben wij Staatssecretaris Sander Dekker in het verleden eveneens op de hoogte gebracht van het verschijnen van de NCJ-brochure en ons onderzoek naar dit thema.

Het Ministerie van onderwijs zet in op de toptalenten en excellentie. Excellentie is iets anders dan hoogbegaafdheid. Hoogbegaafdheid is een potentie: het geeft geen garantie op excelleren, in ieder geval niet per definitie op schoolgebied. Het excellentiebeleid van het ministerie richt zich op  – zoals OCW dat zelf definieert – de ‘schoolloopbaan van leerlingen met hoge Citoscore’.

Het toptalentenbeleid is gericht op ‘de top 20% best presterende leerlingen van een klas of groep’. Er is bij het ministerie dus geen beleid gericht op hoogbegaafden en daarmee ook niet op het ontwikkelen van hun potentieel en hun optimale groei.

Frappant detail is dat steeds minder leerlingen zichzelf in de definitie van toptalent herkennen: het blijkt dat 16% (2015) van de leerlingen in het Voortgezet onderwijs zich tot toptalenten rekent, in 2013 was dit nog 23% (cijfers CBS). Hoeveel leerlingen daarvan (mogelijk) hoogbegaafd zijn is niet onderzocht.

Op basis van het feit dat hoogbegaafde leerlingen niet automatisch ‘excelleren’ kun je dus stellen dat het excellentie- en toptalentenbeleid vanuit het ministerie en de scholen geen relatie heeft met hoogbegaafdheid. Je loopt hiermee het risico veel potentieel over te slaan.

Scholen
Er is in de afgelopen jaren vanuit de scholen zelf meer aandacht voor hoogbegaafdheid in het onderwijs gekomen, onder andere via voltijds scholen voor hoogbegaafdheid. Toch gaat het nog steeds niet goed met deze groep kinderen. Te vaak vallen deze leerlingen uit, of hebben ze onderweg ondersteuning nodig om het schoolsysteem te doorlopen. Het lijkt erop dat juist een bepaalde groep hoogbegaafde leerlingen vaker uitval laat zien dan anderen groepen.

Van Wiechenschema
Om het vroegsignaleren een vaste plaats in de systematiek van het consultatiebureau te kunnen geven, is er in die periode ook gekeken in hoeverre de Van Wiechenschema’s een adequaat instrument vormen voor het signaleren van talent. Voor ouders en voor basisscholen biedt het een concreet aanknopingspunt bij de vraag welk onderwijs het meest passend is voor een kind. De zorgvraag die nu vaak in de loop van een schoolcarrière ontstaat kan zo worden beperkt, hetgeen binnen de werkvelden volksgezondheid en onderwijs leidt tot een daling van het gebruik van voorzieningen, misdiagnoses en langdurende uitval op school (thuiszitters). Vroegsignalering van talent op het consultatiebureau leidt ook tot meer maatwerk in het onderwijs en op termijn ook tot kostenbesparing.

Waar staan we nu
Inmiddels zijn we een aantal jaren verder. Mijn dagelijkse professionele betrokkenheid bij maatwerk in het onderwijs en de thema’s vroegsignalering, misdiagnoses en thuiszitters noden mij om nogmaals contact met de staatsecretarissen van Rijn en Dekker te zoeken, ook nu ik niet meer betrokken ben bij stichting 360grView.

Zeker ten aanzien van thuiszitters kan, zoals geconcludeerd in de sessies Preventie op de Thuiszitterstop, vroegsignalering 0-4 jaar een grote rol spelen – niet alleen rond een ontwikkelingsvoorsprong.

Onderlinge afstemming tussen de ministeries die gaan over volksgezondheid (VWS) en onderwijs (OCW) hierover leek mij zinvol, omdat een succesvolle implementatie van vroegsignalering staat of valt met de zorgvuldige overdracht van gegevens tussen de zorgprofessionals van het consultatiebureau en de onderwijsprofessionals van de basisschool.

Overleg met OCW en VWS
De ministeries OCW en VWS hebben mijn uitnodiging om samen om tafel te gaan om te praten over het belang van vroegsignalering van een ontwikkelingsvoorsprong aangenomen. Op 31 mei ging ik daarvoor naar Den Haag. Natuurlijk ging Lilian van der Poel met me mee, we werken immers al ruim 5 jaar samen aan het thema ontwikkelingsvoorsprong.

In een gesprek kun niet alles vertellen en onthouden. Daarom is er een gesprekshandleiding geschreven waarin we de onder andere huidige situatie, knelpunten, oplossingen en opbrengsten van een ander beleid hebben beschreven. Deze longread is hier te lezen.

Startdocument
Willen we passend onderwijs leveren voor hoogbegaafdheid leerlingen en gaan voor een optimale ontwikkeling dan moeten we inzetten op (vroeg-)signalering. De manier waarop is eigenlijk simpel: volg daarvoor de rode draad in de ontwikkeling van het kind. Stimulerend signaleren en een breder gebruik van het Van Wiechenschema zijn daarvoor de juiste gereedschappen, die leiden tot wat ik noem een startdocument, die niet alleen voor kinderen met een voorsprong te gebruiken is:
1. Zorg ervoor dat het consultatiebureau de taak en mogelijkheden krijgt om vroeg te signaleren.
2. De bevindingen van 4 jaar continu signaleren kunnen dan, indien de ouders dat wensen, als startdocument ter ondersteuning aan hen meegeven worden.
3. Met het startdocument kunnen de ouders gericht op zoek naar een school met passende expertise.
4. Scholen kunnen met het startdocument van consultatiebureau vanaf het begin van de onderwijscarrière van het kind op zijn minst insteken op het ontwikkelingsniveau van het kind.
5. De mogelijkheden en het potentieel van het kind kunnen op deze manier beter benut worden.

Aan de ontwikkeling van het startdocument wordt door mij al gewerkt.

Verdere aanbevelingen
• Onderzoek naar de groep P90 kinderen om meer informatie te krijgen over ontwikkelingsvoorsprong is noodzakelijk. Alleen als we weten wanneer er sprake is van een voorsprong en wanneer we zicht krijgen wat de werkelijke signaleren van een voorsprong zijn, wordt signaleren ook werkelijk signaleren.
• Vroegsignalering, specifieke kennis over de verschillende vormen van begaafdheid en de onderwijsbehoeften van deze kinderen moeten vast onderdeel worden van de lerarenopleidingen.
• Inventarisatie van mogelijkheden tot vroegsignalering op de kinderopvang en peuterspeelzaal is noodzakelijk gevolgd door scholing van de pedagogisch medewerkers.

(H)erkenning, en dan
Na de (h)erkenning moet de nadruk liggen op individueel maatwerk in het onderwijs, het op de correcte manier uitleggen van signalen en voorkomen van een verkeerde kijk op het kind en uitval op het gebied van gezondheid. Dit is iets wat de ministeries van OCW en VWS samen op moeten pakken. Hoogbegaafden komen er niet vanzelf, daar is degelijk hoogbegaafdenbeleid voor nodig, zowel in de groep 0-4 jarigen als in de groep 4 en ouder.

Een lang, vaak pijnlijk en nutteloos duur traject voor school, ouders en kind met misdiagnoses en onnodige zorgkosten worden hiermee voorkomen. Het onderwijs kan weer doen waar ze goed in is: het kind vanaf het begin passend onderwijs bieden en ervoor zorgen dat de leerlijn van het kind daadwerkelijk stijgt. Door vroegsignalering wordt het mogelijk problematiek rondom hoogbegaafde kinderen voorgoed uit te bannen.

Winstpunten zitten hierin dus zowel aan de kant van het ministerie van VWS als aan de kant van het ministerie van OCW.

We vragen om de samenwerking tussen de twee ministeries te intensiveren en op die manier bij te dragen aan het daadwerkelijk optimaliseren van de kindontwikkeling – met brede opbrengsten voor (alle inwoners van) Nederland, het mogelijk maken van Passend Onderwijs – het speerpunt van het onderwijsbeleid en een correct invulling van het volksgezondheidsbeleid – met vermindering van onnodige kosten.

De boodschap is, zo hebben we het idee, deels goed binnengekomen bij VWS en OCW. Het andere deel moet, om de woorden van Lilian van der Poel te gebruiken: ‘net als een wasmiddel eerst inwerken’.

Dorien Kok
http://DorienKok.nl