Categorie archief: Hoogbegaafd

Gesprekshandleiding belang van vroegsignalering van een ontwikkelingsvoorsprong

31 mei 2017 Gesprekshandleiding overleg ministerie OCW en VWS met Dorien Kok (I-CARUS) en Lilian van der Poel (XL-leren) over het belang van vroegsignalering van een ontwikkelingsvoorsprong. 

Longread bij artikel Vroeg signaleren van begaafdheid bij jonge kinderen: het startdocument

Kinderen met een ontwikkelingsvoorsprong laten soms een ontwikkeling zien die wel 2, 3 of 4 jaar voorloopt op  leeftijdsgenoten. De meesten hebben niet meer dan 4 jaar nodig om de basisschoolstof te beheersen en enkelen van hen kunnen zelfs in een paar maanden het complete schoolprogramma doorlopen. Velen beheersen voor ze starten op school al meerdere einddoelen van groep 2 en sommige kinderen beheersen zelfs alle einddoelen. Helaas moeten ook zij gewoon aan het begin van het onderwijspad beginnen en dit pad jarenlang volgen, met als uitgangspunt leeftijd. In de praktijk betekent dit dat het kind ‘in de wachtkamer’ gezet wordt. Zo zit hij of zij daar iedere dag opnieuw te wachten – hopend dat hij gezien zal worden, aan de beurt zal komen en men snapt wat hij kan en weet en wat hij dus nodig heeft. Wachtend tot er leerstof langskomt die hij nodig heeft om zich verder te kunnen ontwikkelen. Hopend dat ook hij nieuwe dingen mag leren, onderzoeken, kan sponsen – eigenlijk gewoon groeien – zoals hij tot nu toe thuis gewend was. Gewoon zijn eigen ontwikkelingslijn volgen.

Het ministerie van onderwijs zet in op de toptalenten en excellentie. Excellentie is iets anders dan hoogbegaafdheid. Hoogbegaafdheid is een potentie: het geeft geen garantie op excelleren, in ieder geval niet per definitie op schoolgebied.

Het excellentiebeleid van het ministerie richt zich op  – zoals OCW dat zelf definieert – de ‘schoolloopbaan van leerlingen met hoge Citoscore’. Het toptalentenbeleid is gericht op ‘de top 20% best presterende leerlingen van een klas of groep’. Er is bij het ministerie dus geen beleid gericht op hoogbegaafden en daarmee ook niet op het ontwikkelen van hun potentieel en hun optimale groei.

Frappant detail is dat steeds minder leerlingen zichzelf in de definitie van toptalent herkennen: het blijkt dat 16% (2015) van de leerlingen in het Voortgezet onderwijs zich tot toptalenten rekent, in 2013 was dit nog 23% (cijfers CBS). Hoeveel leerlingen daarvan (mogelijk) hoogbegaafd zijn is niet onderzocht.

Op basis van het feit dat hoogbegaafde leerlingen niet automatisch ‘excelleren’ kun je dus stellen dat het excellentie- en toptalentenbeleid vanuit het ministerie en de scholen geen relatie heeft met hoogbegaafdheid. Je loopt hiermee het risico veel potentieel over te slaan.

Er is in de afgelopen jaren vanuit de scholen zelf meer aandacht voor hoogbegaafdheid in het onderwijs gekomen, onder andere via voltijds scholen voor hoogbegaafdheid. Toch gaat het nog steeds niet goed met deze groep kinderen. Te vaak vallen deze leerlingen uit, of hebben onderweg ondersteuning nodig om het schoolsysteem te doorlopen. Het lijkt erop dat juist een bepaalde groep hoogbegaafde leerlingen vaker uitval laat zien dan anderen groepen. In de volgende alinea gaan we daarom in op die verschillende groepen.

Ontwikkelingsvoorsprong: meerdere groepen kinderen.
Het gebruik van verschillende criteria voor hoogbegaafdheid om hoogbegaafde kinderen te signaleren is een onderwerp waar nog weinig over gesproken wordt. Een onderscheid dat van belang is omdat er momenteel maatschappelijk en onderwijstechnisch geen aandacht is voor meerdere soorten hoogbegaafdheid, en deze ook niet gezien en benoemd worden. De manier waarop we met kinderen met een ontwikkelingsvoorsprong op een ander gebied dan cognitief (bijvoorbeeld op het gebied van sport, kunst of muziek) omgaan verschilt daarentegen enorm. Dit is te linken aan het vlak waarop ze een ontwikkelingsvoorsprong hebben. Het bepaalt ook voor een groot deel hun kans op gezien (gesignaleerd) te worden en daarmee meteen hun kans op juiste begeleiding.

1. Sportbegaafde en kunstbegaafde kinderen
Kinderen met een talent op het gebied van muziek of kunst of zij die een groot atletisch- of danstalent bezitten worden vaak al op jonge leeftijd gesignaleerd, gescout en geselecteerd. De kinderen worden door specialisten op hun talentgebied begeleid om deze ontwikkeling te optimaliseren. Hierbij wordt er speciaal aandacht geschonken aan hun intrapersoonlijke ontwikkeling: de kinderen leren zichzelf en hun ontwikkeling te analyseren en te reflecteren op die ontwikkeling. Hard werken om een hoog niveau te halen is daarbij het startpunt, waarbij er duidelijk geïnvesteerd wordt in een growth mindset en motivatie. Ouders worden nauw betrokken bij de begeleiding.

Hier ligt een significant verschil met het onderwijs. Daar waar hard werken in sport en kunsten als normaal gezien wordt, wordt hard werken in het onderwijs gekoppeld aan achterstand, aan het niet goed zijn in leren of aan onnodig streberig gedrag. Het is niet standaard dat er positief gereageerd wordt op kinderen die meer weten dan de leerkracht op bepaalde gebieden. Sterker nog, veel leerkrachten ervaren het als een bedreiging als een leerling meer weet. Ook onder medeleerlingen wordt het niet gemakkelijk geaccepteerd als je leergierig bent. Je loopt al snel het risico buitengesloten te worden uit de groep. De sociale druk als je ‘anders’ in elkaar zit, is daarom van jongs af aan al hoog. Specifieke subgroepen van hoogbegaafde kinderen die door leraren niet gesignaleerd of geïdentificeerd worden – onder andere te wijten aan onderpresteren, geen aansluiting hebben met leeftijdsgenoten of in het onderwijs ondergewaardeerde talenten zoals creativiteit -, lopen het risico op een verminderd psychologisch welbevinden. De groep hoogbegaafde kinderen is daarmee automatisch een kwetsbare groep.

2. Academisch begaafde kinderen
Kinderen met academische talenten op school worden daarnaast vaak nauwelijks uitgedaagd. Ze leren weinig op school en worden niet gemotiveerd. Dat geldt niet alleen voor de basisschool. Zelfs op het gymnasium en de universiteit is er nauwelijks uitdaging te vinden en raken leerlingen en studenten opnieuw teleurgesteld en gedemotiveerd. Voor hun resultaten hebben ze vaak niet hoeven werken of leren, waardoor ze geen vaardigheden geleerd hebben. Kinderen die goed presteren zijn meestal degenen die zich het beste aan het schoolsysteem aanpassen. Deze aanpassing aan het systeem is een ernstige belemmering voor het signaleren van deze groep en daarmee de ontwikkeling van deze kinderen. Omdat ze goede cijfers halen gaan de onderwijsinstellingen ervan uit dat het onderwijs dat gegeven wordt voor deze kinderen passend is. Wij willen graag deze aanname omdraaien: als kinderen zo hoog kunnen presteren terwijl ze nauwelijks moeite hoeven te doen, leren ze dan wel iets? En excelleren ze dan wel? Er blijft een hoop potentie onbenut! Motivatie is onlosmakelijk gekoppeld aan inzet en prestatie. Pas als een kind kan reiken naar een ‘leerlevel’ hoger (zone van naaste ontwikkeling) is het mogelijk te laten zien wat je kunt.

Het merendeel van deze leerlingen loopt vast door de combinatie van een niet passend onderwijsprogramma, niet passende benadering, gemis aan expertise en onbegrip zorgt ervoor dat deze kinderen faalangst ontwikkelen en een fixed mindset opbouwen. Investeringen op (intra)persoonlijke ontwikkeling en ruimte voor kritisch denken zijn factoren die te weinig aandacht en ruimte krijgen krijgen in het onderwijs, terwijl dit juist erg belangrijk is en vaak ook bepalend voor een optimale talentontwikkeling. Een hoog IQ alleen is niet voldoende.

Voor deze groep, de academisch hoogbegaafden, kan verbreding en versnelling in het onderwijs met een juiste benadering vanuit de leerkrachten (‘leraar nominatie’) ’een oplossing kan zijn. Voorwaarde is daarbij wel dat ze gesignaleerd worden en blijven, zodat hier op ingezet kan worden.Vroegsignalering speelt een grote rol bij preventie van uitval van deze groep. Dit geldt niet alleen voor de kinderen die over een domein- of schoolspecifiek of (bijvoorbeeld wiskunde, science, talen of techniek) talent beschikken, maar ook voor de creatief begaafde kinderen.

3. Creatief begaafde kinderen
Creatieve hoogbegaafden worden gehinderd in hun ontwikkeling omdat onderwijs ingedeeld is in specifieke en cognitieve domeinen en er weinig ruimte is voor hun vaak niet-schoolse talenten, hun out-of-the-box manier van denken en specifieke leerstijl en -behoeftes. De talentontwikkeling vindt vaker naast school plaats, alleen niet op schoolse vaardigheden. Hun talenten vallen ook vaak buiten schoolse vaardigheden, vragen divergent denken en passen daarom ook niet in de schoolse setting.

Het signaleren van deze groep is nog extra lastig door afleidende factoren die verkeerd uitgelegd kunnen worden zoals leergierig maar niet zichtbaar, niet naar buiten gericht: verlegen meisjes, kinderen met een ontwikkelingsvoorsprong die alleen onder voorwaarden zichtbaar is (thuis, in veilige omstandigheden), stuiterballen, explosieve kinderen, drop-outs, kinderen met grote faalangst of met een scheve ontwikkeling, Daarnaast is er nog sprake van een groep kinderen met een groot potentieel die leerproblemen heeft, vaak door de conventionele leerbenadering in school. Zeer creatieve hoogbegaafde kinderen ervaren bovendien minder gevoelens van welbevinden dan minder creatief begaafde kinderen, terwijl het omgekeerde geldt voor kinderen die door hun leraar worden genomineerd.

4. Meervoudig begaafde kinderen
Wat het signaleren en begeleiden bemoeilijkt is dat de begaafdheid soms breed is: kinderen die academisch een voorsprong hebben kunnen bijvoorbeeld ook een groot sporttalent zijn of creatief in denken. Creatief hoogbegaafde kinderen hebben misschien ook een zangtalent, die tijd, aandacht en investering eist.

Een dubbel getalenteerd kind kan er dan voor kiezen om zijn talent echt hoofdzakelijk in te zetten op buitenschools gebied, en school ‘erbij’ te doen – zeker als de begaafdheid daar niet gesignaleerd is. Op school laten deze kinderen gemiddelde prestaties zien. Als de buitenschoolse carrière op school niet bekend is, is dit kind automatisch buiten beeld.

De breedte om bij meerdere en verschillende talenten in een kind aan te sluiten wordt gehinderd door het onderwijssysteem, dat gericht is op het volgordelijk doorlopen van het schoolcurriculum in een strak georganiseerde omgeving volgens vaste (denk)kaders. Dat is jammer omdat juist hun talenten hen helpen om ook op school redelijke prestaties te laten zien.

Er is voor deze kinderen weinig ruimte om de eigen ontwikkelingslijn te volgen. De kans dat we zien dat deze kinderen grote talenten hebben is daarmee beperkt. Tenzij we de moeite nemen om vroegtijdig te signaleren. Hoe eerder signalering plaatsvindt, des te sneller kan er ingespeeld worden op de behoeften die specifiek horen bij dit kind. Aan een goede signalering zijn wel voorwaarden verbonden.

Voorwaarden (h)erkenning
• signalering start vanaf het moment dat kinderen op de wereld zijn. Hierbij wordt ook   rekening gehouden met  hoogbegaafdheid in de familie;
• het consultatiebureau signaleert wat het kind daadwerkelijk kan op het moment dat hij wordt gezien, in plaats van te kijken naar wat het kind volgens zijn leeftijd zou moeten kunnen;
• investering in kinderopvangorganisaties op het thema hoogbegaafdheid is aantoonbaar aanwezig in verband met de begeleiding van het kind;
• scholen aanvaarden het advies van het consultatiebureau en/of kinderopvangorganisatie als daar al een voorsprong is gesignaleerd;
• investering op thema hoogbegaafdheid is in school aantoonbaar aanwezig;
• kennis ontwikkelingsvoorsprong/hoogbegaafdheid is aanwezig;
• tools voor het herkennen van een ontwikkelingsvoorsprong/hoogbegaafdheid zijn aanwezig;
• kennis in opvang, onderwijs en op het consultatiebureau van onderscheid karakteristieken van hoogbegaafdheid en karakteristieken stoornissen om verwarring en misdiagnoses te voorkomen;
• kennis over het psychologisch welzijn van hoogbegaafden;
• professional heeft een open houding naar ouders ten aanzien van hun positie als kind-expert;
• besef dat het niet alleen draait om cognitieve vaardigheden, hoge cijfers/scores en schoolprestaties;
• besef dat er, in tegenstelling tot  gangbare gedachte, geen sprake is van een verhoogde mate van sociale en emotionele problematiek bij een ontwikkelingsvoorsprong of hoogbegaafdheid. Soms is het zelfs zo dat er sprake is van een snellere sociale en emotionele ontwikkeling en dat deze ontwikkeling op een hoger niveau plaatsvindt;
• besef dat kinderen er niet altijd op eigen kracht komen, dat ook zij soms extra ondersteuning nodig hebben en dat ze net zoveel recht en en baat hebben bij uitleg als hun klasgenoten;
• zich bewust zijn van de mythes over hoogbegaafdheid;
• expertise is aantoonbaar aanwezig in het curriculum voor de opleiding tot pedagogisch medewerker;
• expertise is aantoonbaar aanwezige op dit thema bij de opleiding tot leerkracht; Samenwerkingsverbanden, leerplichtambtenaren, onderwijsinspectie en onderwijsconsulenten hebben de verplichting om expertise en budget in te zetten bij het samenwerkingsverband op dit thema;
• bewustzijn over het feit dat kinderen niet altijd specifiek in één categorie van begaafdheid vallen;
• besef het signaleren van hoogbegaafdheid met hulp van een IQ test zijn beperkingen kent: er zijn kinderen die ondanks hun begaafdheid niet boven de 130 scoren op de test. Dit bijvoorbeeld vanwege gebrek aan kennis bij de tester of omdat de gekozen test of een IQ test in het algemeen niet past bij de vaardigheden van een kind.

Gevolgen niet correcte of niet (tijdige) (h)erkenning
• niet gezien worden;
• niet krijgen wat je nodig hebt of past bij je sociale, emotionele en
cognitieve ontwikkeling;
• negatieve effecten op zelfbeeld;
• negatieve ontwikkeling op motivatie;
• ontwikkeling faalangst en fixed mindset;
• ontbreken van een stimulerende omgeving;
• natuurlijke ontwikkeling raakt verstoord;
• verhoogd risico op uitval in het onderwijs;
• verhoogd risico op uitval qua gezondheid;
• risico op depressie, angsten, psychische of psychiatrische problemen en
zelfmoord;
• risico wachtkamersituatie op school;
• risico op schade op alle vlakken bij het kind;
• leert niet de vaardigheden die hij later nodig heeft;
• risico dat de signalen die een beschadigd kind afgeeft verkeerd worden
geïnterpreteerd, mede door diagnosticering door het onderwijs zelf;
• risico onnodige verwijzing naar jeugdgezondheidszorg, de huisarts, de
psycholoog, psychiater en/of het ziekenhuis bij verkeerd lezen signalen;
• risico onnodige verwijzing naar verkeerd speciaal onderwijs bij verkeerd lezen
signalen;
• verkeerd lezen van de onderwijsopbrengsten bij niveauverwijzing voortgezet
onderwijs, met tot gevolg niet passend advies Voortgezet onderwijs;
• als gevolg van de vorige twee stappen: opnieuw risico op wachtkamersituatie;
• risico misdiagnoses;
• risico verkeerde behandelstrategieën;
• risico tijdelijk of permanent thuiszittersschap;
• risico verdwijnen uit het onderwijssysteem, en daarmee het uit beeld raken van
het kind;
• uitval ouders op het werk/opzeggen baan;
• kosten voor ouders ten aanzien van niet-vergoede hulp;
• akkoord van ouders voor misdiagnostiek ivm vergoeding kosten en vergoeding
voor hulp op school; Hulp wordt alleen vanuit diagnose vergoed. Er wordt dan
geen rekening gehouden met hoogbegaafdheid;
• geen optimale start in arbeidssituatie bij volwassenheid;
• niet benutten van volledig potentieel in het arbeidzaam leven;
• als gevolg daarvan risico op arbeidsconflicten, uitval, burn-out, depressie
etc.

Stand van zaken nu op consultatiebureau
Dossieronderzoek (stichting 360grView) duidt dat vroegsignalering op ontwikkelingsvoorsprong alleen gebeurt als de consultatiebureau-arts:
• ervaren is met het thema;
• zelf een achtergrond heeft vanuit hoogbegaafdheid vanuit persoon of gezin;
• het van Wiechenschema breed ingezet wordt en er structureel doorgetoetst
wordt: niet kijken naar wat het kind nu moet kunnen, maar wat het kind
daadwerkelijk kan op het moment dat het gezien wordt;
• er een pro-actieve signaleringssituatie gecreëerd wordt door positieve
uitwisseling van informatie met ouders;
• er niet alleen wordt uitgegaan van normaalnorm.

Conclusie dossieronderzoek: vroegsignalering van een ontwikkelingsvoorsprong/hoogbegaafdheid gebeurt nauwelijks via het consultatiebureau. Er is slechts sprake van signalering van P10 uitval op de norm. Daarnaast is het consultatiebureau voor veel ouders met een kind met een ontwikkelingsvoorsprong niets meer dan een weeg- en meetbureau. Ouders ervaren geen kundige sparringpartner in de consultatiebureau-artsen en -verpleegkundigen. Daarnaast zijn ouders bang voor misvattingen, voelen ze zich niet gehoord en krijgen ze te vaak adviezen die niet passen bij kinderen met een ontwikkelingsvoorsprong.

Oplossing vanuit vroegsignalering m.b.v. startdocument: rapportage vanuit vroegsignalering door o.a. het consultatiebureau
1. Zorg ervoor dat het consultatiebureau de taak en mogelijkheden krijgt om
vroeg te signaleren.
2. De bevindingen van 4 jaar continu signaleren kunnen dan, indien de ouders dat
wensen, als startdocument ter ondersteuning aan hen meegeven worden.
3. Met het startdocument kunnen zij gericht op zoek naar een school met passende
expertise.
4. Scholen kunnen met het startdocument van consultatiebureau vanaf het begin
van de onderwijscarrière van het kind op zijn minst insteken op het
ontwikkelingsniveau van het kind.
5. De mogelijkheden en het potentieel van het kind kunnen op deze manier beter
benut worden.

De opbrengsten:
• goed gedocumenteerde rode lijn in de ontwikkeling;
• het startdocument helpt de scholen bij de voorbereiding op passend onderwijs
voor het kind;
• voorkomen van niet correcte of niet (tijdige) (h)erkenning is beter dan
schade voor kind, ouders en maatschappij;
• ouders kunnen bewust kiezen voor de juiste basisschool;
• scholen kunnen zich beter voorbereiden op onderwijsbehoeften van instromende
kinderen;
• leerkracht heeft op de eerste schooldag meteen handvatten om het kind te
benaderen op een manier die past bij een kind met een voorsprong;
• er kan meteen een start gemaakt worden met het opstellen van een OPP
(ontwikkelingsperspectief);
• het risico op misvattingen over het kind wordt sterk teruggedrongen;
• minder risico op een wachtkamersituatie;
• minder risico op uitval/thuiszitten;
• sociale en emotionele groei van het kind is beter geborgd door het plaatsen in
een peergroep;
• het onderwijs kan zich weer bezighouden met waar ze goed in is, namelijk
onderwijs, in plaats van met conflictsituaties met kind en ouders.

Willen we passend onderwijs leveren voor hoogbegaafdheid leerlingen, dan moeten we inzetten op (vroeg-)signalering. Volg de rode draad in de ontwikkeling van het kind. Na de (h)erkenning moet de nadruk liggen op individueel maatwerk in het onderwijs, het op de correcte manier uitleggen van signalen en voorkomen van een verkeerde kijk op het kind en uitval op het gebied van gezondheid. Dit is iets wat de ministeries van OCW en VWS samen op moeten pakken. Hoogbegaafden komen er niet vanzelf, daar is degelijk hoogbegaafdenbeleid voor nodig, zowel in de groep 0-4 jarigen als in de groep 4 en ouder.

Een lang, vaak pijnlijk en nutteloos duur traject voor school, ouders en kind met misdiagnoses en onnodige zorgkosten worden hiermee voorkomen. Het onderwijs kan weer doen waar ze goed in is: het kind vanaf het begin passend onderwijs bieden en

ervoor zorgen dat de leerlijn van het kind daadwerkelijk stijgt. Door vroegsignalering wordt het mogelijk problematiek rondom hoogbegaafde kinderen voorgoed uit te bannen.

Winstpunten zitten hierin dus zowel aan de kant van het ministerie van VWS als aan de kant van het ministerie van OCW. We vragen om de samenwerking tussen de twee ministeries te intensiveren en op die manier bij te dragen aan het daadwerkelijk optimaliseren van de kindontwikkeling – met brede opbrengsten voor (alle inwoners van) Nederland, het mogelijk maken van Passend Onderwijs – het speerpunt van het onderwijsbeleid en een correct invulling van het volksgezondheidsbeleid – met vermindering van onnodige kosten.

De belangen zijn groot, niet alleen voor de kinderen zelf maar ook voor Nederland in zijn geheel. Juist hoogbegaafde kinderen zijn degenen die de problemen van nu kunnen oplossen, die oog hebben voor welke richtingen we kunnen kiezen en die antwoorden kunnen geven over vraagstukken met betrekking tot de toekomst en problemen die we mogelijk in de toekomst krijgen. Zij kunnen Nederland naar de top van de kenniseconomie en de wereldeconomie brengen. Innovatief zijn. Banen gaan creëren. Het bedrijfsleven zit hier smachtend op te wachten.

Verdere aanbevelingen:
• Onderzoek naar de groep P90 kinderen om meer informatie te krijgen over
ontwikkelingsvoorsprong is noodzakelijk. Alleen als we weten wanneer er sprake
is van een voorsprong en wanneer we zicht krijgen wat de werkelijke signaleren
van een voorsprong zijn, wordt signaleren ook werkelijk signaleren.
• Vroegsignalering, specifieke kennis over de verschillende vormen van
begaafdheid en de onderwijsbehoeften van deze kinderen moeten vast onderdeel
worden van de lerarenopleidingen.
• Inventarisatie van mogelijkheden tot vroegsignalering op de kinderopvang en
peuterspeelzaal is noodzakelijk gevolgd door scholing van de pedagogisch
medewerkers.

Dorien Kok                        &       Lilian van der Poel

contact@I-CARUS.info              info@XL-leren.com

035-887 0567                              06-18 53 27 75

Vervroegde instroom op de basisschool.

– Eerder naar school –

Wet op primair onderwijs – Artikel 39. Toelatingsleeftijd onderwijs:
39.1
Om als leerling tot een school te worden toegelaten, moet een kind de leeftijd van 4 jaar hebben bereikt.

39.3
In de periode vanaf de leeftijd van 3 jaar en 10 maanden tot het bereiken van de leeftijd van 4 jaar kan het bevoegd gezag kinderen gedurende ten hoogste 5 dagen toelaten. Deze kinderen zijn geen leerlingen in de zin van de wet.

Kinderen ontwikkelen zich niet gelijk. Soms vormt die leeftijdsgrens voor toelating op de basisschool dus ook werkelijk een probleem. Als een jong kind bijvoorbeeld een taalachterstand heeft, maar ook als een kind eerder toe is aan school – vanuit een cognitieve ontwikkelingsvoorsprong van soms wel 2 jaar.

Juni 2014 – Onderwijsinspectie
Navraag op verzoek van enkele van mijn cliënten over vervroegde instroom bij een ontwikkelingsvoorsprong leverde in juni 2014 de volgende reactie op van het Loket Onderwijsinspectie:
De inspectie meent dat vervroegde toelating in sommige gevallen een uitkomst is voor kinderen met een grote ontwikkelingsvoorsprong en wijst vervroegde toelating dan ook niet per definitie af. Voorop staat de vrijwillige medewerking van de school. Anders gezegd: de school moet akkoord zijn met vervroegde toelating. Is de school niet akkoord, dan is vervroegde toelating niet mogelijk. Er is dus heel nadrukkelijk geen sprake van een recht op vervroegde toelating. 

De wettelijke toelatingsleeftijd voor het basisonderwijs is 4 jaar, maar het bestuur van een school heeft in uitzonderingsgevallen de mogelijkheid aan kinderen onder de 4 jaar toegang te verlenen. Het bestuur zou bij het inwilligen van een dergelijke wens er wel om moeten denken dat:
* de peuter niet als leerling kan worden toegelaten, cq ingeschreven;
* voor de 3 jarige geen rijksbekostiging wordt gegeven;
* ouders van tot de school toegelaten leerlingen bedenkingen kunnen hebben tegen het door de 3-jarige gebruik maken van het onderwijsaanbod, voor zover dat ten koste zou gaan van de eigenlijke leerlingen van de school;
* de bestaande aansprakelijkheidsverzekeringen van de school mogelijk niet op de peuter van toepassing zijn;
* wellicht een aanvullende verzekering moet worden afgesloten die erin voorziet dat zaken geregeld zijn als de peuter iets overkomt of deze zelf iets aanricht dat schade oplevert (door de ouders af te sluiten).

Maatwerkgedachte scholen
We horen vanuit het onderwijswerkveld steeds vaker dat scholen hierop in willen spelen vanuit de maatwerkgedachte. Dat is een goede ontwikkeling. Helaas verloopt dit nog niet altijd goed, afstemming vanuit alle betrokkenen is verder nodig:
In februari 2017 werd ik geïnformeerd over een situatie rond een kind met een ruime ontwikkelingsvoorsprong, waarbij er overeenstemming was tussen ouders en school over de noodzaak van vervroegde instroom. Dit om de natuurlijke ontwikkeling van het kind te ondersteunen en om schade bij het kind te voorkomen. De onderwijsinspectie gaf hiervoor echter geen toestemming. Dit is in tegenspraak met de eerdere reactie van de Onderwijsinspectie.

Februari 2017 – Onderwijsinspectie
De Onderwijsinspectie stelt zich bij nieuwe navraag van mijn kant op het standpunt dat ‘(in ieder geval) structurele toelating van driejarigen tot het onderwijs zonder inschrijving niet de bedoeling is’. De inspectie gaf aan ‘bezig te zijn met het opstellen van een een beleidslijn met OCW, SZW (Samenwerkingsverbanden) en de GGD. Het is afwachten of en wanneer het huidige standpunt wordt gewijzigd.’ Echter: GGD-GHOR april 2017: “Er is in tegenstelling tot wat de inspectie meldt geen nieuwe beleidslijn in de maak.”

November 2017 Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Hernieuwde navraag geeft in november 2017 het volgende antwoord van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW):

Er is binnen de huidige wetgeving geen mogelijkheid om een uitzondering te maken op de toelatingsleeftijd van 4 jaar. Zoals u in uw e-mail al aangeeft, kunt u in artikel 39 van de Wet op het primair onderwijs meer lezen over de toelating en het wennen van een kind op de basisschool.

Op de website van de Inspectie van het Onderwijs kunt u vinden wat er wel wettelijk toegestaan is op het gebied van onderwijs aan driejarigen in opvang-onderwijs. Zo is het soms mogelijk om met de beoogde basisschool van een kind te bespreken of zij lesmateriaal dat aansluit bij de behoefte van het kind beschikbaar willen stellen aan het kinderdagverblijf of de peuterspeelzaal. Op deze manier kan een kind dat daar al aan toe is meer worden uitgedaagd in de groep.

VVE: voorschoolse of vroegschoolse educucatie
In Nederland kennen we het systeem van VVE: voorschoolse (voor kinderen van 2,5 tot 4 jaar) of vroegschoolse (voor kinderen uit groep 1 en 2) educatie indien er sprake is van een achterstand. Kinderen krijgen deze vorm van educatie op de peuterspeelzaal, basisschool of in de kinderopvang. De gemeente bepaalt of een kind hiervoor in aanmerking komt. Meestal gaat dit via het consultatiebureau. In de voorschoolse of vroegschoolse educatie leert een kind al spelend de Nederlandse taal. Zo kan het kind de achterstand inhalen en een goede start maken op de basisschool.

Brede discussie over vroeginstroom
Graag trek ik de discussie over vroeginstroom breder: Nederland is erg succesvol als het gaat om het signaleren van een achterstand (o.a. via vroegsignalering door de consultatiebureau’s) en op het inspelen hierop via de VVE programma’s. Succesvolle implementatie van vroegsignalering staat of valt echter met samenwerking en overeenstemming tussen de onderwijsprofessionals van de basisschool en dé kindspecialist en wettelijk verantwoordelijke: de ouder. Indien nodig aangevuld met een zorgvuldige overdracht van gegevens tussen de zorgprofessionals van het consultatiebureau en de school.

Vroegsignalering
Op 15 juli 2013 hebben we vanuit stichting 360grView, waarvan ik in die tijd voorzitter was, staatssecretaris Martin van Rijn van VWS benaderd met de vraag of het mogelijk is om onderzoek te starten naar het gebruik van het Van Wiechenschema bij het vroeg signaleren van begaafdheid bij jonge kinderen, en of het mogelijk is om hier meer aandacht voor te genereren. De staatsecretaris reageerde hier positief op (brief met kenmerk 108821-PG). De stichting is hier mee aan de slag gegaan, met onder andere het NCJ (Nederlands centrum Jeugdgezondheid).

Bevindingen: voor ouders en voor basisscholen biedt het breed gebruiken van Van Wiechenschema’s op de consultatiebureau’s een concreet aanknopingspunt bij de vraag welk onderwijs het meest passend is voor een kind én wanneer het per kind leeftijdtechnisch gezien in het belang van dat kind is om in te stromen in het basisonderwijs, indien er sprake is van een ontwikkelingsvoorsprong. De zorgvraag die nu vaak in de loop van een schoolcarrière ontstaat kan zo worden beperkt, hetgeen leidt tot een daling van het gebruik van voorzieningen, misdiagnoses en langdurende uitval op school (thuiszitters).

Het NCJ heeft verder in overleg met stichting 360grView succesvol het onderwerp vroegsignalering aangepakt. In goede samenwerking is de brochure ‘Jonge hoogbegaafde kinderen: een bijzondere groep; Kenmerken en problemen’ ontwikkeld (https://ontwikkelingsvoorsprong.info/2014/03/27/ncj-brochure-jonge-hoogbegaafde-kinderen/). Met deze brochure hebben professionals in de JGZ een duidelijk handvat voor het signaleren van potentiële hoogbegaafdheid bij kinderen in de consultatiebureauleefijd. De brochure is zowel binnen het zorgveld als daarbuiten zeer positief ontvangen. Daarnaast is er de door de stichting gemaakte informatieve website http://ontwikkelingsvoorsprong.info, voor ouders, onderwijs- en zorgspecialisten.

Omdat vroegsignalering binnen de consultatiebureaus in lijn is met de in het ‘Plan van aanpak toptalenten 2014-2018’ geformuleerde doelstellingen, hebben wij Staatssecretaris Sander Dekker eveneens op de hoogte gebracht van het verschijnen van de NCJ-brochure en ons onderzoek naar dit thema. Er ligt immers een duidelijke link tussen vroegsignalering en besluitvorming rond vervroegde instroom op de basisschool als we het hebben over maatwerk.

Vroegsignalering van talent op het consultatiebureau leidt niet alleen tot meer maatwerk in het onderwijs maar op termijn ook tot kostenbesparing. Zeker ten aanzien van thuiszitters kan, zoals geconcludeerd in de sessies Preventie op de Thuiszitterstop op 6 februari 2017, vroegsignalering 0-4 jaar een grote rol spelen – niet alleen rond een ontwikkelingsvoorsprong.

Maatwerk
Maatwerk is dus nodig. Het is aan te bevelen het Van Wiechen systeem van vroegsignalering van het consultatiebureau ook actief te gebruiken voor het signaleren van een voorsprong. Zo kan een kind met een voorsprong, net zoals een kind met een achterstand, een passende en waarschijnlijk vroegere start maken op de basisschool. Ruimte voor een 0/1 groep zou wat dat betreft een goed voorbeeld zijn. Een bredere kijk op of hervalidatie van Artikel 39 is daarvoor aan te raden.

Dorien Kok
http://DorienKok.nl

#TK2017: partijstandpunten over onderwijs aan hoogbegaafden

Tweede kamerUPDATES
22 februari: Zie SGP
23 februari: zie PVV
24 februari: zie Ondernemerspartij
27 februari: zie Forum voor Democratie
1 maart: zie CDA
2 maart: zie PvdA en Piratenpartij
10 maart: zie SP
14 maart: zie D66

In een eerder blog van juni 2010  (“PvdA: ‘Hoogbegaafde kinderen kosten klauwen vol geld’”) schreef  ik over de toenmalige standpunten van de politieke partijen in Nederland ten aanzien van onderwijs voor hoogbegaafde kinderen.

Voor de verkiezingen van 2012 deed ik dit opnieuw. Dit keer niet via directe navraag bij de partijen maar via de blog van onderwijsjournalist Ronald Buitelaar, die de onderwijsparagrafen van de verkiezingsprogramma’s heeft verzameld.

Op 15 maart 2017 gaan we weer naar de stembus. Wat is nu de stand van zaken?

Excellentie
In het algemeen pakt het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap onderwijs aan hoogbegaafden op via het thema ‘Excellentie’.

Het gevaar voor hoogbegaafden ten aanzien van de benadering vanuit excellentie is dat vele hoogbegaafde leerlingen niet excelleren en niet gezien en geholpen worden. Hoogbegaafd betekent immers niet altijd dat er sprake is van excelleren. Voorkomende problemen zijn oa leerproblemen, faalangst en onderpresteren, maar ook misdiagnoses spelen een rol. Andersom betekent het feit dat een kind excelleert absoluut niet dat het ook hoogbegaafd is. Excelleren betekent immers eigenlijk alleen maar uitblinken. Veel thuiszitters blijken hoogbegaafde leerlingen te zijn.

Kosten
Staatsecretaris Sander Dekker heeft in april 2016 in antwoord op vragen van Kamerlid Siderius aangegeven dat het onderwijs voor hoogbegaafde leerlingen net als voor andere leerlingen vrij toegankelijk en kosteloos moet zijn. De samenwerkingsverbanden passend onderwijs moeten op papier voorzien in een passend aanbod voor elke leerling, ook voor hoogbegaafde leerlingen.

In de praktijk blijkt dit nog steeds niet altijd zo te zijn. Ouders wordt bijvoorbeeld bij de voordeur van school verplicht om te tekenen voor de betaling van de ouderbijdrage om toegang tot dit onderwijs te krijgen voor hun kind of worden verwezen naar regulier onderwijs als ze de bijdrage niet langer kunnen of gezien bovengenoemde kostenbesluit niet (langer) willen betalen. Ouders durven hiervoor niet hardop aan de bel te trekken, omdat scholen en besturen dan zeggen de speciale afdelingen/scholen mogelijk te sluiten.

Ouders zijn doorgaans diegene bij wie de rekening voor extra begeleiding of onderzoek door experts op de mat valt. Als ze daarvoor draagkrachtig genoeg zijn tenminste, anders staan ze met lege handen. Dit versterkt de ongelijkheid in het onderwijs.

Expertise
Ook missen veel scholen en samenwerkingsverbanden nog de expertise rond deze leerlingen, waardoor maatwerk lastig te verkrijgen is. Problemen worden ook nog te vaak verkeerd uitgelegd, bijvoorbeeld vanuit diagnostiek. Het is daarnaast belangrijk dat deze kinderen niet per se als zorgleerling moeten worden gezien, maar dat het besef er komt dat er maatwerk geleverd moet worden om deze (eigenlijk gewoon alle) kinderen hun natuurlijke ontwikkeling te laten volgen. De maatschappelijke kosten van het niet (h)erkennen van hoogbegaafdheid zijn daarbij hoog, zeer hoog. Zo hoog dat de kosten van eventuele extra begeleiding daarbij in het niet vallen.

Extra aandacht voor passend onderwijs aan hoogbegaafden is dus echt nodig.

Huidige vragen aan de politiek
Concreet zijn de volgende twee vragen met toelichting gesteld aan de deelnemende partijen*:
1. Programma’s en speciaal onderwijs voor hoogbegaafde kinderen moet worden ondersteund. Ziet uw partij dit ook zo en hoe gaat u dit concreet invullen.
2. Hoe ziet uw partij de problematiek rond de extra kosten voor ouders en het tekort aan benodigde expertise.

Partijprogramma’s
Daarnaast heb ik de partijprogramma’s bekeken op het het onderwerp onderwijs in het algemeen, talentontwikkeling, maatwerk, thuiszitters en natuurlijk hoogbegaafdheid.

Hieronder vindt u een samenvatting van de inhoud van de partijprogramma’s per partij benoemd, op volgorde van het kiesnummer. Een eventuele reactie op bovengenoemde vragen wordt daar ook bij elke partij benoemd. Ik heb de partijen die niet reageerden na 14 dagen een herinnering gestuurd.

VVD
“De VVD vindt dat ieder kind de beste kansen verdient om zijn talenten te ontwikkelen. De jeugd heeft immers de toekomst. Om ervoor te zorgen dat onze kinderen in alle opzichten kunnen meedoen in de samenleving is het van levensbelang dat zij goed onderwijs krijgen. Goed onderwijs helpt hen bovendien om zich te ontplooien tot mensen met verantwoordelijkheidsbesef en respect voor ieder individu. Ook biedt goed onderwijs iedere leerling – ongeacht zijn afkomst – kennis van en inzicht in de Nederlandse samenleving en rechtstaat. Goed onderwijs sluit aan bij de arbeidsmarkt en stimuleert ondernemerschap. Ons land heeft een goed opgeleide beroepsbevolking nodig die alle talenten optimaal benut, van jong en oud. Talent zit volgens de VVD niet alleen in de hersens maar ook in de handen. Goede vaklui brengen ons land verder, of je nu loodgieter bent of advocaat.

De VVD vindt dat onderwijs in het teken moet staan van de leerling. Scholen moeten het beste uit iedere leerling zien te halen. Dat kan alleen als de overheid de kwaliteit van het onderwijs centraal stelt. De VVD tolereert niet dat kinderen ondermaats onderwijs krijgen.

Talent krijgt in het onderwijs te weinig kans. Met tal van onderwijsvernieuwingen is geprobeerd om gelijk te maken wat niet gelijk is. Leerlingen moeten als gevolg daarvan te veel  ́passen in het systeem’. De VVD wil dat omdraaien, zodat het systeem zich weer aanpast aan de leerling. Alle individuen zijn immers verschillend, zowel in achtergrond als in ambities en talenten. De VVD kiest voor beter onderwijs om de eisen die aan toekomstige generaties gesteld worden voor te zijn. De VVD investeert daarom 2,5 miljard euro extra in het onderwijs.

De VVD wil ruim baan geven aan het gymnasium, en hoogbegaafdheid moet serieus worden genomen in het onderwijs: bijzonder talent verdient bijzondere aandacht.”

Het complete verkiezingsprogramma van de VVD is hier te vinden.”

PvdA
“Onderwijs is een cruciale waarde in de vormende jaren van kinderen en jongeren. Zij leren stap voor stap de wereld kennen en kunnen in deze periode het gemakkelijkst en gretigst nieuwe dingen leren. Zij moeten in die jaren alle kansen krijgen om zich kennis en vaardigheden eigen te maken, en hun persoonlijkheid, hun wereldbeeld en hun interesses te vormen. Een gunstige, inspirerende start blijft een leven lang doorwerken. Ouders en verzorgers hebben hierin een grote verantwoordelijkheid, en daarnaast is het onderwijs van onschatbare waarde.

Het ene kind ontwikkelt zich sneller dan het andere, doordat talenten uiteenlopen maar ook doordat de sociaaleconomische achtergrond per kind verschilt. In het gehele onderwijs moeten we dan ook de hindernissen wegnemen voor kinderen die met een achterstand beginnen, en recht doen aan ‘laatbloeiers’ die in een ander tempo leren dan gemiddeld. Behalve kennisoverdracht en cognitieve ontwikkeling moeten ook persoonlijke, sociaal- emotionele ontplooiing en burgerschap deel uitmaken van het onderwijs. Dit vereist uitstekend onderwijs voor iedereen, juist ook voor kinderen die van huis uit minder meekrijgen, en juist ook in de meest kwetsbare wijken. Zo draagt het onderwijs bij aan de vorming van zelfstandige en autonome burgers die volwaardig aan de samenleving kunnen deelnemen.”

Het woord hoogbegaafd(heid) komt niet voor in het partijprogramma van de PvdA.

UPDATE 2 maart: Schriftelijke reactie publieksvoorlichting PvdA  op gestelde vragen betreffende hoogbegaafdheid:

2017-pvda-antwoorden

Het complete verkiezingsprogramma van de PvdA is hier te vinden.

PVV
De woorden onderwijs en hoogbegaafd(heid) komen niet voor in het partijprogramma van de PVV.

UPDATE 23 februari: Schriftelijke reactie publieksvoorlichting PVV op gestelde vragen betreffende hoogbegaafdheid:
20170223-pvv-antwoordHet complete verkiezingsprogramma van de PVV is hier te vinden.

SP
“Passend onderwijs is nu teveel knellend onderwijs. Het speciaal onderwijs blijft gegarandeerd voor leerlingen met een (ernstige) beperking, gedragsproblemen of zeer lage intelligentie. We investeren in specifieke leerprogramma’s met kleine klassen en voldoende ondersteuning. Speciale programma’s voor hoogbegaafden worden beschermd.

De ouderbijdrage wordt begrensd en is altijd vrijwillig, alle kinderen moeten kunnen meedoen aan activiteiten. Scholen die hiermee sjoemelen worden beboet.”

UPDATE 10 maart: Schriftelijke reactie SP via beleidsmedewerker Petra Schijvenaars op gestelde vragen betreffende hoogbegaafdheid:
20170310 SP Antwoorden #TK2017

Het complete verkiezingsprogramma van de SP is hier te vinden. Het kamerstuk waar de SP in haar antwoord naar verwijst is hier te lezen.

CDA
“Goed onderwijs is de belangrijkste investering in het land dat wij willen doorgeven. Onze ouderen hebben ons land opgebouwd, maar onze kinderen zijn de toekomst. Het is onze taak om hen thuis en op school goed voor te bereiden op hun rol en plek in de samenleving en de wereld daarbuiten. Goed onderwijs biedt alle kinderen en jongeren de kans om hun talenten te ontwikkelen en uit te groeien tot volwaardige en betrokken burgers.

Ondanks de belofte van ‘passend onderwijs’ voor alle kinderen is het aantal thuiszitters nauwelijks afgenomen.

Omdat ieder kind recht heeft op onderwijs is het idee achter het passend onderwijs op zich goed; de praktijk is echter veel te bureaucratisch, te weinig gericht op preventie en daardoor niet effectief. Te veel kinderen zitten alsnog thuis in plaats van op school. Wij willen dat scholen meer mogelijkheden en middelen krijgen om maatwerk te bieden, zowel voor kinderen die meer zorg nodig hebben als voor kinderen die meer uitdaging nodig hebben. Daarbij staat het belang van het kind altijd centraal in de toewijzing van budgetten.”

Het woord hoogbegaafd(heid) komt niet voor in het partijprogramma van het CDA.

UPDATE 1 maart: Schriftelijke reactie publieksvoorlichting CDA op gestelde vragen betreffende hoogbegaafdheid:

tk2017-cda-antwoorden

Het complete verkiezingsprogramma van het CDA is hier te vinden.

D66
“Goed onderwijs is, naast het gezin waarin je opgroeit, de aanjager van kansen en de motor van persoonlijke groei en ontplooiing. Een leven lang. Door onderwijs vergroot je niet alleen je kennis en ontwikkel je taal-, reken- of vakman vaardigheden: onderwijs bereidt je ook voor op een leven in een samenleving waarin er oog is voor de ander en waar mensen in staat zijn zelf goede keuzes te maken.

Talent en inzet zijn de enige factoren die het succes van het individu bepalen. Ongeacht je afkomst, kansen voor de toekomst.

Stimuleer getalenteerde leerlingen:
Uit vergelijkende onderzoeken blijkt keer op keer dat zwakkere leerlingen zich dankzij het Nederlandse onderwijsstelsel goed ontwikkelen. Dat is iets om trots op te zijn en op voort te bouwen met onze agenda van kansengelijkheid. Tegelijkertijd zijn wij veel minder goed in het ontwikkelen van de meest getalenteerde leerlingen en studenten. Wij zijn ervan overtuigd dat toptalent alleen maar belangrijker wordt voor het economisch en maatschappelijk succes van Nederland in een globaliserende wereld. Daarom wil D66 dat specifieke programma’s, zoals plusklassen en honoursprogramma’s, ruimschoots beschikbaar en toegankelijk zijn. Daar waar een kleine school deze niet kan aanbieden moet er met scholen in de buurt en de gemeente gezocht worden naar oplossingen. Daarnaast nemen we barrières weg, bijvoorbeeld door minderjarige leerlingen die naar de universiteit gaan, net als ieder ander toegang tot het sociaal leenstelsel te geven.

Passend onderwijs – voor achterblijvers én hoogbegaafde leerlingen:
Elk kind heeft recht op onderwijs op zijn of haar eigen niveau, binnen de eigen mogelijkheden. Of leerlingen nu achterblijven of juist hoogbegaafd zijn, of achterblijven omdát ze hoogbegaafd zijn: D66 wil hun leerrecht wettelijk verankeren. Voor kinderen die extra zorg nodig hebben, zijn extra budgetten beschikbaar. D66 wil het toekennen van deze budgetten eenvoudiger maken. Een aanvraag door school en ouder moet in principe voldoen. Passend onderwijs moet ook voorzien in specifieke behoeften van leerlingen met beperkingen. In sommige gevallen is en blijft speciaal onderwijs door vakspecialisten noodzakelijk.

Thuiszitten is nooit een acceptabel alternatief. De recente invoering van passend onderwijs verplicht schoolbesturen om samen te werken in het aanpassen van het onderwijs aan de onderwijsbehoefte van de leerling. Zo kunnen meer leerlingen in het regulier onderwijs blijven en wordt schoolverzuim tegengegaan. De ontstane samenwerkingsverbanden voor passend onderwijs zullen de komende jaren hard moeten werken om het aantal thuiszitters terug te dringen. Extra aandacht is nodig voor het vergroten van de betrokkenheid van de ouders en het beperken van de administratieve belasting van ouders en leraren.

Koester bijzonder talent:
D66 koestert jong sportief, creatief en ondernemend talent. Deze talenten lopen soms tegen de inflexibele structuur van het schoolse leven aan, ondanks de inzet van bijvoorbeeld Topsport Talentscholen (LOOT) of creatieve opleidingen zoals conservatoria. D66 wil dat we voor deze talenten flexibel omgaan met onderwijstijd en -doelen. Wij streven ernaar de mogelijkheden voor sportieve en creatieve talenten in het onderwijs te optimaliseren.”

UPDATE 14 maart: Schriftelijke reactie Irene van den Broek van D66  op gestelde vragen betreffende hoogbegaafdheid:
D66 20170314 #tk2017
Het complete verkiezingsprogramma van D66 is hier te vinden.

ChristenUnie
“Het onderwijs dat je geeft, is bepalend voor het land dat je bouwt. Onderwijs biedt kansen en perspectief. Nederland heeft dankzij de onderwijsvrijheid een wereldwijd uniek en sterk onderwijssysteem, met een grote diversiteit aan scholen. Ouders kunnen kiezen voor het onderwijs dat aansluit bij de opvoeding en levensovertuiging. De ChristenUnie staat pal voor de vrijheid van onderwijs.

Ieder kind is anders, gemiddelde kinderen bestaan niet. Iedereen heeft het recht om zijn of haar talenten te ontwikkelen: of je nu goed bent in taal en rekenen of juist met je handen. Of je nu veel of weinig beperkingen hebt. De ChristenUnie wil investeren in de toekomst van onze kinderen en kleinkinderen.

Uitval voorkomen: Een goede begeleiding van de overgang naar een volgende school, omdat het risicomomenten zijn voor schooluitval en leerproblemen.
Inclusief en passend onderwijs: Ieder kind heeft het recht om mee te doen.
Er komt meer ruimte voor maatwerk voor kinderen met een beperking of chronische ziekte, bijvoorbeeld om lestijden aan te passen.
Zorgbudget direct via scholen: Schoolbesturen zijn verantwoordelijk voor een passende plek voor iedere leerling. Daarom worden de zorgbudgetten directer ingezet op school.”

Het woord hoogbegaafd(heid) komt niet voor in het partijprogramma van de ChristenUnie.

Het complete verkiezingsprogramma van de ChristenUnie is hier te vinden.

GroenLinks
“Kansrijk onderwijs: Het onderwijs wordt gedomineerd door het economisme. Vanaf jonge leeftijd worden kinderen opgeleid tot producten voor de arbeidsmarkt. De vroege selectie begrenst de kansen van kinderen. Afkomst bepaalt welke opleiding zij volgen. Er gaat iets grondig fout als de talenten van jongeren worden verspild en zij hun dromen niet kunnen najagen.

GroenLinks wil kansrijk onderwijs met scholen waarin kinderen opgroeien tot zelfbewuste en nieuwsgierige volwassenen die vol zelfvertrouwen hun weg vinden in de moderne samenleving. Ieder kind is anders en ontwikkelt zich anders. Jonge mensen moeten op ieder schoolniveau, van vmbo tot vwo, van mbo tot universiteit, het beste uit zichzelf kunnen halen. We willen inclusieve scholen waar leerlingen hun eigen ontwikkeltempo kunnen volgen, waar ze leeftijdsgenoten met verschillende achtergronden ontmoeten en waar leerkrachten trots kunnen zijn op hun vak. Laatbloeiers krijgen een tweede, derde, en als het nodig is, een vierde kans.”

Het woord hoogbegaafd(heid) komt niet voor in het partijprogramma van GroenLinks.

Het complete verkiezingsprogramma van GroenLinks is hier te vinden.

SGP
“De overheid moet er op toezien dat alle kinderen onderwijs krijgen. Als ouders door middel van thuisonderwijs aan de leerplicht willen voldoen, dan dient de overheid die keuze te accepteren en te respecteren. Wel ziet zij er door periodieke controle op toe of dit thuisonderwijs aan basale wettelijke vereisten voldoet.

Ouders en docenten verdienen ook volop ruimte en vertrouwen om het onderwijs in vrijheid in te richten. Zo is het niet aan de overheid om te bepalen wat excellent onderwijs is. Dat is namelijk niet neutraal vast te stellen.

Het woord hoogbegaafd(heid) komt niet voor in het partijprogramma van de SGP.

UPDATE 22 februari: Schriftelijke reactie SGP via beleidsmedewerker G. Leertouwer op gestelde vragen betreffende hoogbegaafdheid:2070222-sgp-antwoordenHet complete verkiezingsprogramma van de SGP is hier te vinden.

Partij voor de Dieren
“Goed en toegankelijk onderwijs vormt het fundament van een vrije, democratische samenleving. Een samenleving bloeit alleen als iedereen, ongeacht zijn of haar afkomst, de kans krijgt zich te ontwikkelen en de opleiding te volgen die past bij zijn of haar vermogens. Toegankelijkheid van het onderwijs is een kernwaarde die te allen tijde onze verdediging verdient – en sinds de afschaffing van de basisbeurs zelfs weer moet worden bevochten.

Scholen moeten niet worden afgerekend op cijfers, maar op de daadwerkelijke ontwikkeling van de leerling. De rekentoets wordt afgeschaft en doorstromen naar een volgende opleiding wordt makkelijker gemaakt in plaats van moeilijker. Onderwijs moet niet alleen gericht zijn op het ontwikkelen van cognitieve vermogens maar op de ontplooiing van álle menselijke vermogens, inclusief sociale, emotionele, motorische en creatieve vermogens.

Leraren, leerlingen en ouders krijgen veel meer autonomie bij het bepalen van prioriteiten. Geen onderwijs dat gebaseerd is op standaardisatie, controle, concurrentie en zakelijke managementmodellen.

Onderwijs wordt toegesneden op de menselijke maat. Daarbij gedijen zowel leerlingen als leraren.”

De Partij voor de Dieren is tegen bezuinigingen in het passend onderwijs: “Door te bezuinigingen op passend onderwijs dreigen kinderen de extra begeleiding kwijt te raken die voor hen zo broodnodig is om onderwijs te kunnen volgen. Duizenden kinderen zitten thuis en raken in een isolement doordat is bezuinigd op passend onderwijs. We moeten veel meer investeren in aangepaste les- programma’s, zodat geen kind tussen wal en het schip valt. Ook programma’s en speciaal onderwijs voor hoogbegaafde kinderen worden ondersteund.”

Het complete verkiezingsprogramma van de PvDD is hier te vinden.

50Plus
“In het primair onderwijs wil 50PLUS de klassen verkleinen en het aantal lesuren per docent verminderen. De indirecte taken verminderen, waardoor er meer aandacht voor de leerling is. 50PLUS ziet voor- en nadelen van bijzonder onderwijs en wil hier graag een publiek debat over. 50PLUS is geen voorstander van het ‘passend onderwijs’.”

Het woord hoogbegaafd(heid) komt niet voor in het partijprogramma van 50Plus.

Het complete verkiezingsprogramma van 50Plus is hier te vinden.

OndernemersPartij
“De jeugd heeft de toekomst en de toekomst van ons land ligt in handel en ondernemen. De OndernemersPartij vindt het van wezenlijk belang dat de jeugd al op jonge leeftijd onderwezen wordt in de mogelijkheden van goed ondernemerschap en zij ondernemerstalent zo vroeg mogelijk wordt ontdekt en gestimuleerd. Aanstormende jonge ondernemers moeten optimaal worden begeleid door onderwijs en bedrijfsleven.

Teneinde het onderwijs betere aan te laten sluiten bij de ondernemerspraktijk is het van belang dat ondernemersorganisaties een wettelijke stem krijgen bij de vaststelling van het curriculum. In de overleggen op onderwijsniveau zal daarom het bedrijfsleven hierin standaard vertegenwoordigd moeten zijn.”

Het woord hoogbegaafd(heid) komt niet voor in het partijprogramma van de Ondernemerspartij.

UPDATE 24 februari: Schriftelijke reactie Ondernemerspartij via lijsttrekker Hero Brinkman op gestelde vragen betreffende hoogbegaafdheid:
20170224-ondernemerspartij-antwoorden

Het complete verkiezingsprogramma van de Ondernemerspartij is hier te vinden.

VNL
“De kwaliteit in het basis- en voortgezet onderwijs moet omhoog. Op school staat kennisoverdracht dus weer centraal. Individualiseer het onderwijs: geef leerlingen de ruimte om te werken op eigen niveau.”

Het woord hoogbegaafd(heid) komt niet voor in het partijprogramma van VNL.

Het complete verkiezingsprogramma van Voor Nederland is hier te vinden.

Denk
“Het onderwijs stelt individuen in staat om hun talenten te ontplooien, waardoor het onderwijs van nu de toekomst van morgen is. Voor DENK is het van belang dat die toekomst voor iedereen dezelfde mogelijkheden biedt, ongeacht de afkomst, de grootte van de portemonnee of de opleiding van de ouders. DENK wil daarom maatregelen nemen om iedereen in het onderwijs gelijke kansen te bieden. Kinderen die zicht hebben op een hoger schooladvies, moeten de kans krijgen om zich ook op een hoger niveau te bewijzen. Het is van belang dat kinderen van verschillende niveaus samen met elkaar leren in brede scholen en brede (brug-)klassen. Kinderen die wat meer moeite hebben met leren, krijgen zo de kans om zich op te trekken aan kinderen die dingen wat sneller oppakken.”

Het woord hoogbegaafd(heid) komt niet voor in het partijprogramma van Denk.

Het complete verkiezingsprogramma van Denk is hier te vinden.

Nieuwe Wegen
“Alle kinderen in Nederland hebben recht op goed onderwijs en op goede begeleiding en zorg. Als het aan Nieuwe Wegen ligt keert de menselijke maat terug in het onderwijs. Het Nederlandse onderwijssysteem wordt weer een voorbeeld voor de wereld. Te allen tijde dient de leerling centraal te staan en niet het behalen van zoveel mogelijk rendement. Het geld volgt de leerling en niet andersom. Onderwijs en jeugdhulp/jeugdzorg zouden als een ritssluiting met elkaar verbonden moeten zijn. Passend Onderwijs slaagt als kinderen les krijgen binnen een veilige omgeving. Dat lukt alleen als jeugdhulp en jeugdzorg op de juiste plaats preventief kan helpen. De afstand tussen jeugdzorg en onderwijs is te groot. Elke school voor Primair Onderwijs, Voortgezet Onderwijs en Middelbaar Beroepsonderwijs heeft een centrum voor jeugdhulp of jeugdzorg.”

Het woord hoogbegaafd(heid) komt niet voor in het partijprogramma van Nieuwe Wegen.

Het complete verkiezingsprogramma van Nieuwe Wegen is hier te vinden.

Forum voor Democratie
“Niets is belangrijker voor de toekomst van ons land dan goed onderwijs. Een drastische verbetering van het basis- en middelbaar onderwijs is noodzakelijk. Hiervoor zijn geen ingewikkelde ‘hervormingen’ nodig – eerder het omgekeerde: rust in de tent en veel ruimte aan scholen en onderwijsinstellingen om zelf te bepalen wat het beste is voor de leerling. De focus moet liggen op de kwaliteit van het onderwijzend personeel – en kwaliteit wordt dan ook beter beloond. Basisonderwijs naar Fins model – het meest succesvolle basisonderwijs ter wereld, waar onderwijs op maat wordt geboden aan élk kind, en waar volop tijd en ruimte bestaat voor creatieve vakken én voor persoonlijke ontwikkeling. Versoepeling Wet Passend Onderwijs: niet alle kinderen zijn gebaat bij een oplossing in een reguliere basisschool. Aan leerkrachten worden daardoor soms onmogelijke eisen gesteld, terwijl het bovendien ten koste gaat van de kwaliteit in de klas.”

Het woord hoogbegaafd(heid) komt niet voor in het partijprogramma van Forum van Democratie.

UPDATE 27 februari: Schriftelijke reactie Forum voor Democratie via kandidaat-Kamerlid Suzan Stolze – van Rijn op gestelde vragen betreffende hoogbegaafdheid:

20170227-antwoorden-fvd

Het complete verkiezingsprogramma van Forum van Democratie is hier te vinden.

De Burger Beweging
“De Burger Beweging wil in lijn met het Fins / Scandinavisch voorbeeld het huidige basis, voortgezet en middelbaar onderwijs systeem vereenvoudigen door één openbare basisschool systeem van tien jaar in te voeren. Het middelbaar onderwijs willen we vervangen door één openbare school voor algemeen vormend onderwijs en één openbare school voor middelbare beroepsopleidingen. De duur van het middelbaar onderwijs is drie jaar. Het is de bedoeling dat zoveel mogelijk in iedere woonwijk met ongeveer 10.000 inwoners deze drie schooltypen aanwezig zijn.

Het vakkenpakket van deze nieuwe scholen zal voor een groot deel bestaan uit wat nu op de bestaande scholen wordt gegeven, met daarnaast essentiële aanvullingen die meer ruimte creëren voor persoonlijke (talent)ontwikkeling en zorgen voor minder prestatiedruk. Belangrijk onderdeel van het onderwijs is leren zelf nadenken en met respect voor de aarde en alles wat daar op leeft, met elkaar en mensen van andere culturen samen te leven. Docenten, ouders en leerlingen krijgen op lokaal niveau in hoge mate vrijheid om dit zelf in te vullen en een werkwijze te vinden waarbij met behulp van moderne hulpmiddelen en onderwijsmethoden zoveel mogelijk wordt ingespeeld op de behoefte en interesse van de leerlingen zelf. De kunst is datgene te vinden waardoor een kind positief geraakt wordt en geboeid door raakt, dan wordt leren interessant.”

Het woord hoogbegaafd(heid) komt niet voor in het partijprogramma van De Burger Beweging.

Het complete verkiezingsprogramma van De Burger Beweging is hier te vinden.

Vrijzinnige Partij
“Voor het onderwijs betekent de vrijzinnige politiek een “basis op orde”-beleid, dat gericht is op een forse verhoging van het kennisniveau van iedereen om zo het doel “Nederland kennisland” waar te kunnen maken. Vrijzinnige politiek staat voor onderwijs, op de wijze waar onderwijs oorspronkelijk voor bedoeld is: jonge mensen een basis voor hun eigen ontplooiing geven. Veilige nieuwe technologie wordt ingezet om leraren kansen te geven leerlingen te laten excelleren, ieder op haar of zijn niveau.Vrijzinnige politiek betekent verbinden en daarmee vrijheid van onderwijs en het bevorderen van diversiteit in alle geledingen.”

Het woord hoogbegaafd(heid) komt niet voor in het partijprogramma van de Vrijzinnige Partij.

Het complete verkiezingsprogramma van de Vrijzinnige Partij is hier te vinden.

GeenPeil
“Er is geen partijprogramma, er zijn geen standpunten en er is geen verkiezingsfolder. Bij GeenPeil bepalen de leden de standpunten. Elke week, voor iedere stemming, bij alle voorstellen.”

De woorden onderwijs en hoogbegaafd(heid) komen niet voor op de website van GeenPeil.

De website van GeenPeil is hier te vinden

Piratenpartij
“Kinderen moeten op school worden voorbereid op de toekomst. Het moet mogelijk zijn om thuisonderwijs te volgen, er kunnen veel bijzondere omstandigheden zijn om te kiezen voor thuisonderwijs. Er moet wel toetsing zijn om te garanderen dat kinderen op niveau blijven of kunnen komen. De educatie van jonge kinderen is gericht op basis van individuele ontwikkeling en ervaringsgericht leren. Samenwerking tussen universiteiten en lager onderwijs”

Het woord hoogbegaafd(heid) komt niet voor in het partijprogramma van de Piratenpartij.

UPDATE 2 maart: Schriftelijke reactie Gertjan Kleinpaste van de Piratenpartij  op gestelde vragen betreffende hoogbegaafdheid:

tk2017-piratenpartij-antwoorden

Het complete verkiezingsprogramma van de Piratenpartij is hier te vinden.

Artikel 1
“Kwalitatief onderwijs is cruciaal, naarmate we een grotere kennis economie en maatschappij worden. Ons onderwijs is internationaal hoog aangeschreven. Toch zijn er nog teveel drempels om iedereen mee te laten doen en op het niveau dat past. Er komt ondersteuning van initiatieven richting persoonlijker leren, mede door digitale oplossingen.”

Het woord hoogbegaafd(heid) komt niet voor in het partijprogramma van Artikel 1.

Het complete verkiezingsprogramma van Artikel 1 is hier te vinden.

Niet Stemmers
De woorden onderwijs en hoogbegaafd(heid) komt niet voor op de website van Niet Stemmers.

De website van Niet Stemmers is hier te vinden.

Libertarische Partij
“Onderwijs is geen recht maar een persoonlijke keuze. De LP is daarom voor het privatiseren en decentraliseren van onderwijs. Doordat de politiek betaalt, is er veel bureaucratie in het onderwijs en werkt het niet efficiënt. Leren gaat het beste als een leerling vanuit zichzelf gemotiveerd is om te leren. De LP is daarom tegenstander van centraal opgelegde leerdoelen, gestandaardiseerde toetsen en bindend schooladvies. Wij zijn voorstander van democratisch onderwijs, dat werkt vanuit intrinsieke motivatie, en tegenstander van het verbod op thuisonderwijs. De LP wil af van de zorgplicht voor scholen. Overleg tussen leerling, ouders en school over het vinden van passend onderwijs voor de leerling is een goede zaak. De verantwoordelijkheid daarvoor ligt niet bij de school maar bij de ouders, zolang de leerling zelf nog niet duidelijk aangeeft hoe hij/zij wil leren. Voor leerlingen die veel liever in de praktijk leren dan op de middelbare school moet het mogelijk worden om dat te doen. Bedrijven zouden dus ook volwaardig onderwijs moeten mogen aanbieden. En als een jongere liever aan het werk gaat dan dat hij onderwijs volgt, dan moet dat ook mogelijk zijn. Het is namelijk niet mogelijk om níet te leren. Jongeren leren voortdurend en 75% van wat ze leren, leren ze buiten school. Je verzamelt maar een klein deel van je kennis op school. Ieder kind is van nature nieuwsgierig aangelegd. Het reguliere onderwijs remt deze natuurlijke nieuwsgierigheid af. Roosters, toetsen en schoolbellen zijn allemaal bedoeld om producten af te leveren. Terwijl het doel moet zijn om de natuurlijke nieuwsgierigheid aan te wakkeren, door kinderen vrij te laten om hun eigen nieuwsgierigheid na te jagen. We hebben als samenleving veel meer aan een grote verscheidenheid aan kennis dan aan een situatie waarin iedereen dezelfde kennis heeft.”

Het woord hoogbegaafd(heid) komt niet voor in het partijprogramma van de Libertarische partij.

Het complete verkiezingsprogramma van de Libertarische partij is hier te vinden.

Lokaal in de Kamer
“Kwalitatief goed basisonderwijs voor alle kinderen, in alle kernen. De term “passend” onderwijs moet slaan op de individuele leerling. Ouders krijgen meer zeggenschap over plaatsing van hun kind op speciaal onderwijs. Reguliere basisscholen krijgen meer en aangepaste ondersteuning bij het aanbieden van speciaal onderwijs.”

Het woord hoogbegaafd(heid) komt niet voor in het partijprogramma van Lokaal in de Kamer.

Het complete verkiezingsprogramma van Lokaal in de kamer is hier te vinden.

Jezus Leeft
Complete onderwijsprogramma: Het maximale aantal kinderen op scholen dient te worden teruggebracht naar 500 kinderen per school. Daarbij dient thuisonderwijs te worden gestimuleerd en gesubsidieerd. Het individuele kind dient maximale persoonlijke aandacht te krijgen, tijdens de hele periode dat het kind onderwijs ontvangt.

Het woord hoogbegaafd(heid) komt niet voor in het partijprogramma van Jezus Leeft.

Schriftelijke reactie Jezus Leeft op gestelde vragen betreffende hoogbegaafdheid: “Ieder kind heeft recht op gelijk onderwijs.” Het verzoek om een meer concrete beantwoording van de vragen leverde een e-mailblokkade op.

Het complete verkiezingsprogramma van Jezus Leeft is hier te vinden.

StemNL
Bij StemNL mag je als kiezer meeschrijven aan het partijprogramma.

De woorden onderwijs en hoogbegaafd(heid) komen niet voor op de website van StemNL.

De website van StemNL is hier te vinden:

MenS en Spirit/Basisinkomen Partij/V-R
De kieslijst Mens en Spirit / Basisinkomen Partij / Vrede en Recht is een samenwerkingsverband tussen verschillende partijen. Zij hebben de krachten gebundeld om één lijst te vormen.

Mens en Spirit: vormen van onderwijs te stimuleren, waarin de ontwikkelingsbehoeften en authenticiteit van elk kind centraal staan.

De woorden onderwijs en hoogbegaafd(heid) komen verder niet voor op de website van MenS, Spirit/Basisinkomen en Partij/V-R.

Websites: MenS en Spirit & Basisinkomen partij & Vrede-Recht

Vrije Democratische Partij
Geen informatie online, geen e-mailadres* voorhanden.

Dorien Kok
http://DorienKok.nl

Aanvulling 15 maart van ‘Stichting Hoogbegaafd!’:
“Lees hier over het Regenboogakkoord en beantwoord de vraag : ‘welke partij zet zich volgens jou het beste in voor het welzijn van hoogbegaafden als onderdeel van de totale diversiteit in Nederland?'”

‘Wonderkinderen gezocht’

Maak van het wonderkind geen freakshow

We konden er deze week niet om heen: het nieuws over Laurent Simons. Een amper zes jaar oude jongen die al op weg is naar de middelbare school. Hij slaat niet één klas over, maar bijna de hele basisschool. Conclusie in de media: Laurent is een wonderkind.

Klopt het beeld dat de media en daarmee heel Nederland heeft over dit kind? Moet je dit woord gebruiken voor kinderen? Stel je met deze benadering de misstanden, vooroordelen en weerstand in Nederland aan de kaak rond het thema hoogbegaafdheid, zodat ze opgelost kunnen worden? Of vergroot je alleen maar het idee dat hoogbegaafden freakshows zijn waar je je af en toe over kunt verbazen? Laurent is anders: hij voldoet niet aan de maatstaf die onze op gemiddelden gerichte maatschappij hanteert. Onze maatschappij accepteert het niet als iemand boven het maaiveld uitsteekt en al helemaal niet wanneer de aandacht zelf wordt opgezocht, zoals de vader van Laurent deed.

Kinderen met een IQ van 145 of hoger zijn sterk in de minderheid: ze vormen nog geen 0,1% van de bevolking. De maatschappij is niet voor hen ingericht en is evenmin erg toeschietelijk om ze te helpen wél mee te draaien. Ik werk met deze kinderen en mijn hart huilt voor ze. Ik zie jonge talentvolle kinderen vastlopen, worstelen, verdriet hebben, zich onbegrepen voelen en intussen mogen ze nergens over klagen want hoogbegaafdheid wordt gezien als luxeprobleem. Ze worden (vaak onterecht) met van alles bestickerd en als blijkt dat het aan hun hoogbegaafdheid ligt moeten ze ineens constant bewijzen dat ze slim zijn. Ze worstelen niet alleen tegen het systeem waarin ze niet tot hun recht komen maar ook tegen vooroordelen en weerstand. Het is onverdedigbaar dat kinderen met een laag IQ aan alle kanten worden geholpen, maar kinderen met een hoog IQ zichzelf maar moeten zien te redden.

Een hoogbegaafd kind heeft het nodig om gezien én ondersteund te worden in zijn ontwikkeling en vaak betekent dat inderdaad één of twee jaar versnellen. Ze zijn daarvoor wel afhankelijk van een omgeving (ouders, school en medescholieren) die voor ze die open staat, zonder vooroordelen. Een kind ontwikkelt zich goed in een omgeving van wederzijdse interesses en waarden, van gelijk niveau en gelijke ontwikkeling.

In Thea Beckmans boek over hoogbegaafde kinderen is er ook één die genadeloos vastloopt. Het verhaal vertelt over twee kinderen die zo slim zijn dat ze twee klassen mochten overslaan. De één gaat naar het gymnasium, de ander moet van diens vader een vak leren, zodat hij later aan de slag komt. Met Wijntje, het meisje dat naar het gymnasium mag, gaat het goed. Met Tom gaat het eerst helemaal fout, tot men zich beseft dat ze hem blokkeerden in zijn natuurlijke ontwikkeling.

Laurent is qua leerstof behoorlijk versneld. Verbreden, verdiepen, funderen en vaardigheden leren zijn daarnaast ook aandachtspunten voor een kind die een versnelde ontwikkeling doormaakt. Hij lijkt mazzel te hebben met ouders die de middelen hebben om keuzes te kunnen maken. Ik hoop echter dat het de extreme versnelling, het gebruik van het woord wonderkind en de aandacht in de media hem niet gaat schaden. Ook hoogbegaafde kinderen hebben recht op onderwijs dat aansluit bij hun kunnen.

– Dit opinistuk is geschreven naar aanleiding van de grote, veelal ongenuanceerde aandacht hiervoor in de media, de tevens ongenuanceerde reacties vanuit de maatschappij hierop en de oproep in de Telegraaf ‘Wonderkinderen gezocht’. –

Dorien Kok
http://DorienKok.nl

Er gebeuren mooie dingen in Den Haag. #onderwijs

Tweede kamer7 juli was een mooie dag voor het onderwijs in Nederland.

De motie van Tjitske Siderius (SP) over ‘mogelijkheden om bovenregionale voorzieningen die zowel zorg als onderwijs aanbieden te financieren’ is aangenomen.

Haar constatering dat ‘specifieke doelgroepen onderwijsgerechtigde minderjarigen (zoals een deel van de hoogbegaafde leerlingen) geheel of gedeeltelijk verblijven binnen een zorginstelling, maar uitgesloten zijn van het volgen van onderwijs, omdat de financiering van de combinatie van zorg en onderwijs niet of zeer slecht is geregeld’ is een terechte constatering.

Een behandeltraject met een combinatie van zorg en onderwijs kan voor veel leerlingen de weg terug zijn richting het (reguliere) onderwijs,

De regering gaat nu onderzoeken hoe gecombineerde onderwijs-zorgorganisaties goed gefinancierd kunnen worden.

Met ruime meerderheid is in die nacht in de Tweede Kamer ook de motie rond onderwijsvrijheid in belang van leerrecht aangenomen (motie Rog/Ypma).

Enkele duizenden kinderen zijn thuiszitters of krijgen zonder overheidsbekostiging bij particuliere instellingen passend onderwijs. Er zitten ook kinderen ‘verplicht’ ziek thuis, omdat ze niet niet welkom zijn op school. Dit is een gevolg van dat schoolbesturen zich niet houden aan hun zorgplicht ten aanzien van bij hen ingeschreven leerlingen en het onderwijs niet gericht is op een ononderbroken ontwikkelingsproces.

Onderwijs op een andere locatie dan school kan een (tijdelijke) oplossing kan bieden voor leerlingen die op dit moment geen onderwijs volgen en thuis zitten of dreigen thuis te komen zitten.

Schoolbesturen zijn vaak huiverig om maatwerkoplossingen te bieden voor leerlingen waarbij een deel van het onderwijs wordt verzorgd op een andere locatie dan de school die van overheidswege wordt bekostigd, terwijl die samenwerking de doelmatige inzet van de beschikbare middelen kan bevorderen.

Ouders, school, samenwerkingsverband en inspectie willen samen wel een passende oplossing willen bieden voor deze kinderen, maar het wettelijk kader of angst ze soms tegenhoudt.

De motie van Michel Rog (CDA) en Loes Ypma (Pvda) verzoekt het kabinet te bevorderen dat schoolbesturen en samenwerkingsverbanden ten behoeve van het leerrecht van kinderen, samenwerken met externe (particuliere) onderwijs- en zorgaanbieders, waarbij leerlingen die (deels) maatwerk ontvangen op een andere locatie dan de school waar zij staan ingeschreven, ook in aanmerking komen voor bekostiging.

Deze motie geeft mogelijkheden voor bekostiging onderwijs van kinderen die nu knel zitten in systeem, zoals bijvoorbeeld (dreigende) thuiszitters. Er komt nu dus ruimte voor passend onderwijs via bijvoorbeeld particuliere onderwijsaanbieders, op kosten van regulier onderwijs.

Beide moties moet meer maatwerk in het onderwijs mogelijk maken.

Dorien Kok
http://DorienKok.nl

Talentontwikkeling in het onderwijs.

vonk vlamGave
Ieder mens wordt geboren met natuurlijke mogelijkheden, met een gave of bijzondere aanleg. Of dit nu op intellectueel, creatief, sensomotorisch, sociaalaffectief of een combinatie van die gebieden is maakt niet uit.

Vonkje
Aanleg is een potentie, geen vast feit. Zie het als een vonkje, dat zich als het de omstandigheden mee heeft zich kan ontwikkelen tot een vlam – die warmte of licht kan geven.
Zie je het vonkje niet dan is de kans groot dat deze uit gaat. Het zien van de aanleg is dus heel belangrijk. Om aanleg te kunnen zien moet weten hoe je deze kunt signaleren en er voor open staan. Dat betekent dat je ruimte moet hebben voor een individu en mensen niet als groep moet bekijken of benaderen.

Kun je de omstandigheden voor de ontwikkeling van het vonkje niet optimaliseren dan zal deze doven. Vonkjes worden namelijk alleen een vlam als er brandstof voorhanden is en de omgevingfactoren (oa het weer) meewerken. Een dosis geluk kan ook helpen.

Talent
Om een gave om te zetten in talent zijn er dus factoren die een bepalende rol kunnen spelen. Je speelt hierin zelf een grote rol: is er sprake van intrinsieke (van binnen uit) motivatie, een bepaalde toewijding en nieuwsgierigheid. Kun je jezelf sturen en heb je de juiste persoonlijkheid. Werken je fysieke omstandigheden mee. Iemand die blind is heeft bijvoorbeeld verminderde kansen om op het raceniveau van Max Verstappen te komen.

Naast de eigen mensfactoren is er ook sprake van omgevingsfactoren: is er sprake van een zone van naaste ontwikkeling (anders gezegd: hangt de ontbijtkoek niet te laag), is er sprake van stimulans en aanmoediging vanuit je familie, vrienden of school.

Biedt je woon-, school-, of verdere leefomgeving ruimte en activiteiten die jouw talentontwikkeling ondersteunen. Iemand die bijvoorbeeld niet in de buurt van zwemwater leeft heeft een verkleinde kans om op het zwemniveau van Pieter van den Hoogenband te komen.

Het vraagt tijd, je kunt de ontwikkeling niet versnellen. Rijpen is een belangrijk onderdeel van talentontwikkeling. Langzaam groeiende bomen kunnen ook sterker worden dan snel groeiende bomen. Het is ook een dynamische proces, dat interactie vereist.

Heb je daarnaast ook nog gewoon geluk.

Toptalent
Een toptalent is iemand die een zeer groot talent heeft. In het onderwijs vertaalt dit zich volgens het ministerie van OCW naar de top 20% best presterende leerlingen van een klas of groep. Je hebt het dan over kinderen die passen in het schoolse systeem en daar de resultaten halen waar behoefte aan is (onderwijstoptalentnorm). Echter, deze kinderen vertegenwoordigen maar een klein segment aan talent dat er voorhanden is in de scholen, zeker als we kijken naar andere talenten dan het schoolse. Schools talent is daarbij ook iets anders dan cognitief talent.

Daarnaast zijn er nog veel meer talentgebieden, die in het huidige onderwijssysteem een kleine rol spelen.

Schoolsyteem
Hoe kun je loskomen van een schoolsysteem dat talentontwikkeling kan belemmeren – doordat er sprake is van een klassenaanbod in plaats van onderwijs op maat. Een eenzijdig aanbod, in een vast ritme met een vast tijdsverloop. Dat wachten op een ander kent. Die dus de natuurlijke groei belemmerd. En wat als je talent zich buiten het schoolgebied bevindt? Is er in school ruimte voor een diversiteit aan talent, of kijken we alleen naar de cognitieve vorm.

Talentontwikkeling in het onderwijs.
Talentontwikkeling is het vrijmaken van het potentieel dat iemand al bezit. Op welk gebied of gebieden dan ook. Wat is iemands persoonlijke kracht. Hoe kun je deze persoon aanleren deze kracht om te zetten naar iets wat groeit. Hoe ondersteun je, faciliteer je. Hoe voorkom je verspilling en het afschrijven van kinderen.

Wil je doen aan talentontwikkeling in het onderwijs dan moeten we eerst de resultatenbehoefte loslaten om daarna ruimte te scheppen voor brede talentontwikkeling. Niet omdat we perse aan talentontwikkeling willen doen uit landsbelang maar omdat we bij ieder kind dat vonkje willen laten uitgroeien tot een vlam, op welk gebied dan ook. Want dat is werkelijke talentontwikkeling.

Dorien Kok
http://Dorienkok.nl

 

De theorie van het dode paard

‘De theorie van het dode paard’, toepasbaar op bedrijfsleven, onderwijs, hulpverlening, zorg en overheid.

Deze spiegeling van ruiter en paard is echter ook op het persoonlijke vlak goed te gebruiken.

Zorg jij wel goed voor je paard (je lichaam). Is er sprake van balans tussen wat je hoofd wil (ruiter) en jij lichamelijk aan kan. Of is het andersom en slaat juist jouw hoofd op hol. Gaat jouw paard of ga jij als ruiter ook richting het einde of kun je nog ingrijpen. Heb je ambities van olympisch formaat in je hoofd, is je lichaam echter meer geschikt voor het gewone wandelen of een trippelende draf. Loopt jouw paard continue in gestrekte galop, terwijl deze gang alleen voor kortere stukken geschikt is. Kortom: pleeg je roofbouw op jezelf, is je balans weg.  Sta dus eens stil bij hoe jij als ruiter en samen met je paard functioneert.

De theorie van het dode paard

Dorien Kok
http://DorienKok.nl

Twee werelden – #Toptalenten

Conferentie toptalentenAfgelopen maandag vond er een Conferentie Toptalenten plaats in Den Haag, georganiseerd door het Ministerie van OCW. Zo’n 400 leraren, schoolleiders en schoolbestuurders zouden zich samen buigen over de vraag hoe we ook de leerlingen die meer aankunnen het beste onderwijs kunnen bieden.

De staatssecretaris duidde op het podium via sheets waar we volgens hem staan met toptalenten in het onderwijs:

  • Verveling onder toptalenten gehalveerd
  • Meer aandacht voor toptalenten in het onderwijs
  • Leraren willen graag meer aandacht besteden aan toptalenten.

Aansluitend vond er op het podium een gesprek over toptalent plaats met 3 speciaal genodigde gasten van het ministerie: een leerling-Toptalent, Katinka de Korte – managing director Health & Public services bij Accenture en Peter van Dijk – rector Leidsche Rijn College.

Vanuit de zaal was het voor velen of we een in een andere wereld zaten dan de wereld aan gebeurtenissen op het podium. Het was alsof men zich op het podium bezig hield met een totaal andere realiteit dan die door de mensen in de zaal, in de praktijk, ervaren werd. Een andere praktijk dan die merkbaar is voor toptalenten. En de prangende vraag: ‘wat zijn nou eigenlijk echt toptalenten?’ bleef onbeantwoord. Die onbeantwoorde vraag bleef de hele dag de hoofdrol spelen in onderlinge gesprekken tussen de onderwijsprofessionals: wat is dit toch een gemiste kans. Met reden: hoe kun je zulke positieve cijfers geven als er:

  1. geen juiste definitie van toptalent is,
  2. een grote groep mensen is die totaal ontbreken in het rooskleurige verhaal.

Dat er kinderen gemist worden in dit verhaal is erg duidelijk als je kijkt naar de theoretische definitie van het Ministerie ‘Het ministerie rekent de top 20% best presterende leerlingen van een klas of groep tot de zogenaamde toptalenten’. Deze definitie sloot niet aan bij de praktijkervaringen van de zaal en is duidelijk een definitie die ontstaan is vanuit managementdenken, bedacht door mensen die ver afstaan van de dagelijkse praktijk, die oplossingen brengen die los staan van de werkelijke praktijk.

Wat is dan toptalent, volgens vele aanwezigen? Talent is een potentie, een kiem die kan uitgroeien tot iets moois. Iedereen heeft talenten, iets wat niet altijd meteen zichtbaar is op school. De meeste mensen ontdekken hun talenten pas later. Toptalent is dan dat je talent helemaal tot bloei kan brengen, wat iedereen potentieel op zijn of haar EIGEN niveau kan. School is in een ideale situatie een broedplek van talent, waar signalen opgevangen kunnen worden van een potentieel – als je weet hoe en waar je moet kijken. Het is dus frappant om te lezen dat 98% van de docenten nu speciale aandacht heeft voor toptalenten op de basisschool.

Verveling toptalenten gehalveerd

Dat lijkt heel mooi, dat het bewustzijn er is bij schoolleiders en docenten. Maar over wie hebben zij het? En hoe zien de leerlingen dat zelf?

‘Verveling onder toptalenten gehalveerd’, een bewering die de zaal niet herkende vanuit de praktijk.
Wat kan nog beter

Ten aanzien van de vraag  ‘zie je jezelf als toptalent’ zijn de cijfers helemaal niet rooskleurig (Bron: Rijksoverheid):

Meer aandacht

 

Terwijl de aandacht voor talent is toegenomen, blijkt de identificatie ermee door leerlingen juist afgenomen.

Deze sheet over identificatie was trouwens niet opgenomen in de presentatie van de staatsecretaris.

Andere sheet (helaas geen afbeelding gevonden bij MinOCW): ‘Meer leraren, maar lang niet alle, zijn tevreden over de ondersteuning op school.’ Basisonderwijs van 46 naar 67%, middelbare scholen van 20 naar 43%.

‘Laat je visie leidend zijn, niet de knelpunten’

Visie leidend

Het is kwetsend dat – ook al benoemt het ministerie ‘ieder kind heeft talenten, op heel veel vlakken’ het startpunt is dat er voor de andere 75-90% van de huidige leerlingen geen pure talentmaatwerktrajecten zijn en komen. Dat hun talenten niet gezien en begeleid worden omdat de ministeriële aandacht in de praktijk maar naar een kleine groep gaat, namelijk naar de goede presteerders. Naar kinderen die binnen het systeem al heel goed functioneren.

Maar wat te doen met de potentiële toptalenten die leerproblemen hebben, die anders leren dan het systeem nu biedt, die thuiszitten of helemaal uitgevallen zijn in het onderwijs? Wat met de potentiële toptalenten die richting diagnostiek en medicatie gestuurd worden en kleuters die zich al kort na hun intrede in het onderwijs aanpassen aan het systeem en hun creativiteit loslaten. Dit zijn de vragen die dagelijks vanuit de onderwijspraktijk naar voren komen. Van kinderen die in de knel komen. Die hun talenten in de verste verte niet kunnen ontwikkelen.

Maatwerkonderwijs betekent dat je de rode draad van de ontwikkeling van een kind volgt en daar op inspeelt, zonder te letten op leeftijd. Dat je hindernissen en muren weghaalt die  de natuurlijke groei van het kind belemmeren. Dat je niet praat óver het kind maar met het kind. Dat school een veilige omgeving is, ook voor als je anders bent of denkt. Dat je een kind niet veroordeelt tot het niveau van zijn zwakste vak. Dat onderwijs soms buiten de school moet plaatsvinden, in het belang van een kind. Dat je niet denkt als een manager, met economische en financiële belangen voorop, maar in termen van persoonlijke kansen en groei voor IEDER kind.  Iets waar het land Nederland later vanzelf de vruchten kan plukken. Dat je werkelijk werk maakt van je eigen slagzin: ‘Laat je visie leidend zijn, niet de knelpunten’.

Gemiste kans dus gisteren. Die visie was er niet. Er was sprake van een duidelijke  kloof tussen wat er gebeurde op het podium en de ervaring van de zaal en de praktijk.

Dorien Kok
http://I-CARUS.info

Met dank aan Mieke van Stigt, socioloog en pedagoog.

ONDERZOEK: Psychologisch welbevinden van jonge hoogbegaafde kinderen in het basisonderwijs

kleutersDit blog gaat over het onderzoek van de Universiteit Utrecht naar het psychisch welbevinden van vroeg geïdentificeerde hoogbegaafde kinderen.

Onderzoek 2015 The Psychological Well-Being of Early Identified Gifted Children – Universiteit Utrecht – Evelyn H. Kroesbergen, Mare van Hooijdonk, Sietske Van Viersen, Marieke M. N. Middel-Lalleman, and Julièt J. W. Reijnders.

Deze studie onderzocht het psychologische welbevinden van jonge hoogbegaafde kinderen in het basisonderwijs. Het onderzoek keek naar de factoren ‘leraar nominatie’ (is dit kind door de leraar als (mogelijk) hoogbegaafd gesignaleerd), ‘creativiteit’, en ‘non-verbaal redeneervermogen’ (zonder gesproken of geschreven taal).

Aan het onderzoek werkten vijf Nederlandse basisscholen mee. Vanuit de steekproef van 233 kinderen uit de klassen 3 en 4 (6- en 7-jarigen) werden 35 kinderen geselecteerd die de hoogste scores haalden op 2 van de 3 bovengenoemde criteria. Daarbij werden ook 34 normaal ontwikkelende kinderen geselecteerd voor deelname aan de studie.

Combinaties van de 3 verschillende criteria werden gebruikt om verschillende deelgroepen van de begaafde deelnemers te creëren.

In het algemeen zijn de verschillen in welbevinden tussen de hoogbegaafde en de vergelijkinggroep van non-hoogbegaafde relatief klein, echter de begaafde kinderen ervaren wel een lagere eigenwaarde en sociale acceptatie.

Hier in tegen zijn er bij de opbrengsten van hoogbegaafde kinderen duidelijkere verschillen gevonden tussen de geselecteerde subgroepen. Zeer creatieve hoogbegaafde kinderen ervaren minder gevoelens van welbevinden dan minder creatief begaafde kinderen, terwijl het omgekeerde gold voor kinderen die door hun leraar waren genomineerd. Daarnaast vertoonden presterende hoogbegaafde kinderen een hoger psychisch welbevinden dan onderpresteerders.

In het algemeen zijn de resultaten zo dat hoogbegaafde kinderen niet noodzakelijk een lagere of hogere mate van welbevinden hebben dan hun jonge leeftijdgenoten. Echter, specifieke subgroepen van hoogbegaafde kinderen die door leraren niet gesignaleerd of geïdentificeerd worden – te wijten aan onderpresteren of de in het onderwijs ondergewaardeerde talenten zoals creativiteit -, lopen het risico op een verminderd psychologisch welbevinden.

Samengevat vormt de huidige studie een beperkt, maar tot nadenken stemmende bijdrage aan de literatuur over hoogbegaafdheid en psychologische welbevinden. Hoewel de beperkte grootte van het onderzoek eist dat de resultaten met de nodige voorzichtigheid moeten worden geïnterpreteerd, is het onderzoek uniek te noemen in termen van de jonge leeftijd van het hoogbegaafde kind. Bovendien, het gebruik van verschillende selectiecriteria voor hoogbegaafdheid, resulterend in het vergelijk tussen minder creatieve hoogbegaafde kinderen en creatieve hoogbegaafde kinderen, is een onderwerp waar niet eerder over gerapporteerd is. Een onderscheid dat van belang is om te onderzoeken en benoemen omdat er momenteel maatschappelijk en onderwijstechnisch maar één soort hoogbegaafdheid gezien en benoemd wordt.

Het signaleren en daarmee identificeren van hoogbegaafde kinderen door hun leerkracht is zeer belangrijk voor het gevoel van welbevinden van deze kinderen. Voor creatieve hoogbegaafde kinderen, lastiger te signaleren door hun originaliteit, inventiviteit en daadkracht – die ook snel verkeerd uit te leggen is -, is gesignaleerd worden zeer belangrijk. Ook het feit dat onderpresteerders een lager psychisch welbevinden hebben is echt een aandachtspunt. Twee heldere uitkomsten die duidelijk aandacht vragen vanuit het onderwijs, maar ook vanuit de gezondheidszorg. Niet (juist) gesignaleerde feiten kunnen immers ook verkeerd uitgelegd worden.

Om met de woorden van de onderzoekers te spreken: ‘Als men van mening is dat hoogbegaafde kinderen onze toekomstige leiders, wetenschappers of ondernemers zijn, is een aanzienlijke investering in het begrijpen, ontwikkelingen en gebruiken van deze talenten verplicht. Daarom is het belangrijk om een goede identificatiemethode te hebben op vroege leeftijd, hier op jonge leeftijd al op in te spelen en goed geïnformeerd zijn over wat bijdraagt aan het welbevinden van een hoogbegaafd kind en het tot bloei laten komen van diens talenten.”

Voor de vroegsignalering verwijs ik graag weer naar de mogelijkheden van het van Wiechen systeem van de consultatiebureaus, die hiervoor na kleine aanpassing uitermate geschikt is.

Lees het gehele onderzoek hier.

Dorien Kok
http://I-CARUS.info

Hoogbegaafden kunnen goed leren. Toch?

Labyrint Een hoogbegaafde leerling kun je herkennen aan de A en A+ scores of negens en tienen. Huiswerk hoeft niet voor een hoogbegaafd kind, ze onthouden alles altijd meteen. Bij hoogbegaafde kinderen lukt altijd alles, falen doen ze niet. Als er geen hoge leerresultaten niet gehaald worden is het kind niet hoogbegaafd. Toch?

Deze opvattingen heersen. Helaas.

Dat hoogbegaafden goed kunnen leren is een vooroordeel. Dat ze niet hoeven te leren of geen hulp nodig hebben ook. Vooroordelen die je niet alleen op scholen hoort , maar ook bij ouders en in de maatschappij. Twijfel of de IQ test achteraf wel klopt – misschien is er wel per ongeluk hoog gescoord. Als hoogbegaafd kind ga je ook knap aan jezelf twijfelen als je bovengenoemde vooroordelen hoort.

De termen hoogbegaafd en leerproblemen worden als tegenstellingen gezien.

Het is echter niet vanzelfsprekend dat een hoogbegaafde leerling goed kan leren. Ook hoogbegaafde kinderen kunnen leerproblemen hebben.

Deze verkeerde opvattingen zorgen voor 2 risico’s: deze kinderen worden niet opgemerkt (als hoogbegaafd) en ze krijgen niet het aanbod of de hulp die ze nodig hebben. Dit ontneemt ze de kans om hun potentieel – wat hoogbegaafdheid eigenlijk inhoudt – te ontwikkelen.

Hoogbegaafden zijn geen kopieerapparaten die foutloos kennis kopiëren en reproduceren. Zij nemen informatie op en gaan er creatief in hun hoofd mee aan de slag. Zoeken verbinding met wat ze al weten, draaien het rond als ware het een dobbelsteen die je van 6 kanten kunt bekijken en laten hun gevoel er op los.

Als je als leerkracht onderwijs via een logische opbouw en in stappen insteekt kan deze denkwijze conflicteren. Ook kan het er voor zorgen dat leerlingen niet geïnteresseerd zijn in het aanbod op school, omdat het ze geen ruimte geeft voor hun manier van denken. Antwoorden die je als leerkracht als fout ziet kunnen wel kloppen met hun manier van denken. Wees je je als leerkracht hier van bewust.

Deze kinderen investeren graag hun tijd, energie en creativiteit in school als ze daar de ruimte voor krijgen. In school kan het startpunt dat hoogbegaafde leerlingen goed kunnen leren kan daarbij knap in de weg staan.

Welke leerlingen hebben we het over:

  • Niet opgemerkte leerlingen: de hoog scorende leerlingen die hun leerproblemen lange tijd kunnen maskeren met hun slimheid, waardoor de problemen niet echt zichtbaar zijn.

Deze leerlingen scoren vaker hoog op de IQ test of in cijfers, maar lijken de testscores in de loop der tijd niet meer waar te maken. In deze groep zitten ook de kinderen wiens testscores niet in balans zijn. Er zitten tegenstellingen in hun ontwikkeling, verbaal zijn ze bijvoorbeeld sterk – ze vallen echter vaker uit op spelling en schrijfvaardigheid. Automatiseren en planning zijn ook gebieden waar ze op uitvallen. Ze lijken slordig te werken en ongeorganiseerd te zijn. Hoe verder je komt in jaren, hoe moeilijker ze het krijgen – mede door de steeds hogere eisen die gesteld worden. Ze redden het dus niet meer op hun slimheid. De gedachte, bij school, ouders maar soms ook de leerlingen zelf, is dat dit zich wel oplost als ze zich maar beter inzetten en harder werken. Ze moeten zich dus bewijzen.

Deze kinderen zijn absoluut expert op hun interessegebied, vallen echter uit op schoolse zaken. In het voortgezet onderwijs zie je ze vaak afzakken in niveau.

Het komt door de hoogbegaafdheid en het hiermee kunnen maskeren van de problemen in niemand op om anders naar de problemen te kijken en deze kinderen als ondersteuningsbehoeftig te zien. Het gebrek aan expertise in de scholen op het gebied van de combinatie van hoogbegaafdheid en leerproblemen speelt hier ook een belangrijke rol in. Deze leerlingen hebben baat bij een visueel-ruimtelijk leeraanbod en hulp bij het organiseren en plannen.

  • Hoogbegaafde kinderen die niet gezien worden omdat hun grote leerproblemen hun hoogbegaafdheid bedekken.

Bij deze kinderen wordt niet aan hoogbegaafdheid gedacht omdat de leerproblemen zeer groot zijn. Alleen dat laatste trekt aandacht. Ook bij hun is er de behoefde aan een programma dat aangepast is aan hun begaafdheid, echter hun leeropbrengsten geven hiervoor geen aanwijzingen. Hun geluk ligt in een leerkracht die hun talenten wel signaleert en daarop anticipeert, of ze moeten een speciaal talent hebben die los staat van leerproblemen. Deze hoogbegaafden vinden helaas vaak pas als ze volwassen zijn de antwoorden over zichzelf.

  • Onsuccesvolle hoogbegaafde kinderen wiens leerproblemen gezien worden

Emotie speelt een grote rol bij deze kinderen, een negatief zelfbeeld en faalangst liggen op de loer. Worden deze gevoelige kinderen wel gezien dan draait alles om de leerproblemen of vaker bijkomende afwijkende gedragingen (teruggetrokken of juist opvallend aanwezig), die wil men eerst oplossen of diagnostiseren – wat nog belemmerd wordt doordat ze vermijdend gedrag vertonen voor schoolwerk. Aandacht voor de talenten moet de basis zijn voor de aanpak, is er echter vaak niet. Thuis, waar schoolvaardigheden geen rol spelen is hun talent en zijn hun passies vaak wel zichtbaar. Hun potentie wordt echter niet vertaald naar schoolresultaten.

  • Hoogbegaafde kinderen met leerproblemen door motivatieproblemen ten gevolge van een verkeerd aanbod

Deze kinderen zien het nut van school niet in. Het schoolaanbod sluit niet aan bij hun behoeftes. Ze hebben een ander level van denken dan de omgeving, zijn ook slimmer dan die omgeving. Hebben vaker een succesvol leven naast school, investeren veel in hun talentgebied. Nadruk van ouders en school ligt vaak op schoolopbrengsten, waardoor er risico is bij de volwassenen voor het geen oog of ruimte hebben voor de buitenschoolse talentgerichte activiteiten. Dit zijn potentiële drop-outs, die door het oplopen van een achterstand leerproblemen krijgen.

Buiten de factoren op de basisschool niet geleerd hebben hoe te leren omdat men daar niet aan dacht of omdat dit ‘niet nodig was’ en een niet passend aanbod krijgen speelt ook een tekort aan expertise over hoe een hoogbegaafde leert een grote rol. Ook kan het zijn dat een kind hoogbegaafd is op een deelgebied, niet op alles of niet op schoolse zaken. Liggen de verwachtingen niet te hoog. Hoe is het met de motivatie gesteld. Is school wel net zo belangrijk voor het kind als voor de omgeving, ligt de motivatie misschien buiten de school en doen cijfers er voor hem of haar misschien niet toe. Zijn de kinderen sociaal en emotioneel wel in balans. Wordt er wel met de leerlingen zelf gecommuniceerd, of alleen over ze heen.

Dit zijn allemaal kinderen met een hoog potentieel, die uitvallen omdat ze niet gezien worden en niet de begeleiding krijgen die ze nodig hebben. Dit komt zoals gezegd omdat we hoogbegaafdheid niet associëren met leerproblemen en expertise over de combinatie hoogbegaafd en leerproblemen te weinig voorhanden is in scholen. De aanpak is of alleen gericht op het ‘hoogbegaafdheid en alles kunnen principe’ of de reguliere aanpak van leerproblemen.

Startpunt moet zijn hun expressiestijl (Renzulli), denkprofiel (Sternberg), hun intelligenties (Gardner) en persoonlijkheidskenmerken. Deze kun je onderzoeken. De vraag is daarna: wat heeft deze leerling op dit moment nodig om tegemoet te komen aan zijn of haar behoeften op cognitief, sociaal en emotioneel gebied. Belemmerende factoren zijn hierin aandachtspunten, stimulerende factoren aanknopingspunten. Dus school en ouders moeten samen met de leerling aan de slag. Belangrijk hierbij is dat men zich onbevooroordeeld opstelt. Daarbij geen mooie woorden maar creatieve oplossingen. Dit zorgt er voor dat ze zich optimaal kunnen ontwikkelen.

Dorien Kok
http://DorienKok.nl