Categorie archief: Excellentie

Beleid voor hoogbegaafdheid is nodig, niet alleen aandacht. #regeerakkoord

Voorpagina regeerakkoordHet regeerakkoord, het was even wachten maar dan heb je ook wat. Als je de voorkant meerekent, 70 bladzijdes aan vertrouwen in de toekomst van Nederland. Het was wel even zoeken naar de tekst van dat akkoord, want als je het woord regeerakkoord online intoetst krijg je allemaal lijstjes onder de noemer ‘Dit is wat je moet weten’ en ‘De belangrijkste punten’.

Voor mijn werk zijn kinderen en hun ouders de belangrijkste punten en zoals verwacht kwamen de woorden thuisonderwijs en thuiszitters voor in het akkoord. Er moet nodig gesproken worden over de werkelijke invulling van de 2 thema’s – ik zie wat angels, maar mijn aandacht ging echter eerst naar wat anders: ik was blij verrast dat het woord hoogbegaafd voor kwam in het regeerakkoord. Zelfs 2 keer!

Waarom ik dit woord niet verwachtte?
We hebben jaren achter de rug waarin man en paard niet benoemd werden, waarin staatsecretaris Sander Dekker het woord hoogbegaafdheid verstopte in termen als excellentie en toptalenten – met definities die niet aansloten bij de praktijk van hoogbegaafde kinderen. Het ministerie rekent de top 20% best presterende leerlingen van een klas of groep tot de zogenaamde toptalenten en laat hiermee veel hoogbegaafde kinderen in de kou staan, omdat ze niet gezien worden en niet dat krijgen wat ze nodig hebben om hun talenten te ontwikkelen.

De angel ligt echter niet alleen bij het ministerie: gesteggel tussen samenwerkingsverbanden en schoolbesturen over wie nou waar verantwoordelijk voor is speelt ook een rol.

Er zijn gelukkig mooie voorbeelden van goede initiatieven en maatwerk, maar ondanks dat ‘passend onderwijs’ inmiddels toch al een paar jaar oud is lijken de samenwerkingsverbanden en schoolbesturen vooral nog steeds vast te lopen op, jawel.. samenwerking.

SLO conferentie ‘Bijzonder Begaafd’ – Signalen van schoolbesturen en samenwerkingsverbanden. 12 oktober 2017

Wanda Glebbeek, vanuit de SLO conferentie:
‘Passend onderwijs (sinds 2014) streeft naar een passende plek voor ieder kind, dus ook voor begaafde leerlingen met mogelijk extra ondersteuningsbehoeften. De samenwerkingsverbanden voor passend onderwijs krijgen hiervoor sinds 1 augustus 2015 een extra impuls oplopend van 8 miljoen in 2015 tot 29 miljoen euro in 2019. Deze middelen zijn bedoeld om binnen passend onderwijs recht te doen aan de brede doelstelling van passend onderwijs voor alle leerlingen, waaronder hoogbegaafden.’ aldus de site van SLO. In hoeverre zijn deze passende plekken inmiddels gerealiseerd en welke ambities hebben deze samenwerkingsverbanden nog om hierin verder te gaan faciliteren? De SLO zocht het, samen met het ministerie van OCW, uit. Een van de uitkomsten was deze. Opvallend (en best schrijnend) vind ik vooral dat blijkt dat 42,9% niet eens deeltijd voorziening (plusklas) heeft en ook geen ambitie deze te gaan realiseren en zelfs 62,2% aangeeft geen voltijds hoogbegaafden voorziening te hebben en ook geen ambitie om deze te gaan realiseren..(?!) Laat dit even op u inwerken..

Even terug naar dat regeerakkoord: 2x het woord hoogbegaafd:
“Het budget voor het onderwijsachterstandenbeleid wordt verhoogd met 15 miljoen euro per jaar en de verdeling wordt geactualiseerd. Tegelijkertijd wordt hetzelfde bedrag geïntensiveerd op het onderwijs voor hoogbegaafde kinderen.” Zo, die staat!

En dan verder, onder punt G45 een financieel overzicht. Daar viel mij iets op. Ziet u het ook?

Regeerakkoord punt G45.

Ziet u links het verschil in bewoording? Voor onderwijsachterstand het woord ‘beleid’, voor hoogbegaafdheid het woord ‘aandacht’. Geen beleid dus.

Vreemd. En niet vrolijk makend. Aandacht hebben we immers al gehad (zie bovenstaand stukje over Sander Dekker). Passend beleid is wat er nu nodig is in de praktijk. Beleid is immers veel meer dan aandacht.

Ik heb via Twitter – de snelste manier tegenwoordig – meteen om opheldering gevraagd aan de partijen die het regeerakkoord samengesteld hebben:

@VVD @cdavandaag @D66 @christenunie Waarom voor #onderwijs achterstand beleid & voor #hoogbegaafd-e kinderen alleen aandacht? #regeerakkoord

D66 was zo vriendelijk om meteen te reageren:
“Ambities voor #onderwijs liggen in de bestrijding van kansenongelijkheid en de stimulering van talent, goede docenten met een sterke positie, toponderzoek en krachtig beroepsonderwijs.”, Mooie reactie, welke echter geen antwoord was op mijn vraag.

Ik heb mijn vraag op Twitter verduidelijkt met de opmerking dat aandacht niet hetzelfde is als beleid. Ik hoop nog op antwoord. Het is namelijk belangrijk dat er beleid komt op hoogbegaafdheid. Er ligt nu immers voor deze kinderen een grote kansongelijkheid. Hoe gaan we om met kinderen die niet in het gangbare schoolsysteem passen. Voor wie achterafaandacht na schade vervangen moet worden door vroegsignalering en preventie.

In verschillende gesprekken hierover met het ministerie van OCW, VWS en andere grote (overheids)instanties wordt steeds beaamt dat ook deze kinderen beleid verdienen om niet alleen uitval maar ook misdiagnoses en stagnatie in de ontwikkeling te voorkomen. Men snapt in alle gesprekken dat het ook in het belang van Nederland is – op alle gebieden – als we inzetten op beleid voor deze kinderen. Beleid om er voor te zorgen dat er niet alleen achteraf aandacht is via drop-out klasjes of als ze thuiszitter zijn geworden. Juist inzetten op preventie en  maatwerk door beleid op vroegsignalering, al vanaf de consultatiebureaus. Beleid op dat kinderen niet zwaar beschadigd raken op een plek waar ze door de leerplicht gedwongen worden te zijn en niet weg kunnen. Ook als het duidelijk is dat ze deze kinderen daar niet kunnen bieden wat ze nodig hebben. Beleid op een (onderwijs)systeem dat deze kinderen en hun behoeftes kan zien en de vertaalslag kan maken naar maatwerk. Waar leerplicht leerrecht is en je aanwezigheid in een gebouw niet belangrijker is dan recht op onderwijs en je (geestelijke) gezondheid. Beleid op aandacht voor ook dit thema op onder andere lerarenopleidingen. Beleid dat een einde maakt aan het gesteggel tussen schoolbesturen en samenwerkingsverbanden. Beleid op kindbudget, waardoor het geld het kind volgt in behoeften en mogelijkheden, ook als de oplossing soms buiten de reguliere zetting ligt. Beleid dat het onmogelijk maakt dat de kosten voor voltijds hoogbegaafden onderwijs, onderzoek en bijkomende kosten zoals reiskosten verhaalt worden op ouders, ook als ze dit niet kunnen betalen. Beleid op respect voor de rechten van ouders al zijnde wettelijk verantwoordelijke en deskundige op het gebied van hun kind.

De vertaalslag naar dit beleid wordt echter weer niet gemaakt. Het stopt bij aandacht.

Het wordt nu dus tijd om de aandacht om te zetten in beleid. Laten we vanaf nu om tafel gaan voor nieuw beleid voor deze kinderen en aanpassing van huidig beleid voor meer maatwerk.

Met vertrouwen samen aan de slag voor de toekomst, ook voor deze kinderen.

Met dank aan Wanda Glebbeek.

Dorien Kok

Vroeg signaleren van begaafdheid bij jonge kinderen: het startdocument.

Vroeg signaleren van begaafdheid bij jonge kinderen
Op 15 juli 2013 hebben wij vanuit stichting 360grView, waarvan ik in die tijd voorzitter was, staatssecretaris Martin van Rijn benaderd met de vraag of het mogelijk is om onderzoek te starten naar het gebruik van het Van Wiechenschema bij het vroeg signaleren van begaafdheid bij jonge kinderen en of het mogelijk was om hier meer aandacht voor te genereren. De staatsecretaris reageerde hier schriftelijk positief op.

Wat is er al gedaan
Het NCJ heeft in overleg met stichting 360grView succesvol het onderwerp vroegsignalering aangepakt. In goede samenwerking is de brochure ‘Jonge hoogbegaafde kinderen: een bijzondere groep. Kenmerken en problemen’ ontwikkeld. Met deze brochure hebben professionals in de JGZ een duidelijk handvat voor het signaleren van potentiële hoogbegaafdheid bij kinderen in de consultatiebureauleeftijd. De brochure is zowel binnen het zorgveld als daarbuiten zeer positief ontvangen.
Daarnaast is er de door de stichting gemaakte informatieve website http://ontwikkelingsvoorsprong.info, voor ouders, onderwijs- en zorgspecialisten.
Ook is er dossieronderzoek gedaan. Dit werd mogelijk met hulp van ouders, die de consultatiebureaudossiers van hun kinderen op hebben gevraagd.

Dossieronderzoek
Conclusies dossieronderzoek: vroegsignalering van een ontwikkelingsvoorsprong/hoogbegaafdheid gebeurt nauwelijks via het consultatiebureau. Er is slechts sprake van signalering van P10 uitval op de norm. Daarnaast is het consultatiebureau voor veel ouders met een kind met een ontwikkelingsvoorsprong niets meer dan een weeg- en meetbureau. Ouders ervaren geen kundige sparringpartner in de consultatiebureau-artsen en -verpleegkundigen. Daarnaast zijn ouders bang voor misvattingen, voelen ze zich niet gehoord en krijgen ze te vaak adviezen die niet passen bij kinderen met een ontwikkelingsvoorsprong.

Toptalenten en excellentie
Omdat vroegsignalering binnen de consultatiebureaus in lijn is met de in het ‘Plan van aanpak toptalenten 2014-2018’ geformuleerde doelstellingen, hebben wij Staatssecretaris Sander Dekker in het verleden eveneens op de hoogte gebracht van het verschijnen van de NCJ-brochure en ons onderzoek naar dit thema.

Het Ministerie van onderwijs zet in op de toptalenten en excellentie. Excellentie is iets anders dan hoogbegaafdheid. Hoogbegaafdheid is een potentie: het geeft geen garantie op excelleren, in ieder geval niet per definitie op schoolgebied. Het excellentiebeleid van het ministerie richt zich op  – zoals OCW dat zelf definieert – de ‘schoolloopbaan van leerlingen met hoge Citoscore’.

Het toptalentenbeleid is gericht op ‘de top 20% best presterende leerlingen van een klas of groep’. Er is bij het ministerie dus geen beleid gericht op hoogbegaafden en daarmee ook niet op het ontwikkelen van hun potentieel en hun optimale groei.

Frappant detail is dat steeds minder leerlingen zichzelf in de definitie van toptalent herkennen: het blijkt dat 16% (2015) van de leerlingen in het Voortgezet onderwijs zich tot toptalenten rekent, in 2013 was dit nog 23% (cijfers CBS). Hoeveel leerlingen daarvan (mogelijk) hoogbegaafd zijn is niet onderzocht.

Op basis van het feit dat hoogbegaafde leerlingen niet automatisch ‘excelleren’ kun je dus stellen dat het excellentie- en toptalentenbeleid vanuit het ministerie en de scholen geen relatie heeft met hoogbegaafdheid. Je loopt hiermee het risico veel potentieel over te slaan.

Scholen
Er is in de afgelopen jaren vanuit de scholen zelf meer aandacht voor hoogbegaafdheid in het onderwijs gekomen, onder andere via voltijds scholen voor hoogbegaafdheid. Toch gaat het nog steeds niet goed met deze groep kinderen. Te vaak vallen deze leerlingen uit, of hebben ze onderweg ondersteuning nodig om het schoolsysteem te doorlopen. Het lijkt erop dat juist een bepaalde groep hoogbegaafde leerlingen vaker uitval laat zien dan anderen groepen.

Van Wiechenschema
Om het vroegsignaleren een vaste plaats in de systematiek van het consultatiebureau te kunnen geven, is er in die periode ook gekeken in hoeverre de Van Wiechenschema’s een adequaat instrument vormen voor het signaleren van talent. Voor ouders en voor basisscholen biedt het een concreet aanknopingspunt bij de vraag welk onderwijs het meest passend is voor een kind. De zorgvraag die nu vaak in de loop van een schoolcarrière ontstaat kan zo worden beperkt, hetgeen binnen de werkvelden volksgezondheid en onderwijs leidt tot een daling van het gebruik van voorzieningen, misdiagnoses en langdurende uitval op school (thuiszitters). Vroegsignalering van talent op het consultatiebureau leidt ook tot meer maatwerk in het onderwijs en op termijn ook tot kostenbesparing.

Waar staan we nu
Inmiddels zijn we een aantal jaren verder. Mijn dagelijkse professionele betrokkenheid bij maatwerk in het onderwijs en de thema’s vroegsignalering, misdiagnoses en thuiszitters noden mij om nogmaals contact met de staatsecretarissen van Rijn en Dekker te zoeken, ook nu ik niet meer betrokken ben bij stichting 360grView.

Zeker ten aanzien van thuiszitters kan, zoals geconcludeerd in de sessies Preventie op de Thuiszitterstop, vroegsignalering 0-4 jaar een grote rol spelen – niet alleen rond een ontwikkelingsvoorsprong.

Onderlinge afstemming tussen de ministeries die gaan over volksgezondheid (VWS) en onderwijs (OCW) hierover leek mij zinvol, omdat een succesvolle implementatie van vroegsignalering staat of valt met de zorgvuldige overdracht van gegevens tussen de zorgprofessionals van het consultatiebureau en de onderwijsprofessionals van de basisschool.

Overleg met OCW en VWS
De ministeries OCW en VWS hebben mijn uitnodiging om samen om tafel te gaan om te praten over het belang van vroegsignalering van een ontwikkelingsvoorsprong aangenomen. Op 31 mei ging ik daarvoor naar Den Haag. Natuurlijk ging Lilian van der Poel met me mee, we werken immers al ruim 5 jaar samen aan het thema ontwikkelingsvoorsprong.

In een gesprek kun niet alles vertellen en onthouden. Daarom is er een gesprekshandleiding geschreven waarin we de onder andere huidige situatie, knelpunten, oplossingen en opbrengsten van een ander beleid hebben beschreven. Deze longread is hier te lezen.

Startdocument
Willen we passend onderwijs leveren voor hoogbegaafdheid leerlingen en gaan voor een optimale ontwikkeling dan moeten we inzetten op (vroeg-)signalering. De manier waarop is eigenlijk simpel: volg daarvoor de rode draad in de ontwikkeling van het kind. Stimulerend signaleren en een breder gebruik van het Van Wiechenschema zijn daarvoor de juiste gereedschappen, die leiden tot wat ik noem een startdocument, die niet alleen voor kinderen met een voorsprong te gebruiken is:
1. Zorg ervoor dat het consultatiebureau de taak en mogelijkheden krijgt om vroeg te signaleren.
2. De bevindingen van 4 jaar continu signaleren kunnen dan, indien de ouders dat wensen, als startdocument ter ondersteuning aan hen meegeven worden.
3. Met het startdocument kunnen de ouders gericht op zoek naar een school met passende expertise.
4. Scholen kunnen met het startdocument van consultatiebureau vanaf het begin van de onderwijscarrière van het kind op zijn minst insteken op het ontwikkelingsniveau van het kind.
5. De mogelijkheden en het potentieel van het kind kunnen op deze manier beter benut worden.

Aan de ontwikkeling van het startdocument wordt door mij al gewerkt.

Verdere aanbevelingen
• Onderzoek naar de groep P90 kinderen om meer informatie te krijgen over ontwikkelingsvoorsprong is noodzakelijk. Alleen als we weten wanneer er sprake is van een voorsprong en wanneer we zicht krijgen wat de werkelijke signaleren van een voorsprong zijn, wordt signaleren ook werkelijk signaleren.
• Vroegsignalering, specifieke kennis over de verschillende vormen van begaafdheid en de onderwijsbehoeften van deze kinderen moeten vast onderdeel worden van de lerarenopleidingen.
• Inventarisatie van mogelijkheden tot vroegsignalering op de kinderopvang en peuterspeelzaal is noodzakelijk gevolgd door scholing van de pedagogisch medewerkers.

(H)erkenning, en dan
Na de (h)erkenning moet de nadruk liggen op individueel maatwerk in het onderwijs, het op de correcte manier uitleggen van signalen en voorkomen van een verkeerde kijk op het kind en uitval op het gebied van gezondheid. Dit is iets wat de ministeries van OCW en VWS samen op moeten pakken. Hoogbegaafden komen er niet vanzelf, daar is degelijk hoogbegaafdenbeleid voor nodig, zowel in de groep 0-4 jarigen als in de groep 4 en ouder.

Een lang, vaak pijnlijk en nutteloos duur traject voor school, ouders en kind met misdiagnoses en onnodige zorgkosten worden hiermee voorkomen. Het onderwijs kan weer doen waar ze goed in is: het kind vanaf het begin passend onderwijs bieden en ervoor zorgen dat de leerlijn van het kind daadwerkelijk stijgt. Door vroegsignalering wordt het mogelijk problematiek rondom hoogbegaafde kinderen voorgoed uit te bannen.

Winstpunten zitten hierin dus zowel aan de kant van het ministerie van VWS als aan de kant van het ministerie van OCW.

We vragen om de samenwerking tussen de twee ministeries te intensiveren en op die manier bij te dragen aan het daadwerkelijk optimaliseren van de kindontwikkeling – met brede opbrengsten voor (alle inwoners van) Nederland, het mogelijk maken van Passend Onderwijs – het speerpunt van het onderwijsbeleid en een correct invulling van het volksgezondheidsbeleid – met vermindering van onnodige kosten.

De boodschap is, zo hebben we het idee, deels goed binnengekomen bij VWS en OCW. Het andere deel moet, om de woorden van Lilian van der Poel te gebruiken: ‘net als een wasmiddel eerst inwerken’.

Dorien Kok
http://DorienKok.nl

Gesprekshandleiding belang van vroegsignalering van een ontwikkelingsvoorsprong

31 mei 2017 Gesprekshandleiding overleg ministerie OCW en VWS met Dorien Kok (I-CARUS) en Lilian van der Poel (XL-leren) over het belang van vroegsignalering van een ontwikkelingsvoorsprong. 

Longread bij artikel Vroeg signaleren van begaafdheid bij jonge kinderen: het startdocument

Kinderen met een ontwikkelingsvoorsprong laten soms een ontwikkeling zien die wel 2, 3 of 4 jaar voorloopt op  leeftijdsgenoten. De meesten hebben niet meer dan 4 jaar nodig om de basisschoolstof te beheersen en enkelen van hen kunnen zelfs in een paar maanden het complete schoolprogramma doorlopen. Velen beheersen voor ze starten op school al meerdere einddoelen van groep 2 en sommige kinderen beheersen zelfs alle einddoelen. Helaas moeten ook zij gewoon aan het begin van het onderwijspad beginnen en dit pad jarenlang volgen, met als uitgangspunt leeftijd. In de praktijk betekent dit dat het kind ‘in de wachtkamer’ gezet wordt. Zo zit hij of zij daar iedere dag opnieuw te wachten – hopend dat hij gezien zal worden, aan de beurt zal komen en men snapt wat hij kan en weet en wat hij dus nodig heeft. Wachtend tot er leerstof langskomt die hij nodig heeft om zich verder te kunnen ontwikkelen. Hopend dat ook hij nieuwe dingen mag leren, onderzoeken, kan sponsen – eigenlijk gewoon groeien – zoals hij tot nu toe thuis gewend was. Gewoon zijn eigen ontwikkelingslijn volgen.

Het ministerie van onderwijs zet in op de toptalenten en excellentie. Excellentie is iets anders dan hoogbegaafdheid. Hoogbegaafdheid is een potentie: het geeft geen garantie op excelleren, in ieder geval niet per definitie op schoolgebied.

Het excellentiebeleid van het ministerie richt zich op  – zoals OCW dat zelf definieert – de ‘schoolloopbaan van leerlingen met hoge Citoscore’. Het toptalentenbeleid is gericht op ‘de top 20% best presterende leerlingen van een klas of groep’. Er is bij het ministerie dus geen beleid gericht op hoogbegaafden en daarmee ook niet op het ontwikkelen van hun potentieel en hun optimale groei.

Frappant detail is dat steeds minder leerlingen zichzelf in de definitie van toptalent herkennen: het blijkt dat 16% (2015) van de leerlingen in het Voortgezet onderwijs zich tot toptalenten rekent, in 2013 was dit nog 23% (cijfers CBS). Hoeveel leerlingen daarvan (mogelijk) hoogbegaafd zijn is niet onderzocht.

Op basis van het feit dat hoogbegaafde leerlingen niet automatisch ‘excelleren’ kun je dus stellen dat het excellentie- en toptalentenbeleid vanuit het ministerie en de scholen geen relatie heeft met hoogbegaafdheid. Je loopt hiermee het risico veel potentieel over te slaan.

Er is in de afgelopen jaren vanuit de scholen zelf meer aandacht voor hoogbegaafdheid in het onderwijs gekomen, onder andere via voltijds scholen voor hoogbegaafdheid. Toch gaat het nog steeds niet goed met deze groep kinderen. Te vaak vallen deze leerlingen uit, of hebben onderweg ondersteuning nodig om het schoolsysteem te doorlopen. Het lijkt erop dat juist een bepaalde groep hoogbegaafde leerlingen vaker uitval laat zien dan anderen groepen. In de volgende alinea gaan we daarom in op die verschillende groepen.

Ontwikkelingsvoorsprong: meerdere groepen kinderen.
Het gebruik van verschillende criteria voor hoogbegaafdheid om hoogbegaafde kinderen te signaleren is een onderwerp waar nog weinig over gesproken wordt. Een onderscheid dat van belang is omdat er momenteel maatschappelijk en onderwijstechnisch geen aandacht is voor meerdere soorten hoogbegaafdheid, en deze ook niet gezien en benoemd worden. De manier waarop we met kinderen met een ontwikkelingsvoorsprong op een ander gebied dan cognitief (bijvoorbeeld op het gebied van sport, kunst of muziek) omgaan verschilt daarentegen enorm. Dit is te linken aan het vlak waarop ze een ontwikkelingsvoorsprong hebben. Het bepaalt ook voor een groot deel hun kans op gezien (gesignaleerd) te worden en daarmee meteen hun kans op juiste begeleiding.

1. Sportbegaafde en kunstbegaafde kinderen
Kinderen met een talent op het gebied van muziek of kunst of zij die een groot atletisch- of danstalent bezitten worden vaak al op jonge leeftijd gesignaleerd, gescout en geselecteerd. De kinderen worden door specialisten op hun talentgebied begeleid om deze ontwikkeling te optimaliseren. Hierbij wordt er speciaal aandacht geschonken aan hun intrapersoonlijke ontwikkeling: de kinderen leren zichzelf en hun ontwikkeling te analyseren en te reflecteren op die ontwikkeling. Hard werken om een hoog niveau te halen is daarbij het startpunt, waarbij er duidelijk geïnvesteerd wordt in een growth mindset en motivatie. Ouders worden nauw betrokken bij de begeleiding.

Hier ligt een significant verschil met het onderwijs. Daar waar hard werken in sport en kunsten als normaal gezien wordt, wordt hard werken in het onderwijs gekoppeld aan achterstand, aan het niet goed zijn in leren of aan onnodig streberig gedrag. Het is niet standaard dat er positief gereageerd wordt op kinderen die meer weten dan de leerkracht op bepaalde gebieden. Sterker nog, veel leerkrachten ervaren het als een bedreiging als een leerling meer weet. Ook onder medeleerlingen wordt het niet gemakkelijk geaccepteerd als je leergierig bent. Je loopt al snel het risico buitengesloten te worden uit de groep. De sociale druk als je ‘anders’ in elkaar zit, is daarom van jongs af aan al hoog. Specifieke subgroepen van hoogbegaafde kinderen die door leraren niet gesignaleerd of geïdentificeerd worden – onder andere te wijten aan onderpresteren, geen aansluiting hebben met leeftijdsgenoten of in het onderwijs ondergewaardeerde talenten zoals creativiteit -, lopen het risico op een verminderd psychologisch welbevinden. De groep hoogbegaafde kinderen is daarmee automatisch een kwetsbare groep.

2. Academisch begaafde kinderen
Kinderen met academische talenten op school worden daarnaast vaak nauwelijks uitgedaagd. Ze leren weinig op school en worden niet gemotiveerd. Dat geldt niet alleen voor de basisschool. Zelfs op het gymnasium en de universiteit is er nauwelijks uitdaging te vinden en raken leerlingen en studenten opnieuw teleurgesteld en gedemotiveerd. Voor hun resultaten hebben ze vaak niet hoeven werken of leren, waardoor ze geen vaardigheden geleerd hebben. Kinderen die goed presteren zijn meestal degenen die zich het beste aan het schoolsysteem aanpassen. Deze aanpassing aan het systeem is een ernstige belemmering voor het signaleren van deze groep en daarmee de ontwikkeling van deze kinderen. Omdat ze goede cijfers halen gaan de onderwijsinstellingen ervan uit dat het onderwijs dat gegeven wordt voor deze kinderen passend is. Wij willen graag deze aanname omdraaien: als kinderen zo hoog kunnen presteren terwijl ze nauwelijks moeite hoeven te doen, leren ze dan wel iets? En excelleren ze dan wel? Er blijft een hoop potentie onbenut! Motivatie is onlosmakelijk gekoppeld aan inzet en prestatie. Pas als een kind kan reiken naar een ‘leerlevel’ hoger (zone van naaste ontwikkeling) is het mogelijk te laten zien wat je kunt.

Het merendeel van deze leerlingen loopt vast door de combinatie van een niet passend onderwijsprogramma, niet passende benadering, gemis aan expertise en onbegrip zorgt ervoor dat deze kinderen faalangst ontwikkelen en een fixed mindset opbouwen. Investeringen op (intra)persoonlijke ontwikkeling en ruimte voor kritisch denken zijn factoren die te weinig aandacht en ruimte krijgen krijgen in het onderwijs, terwijl dit juist erg belangrijk is en vaak ook bepalend voor een optimale talentontwikkeling. Een hoog IQ alleen is niet voldoende.

Voor deze groep, de academisch hoogbegaafden, kan verbreding en versnelling in het onderwijs met een juiste benadering vanuit de leerkrachten (‘leraar nominatie’) ’een oplossing kan zijn. Voorwaarde is daarbij wel dat ze gesignaleerd worden en blijven, zodat hier op ingezet kan worden.Vroegsignalering speelt een grote rol bij preventie van uitval van deze groep. Dit geldt niet alleen voor de kinderen die over een domein- of schoolspecifiek of (bijvoorbeeld wiskunde, science, talen of techniek) talent beschikken, maar ook voor de creatief begaafde kinderen.

3. Creatief begaafde kinderen
Creatieve hoogbegaafden worden gehinderd in hun ontwikkeling omdat onderwijs ingedeeld is in specifieke en cognitieve domeinen en er weinig ruimte is voor hun vaak niet-schoolse talenten, hun out-of-the-box manier van denken en specifieke leerstijl en -behoeftes. De talentontwikkeling vindt vaker naast school plaats, alleen niet op schoolse vaardigheden. Hun talenten vallen ook vaak buiten schoolse vaardigheden, vragen divergent denken en passen daarom ook niet in de schoolse setting.

Het signaleren van deze groep is nog extra lastig door afleidende factoren die verkeerd uitgelegd kunnen worden zoals leergierig maar niet zichtbaar, niet naar buiten gericht: verlegen meisjes, kinderen met een ontwikkelingsvoorsprong die alleen onder voorwaarden zichtbaar is (thuis, in veilige omstandigheden), stuiterballen, explosieve kinderen, drop-outs, kinderen met grote faalangst of met een scheve ontwikkeling, Daarnaast is er nog sprake van een groep kinderen met een groot potentieel die leerproblemen heeft, vaak door de conventionele leerbenadering in school. Zeer creatieve hoogbegaafde kinderen ervaren bovendien minder gevoelens van welbevinden dan minder creatief begaafde kinderen, terwijl het omgekeerde geldt voor kinderen die door hun leraar worden genomineerd.

4. Meervoudig begaafde kinderen
Wat het signaleren en begeleiden bemoeilijkt is dat de begaafdheid soms breed is: kinderen die academisch een voorsprong hebben kunnen bijvoorbeeld ook een groot sporttalent zijn of creatief in denken. Creatief hoogbegaafde kinderen hebben misschien ook een zangtalent, die tijd, aandacht en investering eist.

Een dubbel getalenteerd kind kan er dan voor kiezen om zijn talent echt hoofdzakelijk in te zetten op buitenschools gebied, en school ‘erbij’ te doen – zeker als de begaafdheid daar niet gesignaleerd is. Op school laten deze kinderen gemiddelde prestaties zien. Als de buitenschoolse carrière op school niet bekend is, is dit kind automatisch buiten beeld.

De breedte om bij meerdere en verschillende talenten in een kind aan te sluiten wordt gehinderd door het onderwijssysteem, dat gericht is op het volgordelijk doorlopen van het schoolcurriculum in een strak georganiseerde omgeving volgens vaste (denk)kaders. Dat is jammer omdat juist hun talenten hen helpen om ook op school redelijke prestaties te laten zien.

Er is voor deze kinderen weinig ruimte om de eigen ontwikkelingslijn te volgen. De kans dat we zien dat deze kinderen grote talenten hebben is daarmee beperkt. Tenzij we de moeite nemen om vroegtijdig te signaleren. Hoe eerder signalering plaatsvindt, des te sneller kan er ingespeeld worden op de behoeften die specifiek horen bij dit kind. Aan een goede signalering zijn wel voorwaarden verbonden.

Voorwaarden (h)erkenning
• signalering start vanaf het moment dat kinderen op de wereld zijn. Hierbij wordt ook   rekening gehouden met  hoogbegaafdheid in de familie;
• het consultatiebureau signaleert wat het kind daadwerkelijk kan op het moment dat hij wordt gezien, in plaats van te kijken naar wat het kind volgens zijn leeftijd zou moeten kunnen;
• investering in kinderopvangorganisaties op het thema hoogbegaafdheid is aantoonbaar aanwezig in verband met de begeleiding van het kind;
• scholen aanvaarden het advies van het consultatiebureau en/of kinderopvangorganisatie als daar al een voorsprong is gesignaleerd;
• investering op thema hoogbegaafdheid is in school aantoonbaar aanwezig;
• kennis ontwikkelingsvoorsprong/hoogbegaafdheid is aanwezig;
• tools voor het herkennen van een ontwikkelingsvoorsprong/hoogbegaafdheid zijn aanwezig;
• kennis in opvang, onderwijs en op het consultatiebureau van onderscheid karakteristieken van hoogbegaafdheid en karakteristieken stoornissen om verwarring en misdiagnoses te voorkomen;
• kennis over het psychologisch welzijn van hoogbegaafden;
• professional heeft een open houding naar ouders ten aanzien van hun positie als kind-expert;
• besef dat het niet alleen draait om cognitieve vaardigheden, hoge cijfers/scores en schoolprestaties;
• besef dat er, in tegenstelling tot  gangbare gedachte, geen sprake is van een verhoogde mate van sociale en emotionele problematiek bij een ontwikkelingsvoorsprong of hoogbegaafdheid. Soms is het zelfs zo dat er sprake is van een snellere sociale en emotionele ontwikkeling en dat deze ontwikkeling op een hoger niveau plaatsvindt;
• besef dat kinderen er niet altijd op eigen kracht komen, dat ook zij soms extra ondersteuning nodig hebben en dat ze net zoveel recht en en baat hebben bij uitleg als hun klasgenoten;
• zich bewust zijn van de mythes over hoogbegaafdheid;
• expertise is aantoonbaar aanwezig in het curriculum voor de opleiding tot pedagogisch medewerker;
• expertise is aantoonbaar aanwezige op dit thema bij de opleiding tot leerkracht; Samenwerkingsverbanden, leerplichtambtenaren, onderwijsinspectie en onderwijsconsulenten hebben de verplichting om expertise en budget in te zetten bij het samenwerkingsverband op dit thema;
• bewustzijn over het feit dat kinderen niet altijd specifiek in één categorie van begaafdheid vallen;
• besef het signaleren van hoogbegaafdheid met hulp van een IQ test zijn beperkingen kent: er zijn kinderen die ondanks hun begaafdheid niet boven de 130 scoren op de test. Dit bijvoorbeeld vanwege gebrek aan kennis bij de tester of omdat de gekozen test of een IQ test in het algemeen niet past bij de vaardigheden van een kind.

Gevolgen niet correcte of niet (tijdige) (h)erkenning
• niet gezien worden;
• niet krijgen wat je nodig hebt of past bij je sociale, emotionele en
cognitieve ontwikkeling;
• negatieve effecten op zelfbeeld;
• negatieve ontwikkeling op motivatie;
• ontwikkeling faalangst en fixed mindset;
• ontbreken van een stimulerende omgeving;
• natuurlijke ontwikkeling raakt verstoord;
• verhoogd risico op uitval in het onderwijs;
• verhoogd risico op uitval qua gezondheid;
• risico op depressie, angsten, psychische of psychiatrische problemen en
zelfmoord;
• risico wachtkamersituatie op school;
• risico op schade op alle vlakken bij het kind;
• leert niet de vaardigheden die hij later nodig heeft;
• risico dat de signalen die een beschadigd kind afgeeft verkeerd worden
geïnterpreteerd, mede door diagnosticering door het onderwijs zelf;
• risico onnodige verwijzing naar jeugdgezondheidszorg, de huisarts, de
psycholoog, psychiater en/of het ziekenhuis bij verkeerd lezen signalen;
• risico onnodige verwijzing naar verkeerd speciaal onderwijs bij verkeerd lezen
signalen;
• verkeerd lezen van de onderwijsopbrengsten bij niveauverwijzing voortgezet
onderwijs, met tot gevolg niet passend advies Voortgezet onderwijs;
• als gevolg van de vorige twee stappen: opnieuw risico op wachtkamersituatie;
• risico misdiagnoses;
• risico verkeerde behandelstrategieën;
• risico tijdelijk of permanent thuiszittersschap;
• risico verdwijnen uit het onderwijssysteem, en daarmee het uit beeld raken van
het kind;
• uitval ouders op het werk/opzeggen baan;
• kosten voor ouders ten aanzien van niet-vergoede hulp;
• akkoord van ouders voor misdiagnostiek ivm vergoeding kosten en vergoeding
voor hulp op school; Hulp wordt alleen vanuit diagnose vergoed. Er wordt dan
geen rekening gehouden met hoogbegaafdheid;
• geen optimale start in arbeidssituatie bij volwassenheid;
• niet benutten van volledig potentieel in het arbeidzaam leven;
• als gevolg daarvan risico op arbeidsconflicten, uitval, burn-out, depressie
etc.

Stand van zaken nu op consultatiebureau
Dossieronderzoek (stichting 360grView) duidt dat vroegsignalering op ontwikkelingsvoorsprong alleen gebeurt als de consultatiebureau-arts:
• ervaren is met het thema;
• zelf een achtergrond heeft vanuit hoogbegaafdheid vanuit persoon of gezin;
• het van Wiechenschema breed ingezet wordt en er structureel doorgetoetst
wordt: niet kijken naar wat het kind nu moet kunnen, maar wat het kind
daadwerkelijk kan op het moment dat het gezien wordt;
• er een pro-actieve signaleringssituatie gecreëerd wordt door positieve
uitwisseling van informatie met ouders;
• er niet alleen wordt uitgegaan van normaalnorm.

Conclusie dossieronderzoek: vroegsignalering van een ontwikkelingsvoorsprong/hoogbegaafdheid gebeurt nauwelijks via het consultatiebureau. Er is slechts sprake van signalering van P10 uitval op de norm. Daarnaast is het consultatiebureau voor veel ouders met een kind met een ontwikkelingsvoorsprong niets meer dan een weeg- en meetbureau. Ouders ervaren geen kundige sparringpartner in de consultatiebureau-artsen en -verpleegkundigen. Daarnaast zijn ouders bang voor misvattingen, voelen ze zich niet gehoord en krijgen ze te vaak adviezen die niet passen bij kinderen met een ontwikkelingsvoorsprong.

Oplossing vanuit vroegsignalering m.b.v. startdocument: rapportage vanuit vroegsignalering door o.a. het consultatiebureau
1. Zorg ervoor dat het consultatiebureau de taak en mogelijkheden krijgt om
vroeg te signaleren.
2. De bevindingen van 4 jaar continu signaleren kunnen dan, indien de ouders dat
wensen, als startdocument ter ondersteuning aan hen meegeven worden.
3. Met het startdocument kunnen zij gericht op zoek naar een school met passende
expertise.
4. Scholen kunnen met het startdocument van consultatiebureau vanaf het begin
van de onderwijscarrière van het kind op zijn minst insteken op het
ontwikkelingsniveau van het kind.
5. De mogelijkheden en het potentieel van het kind kunnen op deze manier beter
benut worden.

De opbrengsten:
• goed gedocumenteerde rode lijn in de ontwikkeling;
• het startdocument helpt de scholen bij de voorbereiding op passend onderwijs
voor het kind;
• voorkomen van niet correcte of niet (tijdige) (h)erkenning is beter dan
schade voor kind, ouders en maatschappij;
• ouders kunnen bewust kiezen voor de juiste basisschool;
• scholen kunnen zich beter voorbereiden op onderwijsbehoeften van instromende
kinderen;
• leerkracht heeft op de eerste schooldag meteen handvatten om het kind te
benaderen op een manier die past bij een kind met een voorsprong;
• er kan meteen een start gemaakt worden met het opstellen van een OPP
(ontwikkelingsperspectief);
• het risico op misvattingen over het kind wordt sterk teruggedrongen;
• minder risico op een wachtkamersituatie;
• minder risico op uitval/thuiszitten;
• sociale en emotionele groei van het kind is beter geborgd door het plaatsen in
een peergroep;
• het onderwijs kan zich weer bezighouden met waar ze goed in is, namelijk
onderwijs, in plaats van met conflictsituaties met kind en ouders.

Willen we passend onderwijs leveren voor hoogbegaafdheid leerlingen, dan moeten we inzetten op (vroeg-)signalering. Volg de rode draad in de ontwikkeling van het kind. Na de (h)erkenning moet de nadruk liggen op individueel maatwerk in het onderwijs, het op de correcte manier uitleggen van signalen en voorkomen van een verkeerde kijk op het kind en uitval op het gebied van gezondheid. Dit is iets wat de ministeries van OCW en VWS samen op moeten pakken. Hoogbegaafden komen er niet vanzelf, daar is degelijk hoogbegaafdenbeleid voor nodig, zowel in de groep 0-4 jarigen als in de groep 4 en ouder.

Een lang, vaak pijnlijk en nutteloos duur traject voor school, ouders en kind met misdiagnoses en onnodige zorgkosten worden hiermee voorkomen. Het onderwijs kan weer doen waar ze goed in is: het kind vanaf het begin passend onderwijs bieden en

ervoor zorgen dat de leerlijn van het kind daadwerkelijk stijgt. Door vroegsignalering wordt het mogelijk problematiek rondom hoogbegaafde kinderen voorgoed uit te bannen.

Winstpunten zitten hierin dus zowel aan de kant van het ministerie van VWS als aan de kant van het ministerie van OCW. We vragen om de samenwerking tussen de twee ministeries te intensiveren en op die manier bij te dragen aan het daadwerkelijk optimaliseren van de kindontwikkeling – met brede opbrengsten voor (alle inwoners van) Nederland, het mogelijk maken van Passend Onderwijs – het speerpunt van het onderwijsbeleid en een correct invulling van het volksgezondheidsbeleid – met vermindering van onnodige kosten.

De belangen zijn groot, niet alleen voor de kinderen zelf maar ook voor Nederland in zijn geheel. Juist hoogbegaafde kinderen zijn degenen die de problemen van nu kunnen oplossen, die oog hebben voor welke richtingen we kunnen kiezen en die antwoorden kunnen geven over vraagstukken met betrekking tot de toekomst en problemen die we mogelijk in de toekomst krijgen. Zij kunnen Nederland naar de top van de kenniseconomie en de wereldeconomie brengen. Innovatief zijn. Banen gaan creëren. Het bedrijfsleven zit hier smachtend op te wachten.

Verdere aanbevelingen:
• Onderzoek naar de groep P90 kinderen om meer informatie te krijgen over
ontwikkelingsvoorsprong is noodzakelijk. Alleen als we weten wanneer er sprake
is van een voorsprong en wanneer we zicht krijgen wat de werkelijke signaleren
van een voorsprong zijn, wordt signaleren ook werkelijk signaleren.
• Vroegsignalering, specifieke kennis over de verschillende vormen van
begaafdheid en de onderwijsbehoeften van deze kinderen moeten vast onderdeel
worden van de lerarenopleidingen.
• Inventarisatie van mogelijkheden tot vroegsignalering op de kinderopvang en
peuterspeelzaal is noodzakelijk gevolgd door scholing van de pedagogisch
medewerkers.

Dorien Kok                        &       Lilian van der Poel

contact@I-CARUS.info              info@XL-leren.com

035-887 0567                              06-18 53 27 75

#TK2017: partijstandpunten over onderwijs aan hoogbegaafden

Tweede kamerUPDATES
22 februari: Zie SGP
23 februari: zie PVV
24 februari: zie Ondernemerspartij
27 februari: zie Forum voor Democratie
1 maart: zie CDA
2 maart: zie PvdA en Piratenpartij
10 maart: zie SP
14 maart: zie D66

In een eerder blog van juni 2010  (“PvdA: ‘Hoogbegaafde kinderen kosten klauwen vol geld’”) schreef  ik over de toenmalige standpunten van de politieke partijen in Nederland ten aanzien van onderwijs voor hoogbegaafde kinderen.

Voor de verkiezingen van 2012 deed ik dit opnieuw. Dit keer niet via directe navraag bij de partijen maar via de blog van onderwijsjournalist Ronald Buitelaar, die de onderwijsparagrafen van de verkiezingsprogramma’s heeft verzameld.

Op 15 maart 2017 gaan we weer naar de stembus. Wat is nu de stand van zaken?

Excellentie
In het algemeen pakt het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap onderwijs aan hoogbegaafden op via het thema ‘Excellentie’.

Het gevaar voor hoogbegaafden ten aanzien van de benadering vanuit excellentie is dat vele hoogbegaafde leerlingen niet excelleren en niet gezien en geholpen worden. Hoogbegaafd betekent immers niet altijd dat er sprake is van excelleren. Voorkomende problemen zijn oa leerproblemen, faalangst en onderpresteren, maar ook misdiagnoses spelen een rol. Andersom betekent het feit dat een kind excelleert absoluut niet dat het ook hoogbegaafd is. Excelleren betekent immers eigenlijk alleen maar uitblinken. Veel thuiszitters blijken hoogbegaafde leerlingen te zijn.

Kosten
Staatsecretaris Sander Dekker heeft in april 2016 in antwoord op vragen van Kamerlid Siderius aangegeven dat het onderwijs voor hoogbegaafde leerlingen net als voor andere leerlingen vrij toegankelijk en kosteloos moet zijn. De samenwerkingsverbanden passend onderwijs moeten op papier voorzien in een passend aanbod voor elke leerling, ook voor hoogbegaafde leerlingen.

In de praktijk blijkt dit nog steeds niet altijd zo te zijn. Ouders wordt bijvoorbeeld bij de voordeur van school verplicht om te tekenen voor de betaling van de ouderbijdrage om toegang tot dit onderwijs te krijgen voor hun kind of worden verwezen naar regulier onderwijs als ze de bijdrage niet langer kunnen of gezien bovengenoemde kostenbesluit niet (langer) willen betalen. Ouders durven hiervoor niet hardop aan de bel te trekken, omdat scholen en besturen dan zeggen de speciale afdelingen/scholen mogelijk te sluiten.

Ouders zijn doorgaans diegene bij wie de rekening voor extra begeleiding of onderzoek door experts op de mat valt. Als ze daarvoor draagkrachtig genoeg zijn tenminste, anders staan ze met lege handen. Dit versterkt de ongelijkheid in het onderwijs.

Expertise
Ook missen veel scholen en samenwerkingsverbanden nog de expertise rond deze leerlingen, waardoor maatwerk lastig te verkrijgen is. Problemen worden ook nog te vaak verkeerd uitgelegd, bijvoorbeeld vanuit diagnostiek. Het is daarnaast belangrijk dat deze kinderen niet per se als zorgleerling moeten worden gezien, maar dat het besef er komt dat er maatwerk geleverd moet worden om deze (eigenlijk gewoon alle) kinderen hun natuurlijke ontwikkeling te laten volgen. De maatschappelijke kosten van het niet (h)erkennen van hoogbegaafdheid zijn daarbij hoog, zeer hoog. Zo hoog dat de kosten van eventuele extra begeleiding daarbij in het niet vallen.

Extra aandacht voor passend onderwijs aan hoogbegaafden is dus echt nodig.

Huidige vragen aan de politiek
Concreet zijn de volgende twee vragen met toelichting gesteld aan de deelnemende partijen*:
1. Programma’s en speciaal onderwijs voor hoogbegaafde kinderen moet worden ondersteund. Ziet uw partij dit ook zo en hoe gaat u dit concreet invullen.
2. Hoe ziet uw partij de problematiek rond de extra kosten voor ouders en het tekort aan benodigde expertise.

Partijprogramma’s
Daarnaast heb ik de partijprogramma’s bekeken op het het onderwerp onderwijs in het algemeen, talentontwikkeling, maatwerk, thuiszitters en natuurlijk hoogbegaafdheid.

Hieronder vindt u een samenvatting van de inhoud van de partijprogramma’s per partij benoemd, op volgorde van het kiesnummer. Een eventuele reactie op bovengenoemde vragen wordt daar ook bij elke partij benoemd. Ik heb de partijen die niet reageerden na 14 dagen een herinnering gestuurd.

VVD
“De VVD vindt dat ieder kind de beste kansen verdient om zijn talenten te ontwikkelen. De jeugd heeft immers de toekomst. Om ervoor te zorgen dat onze kinderen in alle opzichten kunnen meedoen in de samenleving is het van levensbelang dat zij goed onderwijs krijgen. Goed onderwijs helpt hen bovendien om zich te ontplooien tot mensen met verantwoordelijkheidsbesef en respect voor ieder individu. Ook biedt goed onderwijs iedere leerling – ongeacht zijn afkomst – kennis van en inzicht in de Nederlandse samenleving en rechtstaat. Goed onderwijs sluit aan bij de arbeidsmarkt en stimuleert ondernemerschap. Ons land heeft een goed opgeleide beroepsbevolking nodig die alle talenten optimaal benut, van jong en oud. Talent zit volgens de VVD niet alleen in de hersens maar ook in de handen. Goede vaklui brengen ons land verder, of je nu loodgieter bent of advocaat.

De VVD vindt dat onderwijs in het teken moet staan van de leerling. Scholen moeten het beste uit iedere leerling zien te halen. Dat kan alleen als de overheid de kwaliteit van het onderwijs centraal stelt. De VVD tolereert niet dat kinderen ondermaats onderwijs krijgen.

Talent krijgt in het onderwijs te weinig kans. Met tal van onderwijsvernieuwingen is geprobeerd om gelijk te maken wat niet gelijk is. Leerlingen moeten als gevolg daarvan te veel  ́passen in het systeem’. De VVD wil dat omdraaien, zodat het systeem zich weer aanpast aan de leerling. Alle individuen zijn immers verschillend, zowel in achtergrond als in ambities en talenten. De VVD kiest voor beter onderwijs om de eisen die aan toekomstige generaties gesteld worden voor te zijn. De VVD investeert daarom 2,5 miljard euro extra in het onderwijs.

De VVD wil ruim baan geven aan het gymnasium, en hoogbegaafdheid moet serieus worden genomen in het onderwijs: bijzonder talent verdient bijzondere aandacht.”

Het complete verkiezingsprogramma van de VVD is hier te vinden.”

PvdA
“Onderwijs is een cruciale waarde in de vormende jaren van kinderen en jongeren. Zij leren stap voor stap de wereld kennen en kunnen in deze periode het gemakkelijkst en gretigst nieuwe dingen leren. Zij moeten in die jaren alle kansen krijgen om zich kennis en vaardigheden eigen te maken, en hun persoonlijkheid, hun wereldbeeld en hun interesses te vormen. Een gunstige, inspirerende start blijft een leven lang doorwerken. Ouders en verzorgers hebben hierin een grote verantwoordelijkheid, en daarnaast is het onderwijs van onschatbare waarde.

Het ene kind ontwikkelt zich sneller dan het andere, doordat talenten uiteenlopen maar ook doordat de sociaaleconomische achtergrond per kind verschilt. In het gehele onderwijs moeten we dan ook de hindernissen wegnemen voor kinderen die met een achterstand beginnen, en recht doen aan ‘laatbloeiers’ die in een ander tempo leren dan gemiddeld. Behalve kennisoverdracht en cognitieve ontwikkeling moeten ook persoonlijke, sociaal- emotionele ontplooiing en burgerschap deel uitmaken van het onderwijs. Dit vereist uitstekend onderwijs voor iedereen, juist ook voor kinderen die van huis uit minder meekrijgen, en juist ook in de meest kwetsbare wijken. Zo draagt het onderwijs bij aan de vorming van zelfstandige en autonome burgers die volwaardig aan de samenleving kunnen deelnemen.”

Het woord hoogbegaafd(heid) komt niet voor in het partijprogramma van de PvdA.

UPDATE 2 maart: Schriftelijke reactie publieksvoorlichting PvdA  op gestelde vragen betreffende hoogbegaafdheid:

2017-pvda-antwoorden

Het complete verkiezingsprogramma van de PvdA is hier te vinden.

PVV
De woorden onderwijs en hoogbegaafd(heid) komen niet voor in het partijprogramma van de PVV.

UPDATE 23 februari: Schriftelijke reactie publieksvoorlichting PVV op gestelde vragen betreffende hoogbegaafdheid:
20170223-pvv-antwoordHet complete verkiezingsprogramma van de PVV is hier te vinden.

SP
“Passend onderwijs is nu teveel knellend onderwijs. Het speciaal onderwijs blijft gegarandeerd voor leerlingen met een (ernstige) beperking, gedragsproblemen of zeer lage intelligentie. We investeren in specifieke leerprogramma’s met kleine klassen en voldoende ondersteuning. Speciale programma’s voor hoogbegaafden worden beschermd.

De ouderbijdrage wordt begrensd en is altijd vrijwillig, alle kinderen moeten kunnen meedoen aan activiteiten. Scholen die hiermee sjoemelen worden beboet.”

UPDATE 10 maart: Schriftelijke reactie SP via beleidsmedewerker Petra Schijvenaars op gestelde vragen betreffende hoogbegaafdheid:
20170310 SP Antwoorden #TK2017

Het complete verkiezingsprogramma van de SP is hier te vinden. Het kamerstuk waar de SP in haar antwoord naar verwijst is hier te lezen.

CDA
“Goed onderwijs is de belangrijkste investering in het land dat wij willen doorgeven. Onze ouderen hebben ons land opgebouwd, maar onze kinderen zijn de toekomst. Het is onze taak om hen thuis en op school goed voor te bereiden op hun rol en plek in de samenleving en de wereld daarbuiten. Goed onderwijs biedt alle kinderen en jongeren de kans om hun talenten te ontwikkelen en uit te groeien tot volwaardige en betrokken burgers.

Ondanks de belofte van ‘passend onderwijs’ voor alle kinderen is het aantal thuiszitters nauwelijks afgenomen.

Omdat ieder kind recht heeft op onderwijs is het idee achter het passend onderwijs op zich goed; de praktijk is echter veel te bureaucratisch, te weinig gericht op preventie en daardoor niet effectief. Te veel kinderen zitten alsnog thuis in plaats van op school. Wij willen dat scholen meer mogelijkheden en middelen krijgen om maatwerk te bieden, zowel voor kinderen die meer zorg nodig hebben als voor kinderen die meer uitdaging nodig hebben. Daarbij staat het belang van het kind altijd centraal in de toewijzing van budgetten.”

Het woord hoogbegaafd(heid) komt niet voor in het partijprogramma van het CDA.

UPDATE 1 maart: Schriftelijke reactie publieksvoorlichting CDA op gestelde vragen betreffende hoogbegaafdheid:

tk2017-cda-antwoorden

Het complete verkiezingsprogramma van het CDA is hier te vinden.

D66
“Goed onderwijs is, naast het gezin waarin je opgroeit, de aanjager van kansen en de motor van persoonlijke groei en ontplooiing. Een leven lang. Door onderwijs vergroot je niet alleen je kennis en ontwikkel je taal-, reken- of vakman vaardigheden: onderwijs bereidt je ook voor op een leven in een samenleving waarin er oog is voor de ander en waar mensen in staat zijn zelf goede keuzes te maken.

Talent en inzet zijn de enige factoren die het succes van het individu bepalen. Ongeacht je afkomst, kansen voor de toekomst.

Stimuleer getalenteerde leerlingen:
Uit vergelijkende onderzoeken blijkt keer op keer dat zwakkere leerlingen zich dankzij het Nederlandse onderwijsstelsel goed ontwikkelen. Dat is iets om trots op te zijn en op voort te bouwen met onze agenda van kansengelijkheid. Tegelijkertijd zijn wij veel minder goed in het ontwikkelen van de meest getalenteerde leerlingen en studenten. Wij zijn ervan overtuigd dat toptalent alleen maar belangrijker wordt voor het economisch en maatschappelijk succes van Nederland in een globaliserende wereld. Daarom wil D66 dat specifieke programma’s, zoals plusklassen en honoursprogramma’s, ruimschoots beschikbaar en toegankelijk zijn. Daar waar een kleine school deze niet kan aanbieden moet er met scholen in de buurt en de gemeente gezocht worden naar oplossingen. Daarnaast nemen we barrières weg, bijvoorbeeld door minderjarige leerlingen die naar de universiteit gaan, net als ieder ander toegang tot het sociaal leenstelsel te geven.

Passend onderwijs – voor achterblijvers én hoogbegaafde leerlingen:
Elk kind heeft recht op onderwijs op zijn of haar eigen niveau, binnen de eigen mogelijkheden. Of leerlingen nu achterblijven of juist hoogbegaafd zijn, of achterblijven omdát ze hoogbegaafd zijn: D66 wil hun leerrecht wettelijk verankeren. Voor kinderen die extra zorg nodig hebben, zijn extra budgetten beschikbaar. D66 wil het toekennen van deze budgetten eenvoudiger maken. Een aanvraag door school en ouder moet in principe voldoen. Passend onderwijs moet ook voorzien in specifieke behoeften van leerlingen met beperkingen. In sommige gevallen is en blijft speciaal onderwijs door vakspecialisten noodzakelijk.

Thuiszitten is nooit een acceptabel alternatief. De recente invoering van passend onderwijs verplicht schoolbesturen om samen te werken in het aanpassen van het onderwijs aan de onderwijsbehoefte van de leerling. Zo kunnen meer leerlingen in het regulier onderwijs blijven en wordt schoolverzuim tegengegaan. De ontstane samenwerkingsverbanden voor passend onderwijs zullen de komende jaren hard moeten werken om het aantal thuiszitters terug te dringen. Extra aandacht is nodig voor het vergroten van de betrokkenheid van de ouders en het beperken van de administratieve belasting van ouders en leraren.

Koester bijzonder talent:
D66 koestert jong sportief, creatief en ondernemend talent. Deze talenten lopen soms tegen de inflexibele structuur van het schoolse leven aan, ondanks de inzet van bijvoorbeeld Topsport Talentscholen (LOOT) of creatieve opleidingen zoals conservatoria. D66 wil dat we voor deze talenten flexibel omgaan met onderwijstijd en -doelen. Wij streven ernaar de mogelijkheden voor sportieve en creatieve talenten in het onderwijs te optimaliseren.”

UPDATE 14 maart: Schriftelijke reactie Irene van den Broek van D66  op gestelde vragen betreffende hoogbegaafdheid:
D66 20170314 #tk2017
Het complete verkiezingsprogramma van D66 is hier te vinden.

ChristenUnie
“Het onderwijs dat je geeft, is bepalend voor het land dat je bouwt. Onderwijs biedt kansen en perspectief. Nederland heeft dankzij de onderwijsvrijheid een wereldwijd uniek en sterk onderwijssysteem, met een grote diversiteit aan scholen. Ouders kunnen kiezen voor het onderwijs dat aansluit bij de opvoeding en levensovertuiging. De ChristenUnie staat pal voor de vrijheid van onderwijs.

Ieder kind is anders, gemiddelde kinderen bestaan niet. Iedereen heeft het recht om zijn of haar talenten te ontwikkelen: of je nu goed bent in taal en rekenen of juist met je handen. Of je nu veel of weinig beperkingen hebt. De ChristenUnie wil investeren in de toekomst van onze kinderen en kleinkinderen.

Uitval voorkomen: Een goede begeleiding van de overgang naar een volgende school, omdat het risicomomenten zijn voor schooluitval en leerproblemen.
Inclusief en passend onderwijs: Ieder kind heeft het recht om mee te doen.
Er komt meer ruimte voor maatwerk voor kinderen met een beperking of chronische ziekte, bijvoorbeeld om lestijden aan te passen.
Zorgbudget direct via scholen: Schoolbesturen zijn verantwoordelijk voor een passende plek voor iedere leerling. Daarom worden de zorgbudgetten directer ingezet op school.”

Het woord hoogbegaafd(heid) komt niet voor in het partijprogramma van de ChristenUnie.

Het complete verkiezingsprogramma van de ChristenUnie is hier te vinden.

GroenLinks
“Kansrijk onderwijs: Het onderwijs wordt gedomineerd door het economisme. Vanaf jonge leeftijd worden kinderen opgeleid tot producten voor de arbeidsmarkt. De vroege selectie begrenst de kansen van kinderen. Afkomst bepaalt welke opleiding zij volgen. Er gaat iets grondig fout als de talenten van jongeren worden verspild en zij hun dromen niet kunnen najagen.

GroenLinks wil kansrijk onderwijs met scholen waarin kinderen opgroeien tot zelfbewuste en nieuwsgierige volwassenen die vol zelfvertrouwen hun weg vinden in de moderne samenleving. Ieder kind is anders en ontwikkelt zich anders. Jonge mensen moeten op ieder schoolniveau, van vmbo tot vwo, van mbo tot universiteit, het beste uit zichzelf kunnen halen. We willen inclusieve scholen waar leerlingen hun eigen ontwikkeltempo kunnen volgen, waar ze leeftijdsgenoten met verschillende achtergronden ontmoeten en waar leerkrachten trots kunnen zijn op hun vak. Laatbloeiers krijgen een tweede, derde, en als het nodig is, een vierde kans.”

Het woord hoogbegaafd(heid) komt niet voor in het partijprogramma van GroenLinks.

Het complete verkiezingsprogramma van GroenLinks is hier te vinden.

SGP
“De overheid moet er op toezien dat alle kinderen onderwijs krijgen. Als ouders door middel van thuisonderwijs aan de leerplicht willen voldoen, dan dient de overheid die keuze te accepteren en te respecteren. Wel ziet zij er door periodieke controle op toe of dit thuisonderwijs aan basale wettelijke vereisten voldoet.

Ouders en docenten verdienen ook volop ruimte en vertrouwen om het onderwijs in vrijheid in te richten. Zo is het niet aan de overheid om te bepalen wat excellent onderwijs is. Dat is namelijk niet neutraal vast te stellen.

Het woord hoogbegaafd(heid) komt niet voor in het partijprogramma van de SGP.

UPDATE 22 februari: Schriftelijke reactie SGP via beleidsmedewerker G. Leertouwer op gestelde vragen betreffende hoogbegaafdheid:2070222-sgp-antwoordenHet complete verkiezingsprogramma van de SGP is hier te vinden.

Partij voor de Dieren
“Goed en toegankelijk onderwijs vormt het fundament van een vrije, democratische samenleving. Een samenleving bloeit alleen als iedereen, ongeacht zijn of haar afkomst, de kans krijgt zich te ontwikkelen en de opleiding te volgen die past bij zijn of haar vermogens. Toegankelijkheid van het onderwijs is een kernwaarde die te allen tijde onze verdediging verdient – en sinds de afschaffing van de basisbeurs zelfs weer moet worden bevochten.

Scholen moeten niet worden afgerekend op cijfers, maar op de daadwerkelijke ontwikkeling van de leerling. De rekentoets wordt afgeschaft en doorstromen naar een volgende opleiding wordt makkelijker gemaakt in plaats van moeilijker. Onderwijs moet niet alleen gericht zijn op het ontwikkelen van cognitieve vermogens maar op de ontplooiing van álle menselijke vermogens, inclusief sociale, emotionele, motorische en creatieve vermogens.

Leraren, leerlingen en ouders krijgen veel meer autonomie bij het bepalen van prioriteiten. Geen onderwijs dat gebaseerd is op standaardisatie, controle, concurrentie en zakelijke managementmodellen.

Onderwijs wordt toegesneden op de menselijke maat. Daarbij gedijen zowel leerlingen als leraren.”

De Partij voor de Dieren is tegen bezuinigingen in het passend onderwijs: “Door te bezuinigingen op passend onderwijs dreigen kinderen de extra begeleiding kwijt te raken die voor hen zo broodnodig is om onderwijs te kunnen volgen. Duizenden kinderen zitten thuis en raken in een isolement doordat is bezuinigd op passend onderwijs. We moeten veel meer investeren in aangepaste les- programma’s, zodat geen kind tussen wal en het schip valt. Ook programma’s en speciaal onderwijs voor hoogbegaafde kinderen worden ondersteund.”

Het complete verkiezingsprogramma van de PvDD is hier te vinden.

50Plus
“In het primair onderwijs wil 50PLUS de klassen verkleinen en het aantal lesuren per docent verminderen. De indirecte taken verminderen, waardoor er meer aandacht voor de leerling is. 50PLUS ziet voor- en nadelen van bijzonder onderwijs en wil hier graag een publiek debat over. 50PLUS is geen voorstander van het ‘passend onderwijs’.”

Het woord hoogbegaafd(heid) komt niet voor in het partijprogramma van 50Plus.

Het complete verkiezingsprogramma van 50Plus is hier te vinden.

OndernemersPartij
“De jeugd heeft de toekomst en de toekomst van ons land ligt in handel en ondernemen. De OndernemersPartij vindt het van wezenlijk belang dat de jeugd al op jonge leeftijd onderwezen wordt in de mogelijkheden van goed ondernemerschap en zij ondernemerstalent zo vroeg mogelijk wordt ontdekt en gestimuleerd. Aanstormende jonge ondernemers moeten optimaal worden begeleid door onderwijs en bedrijfsleven.

Teneinde het onderwijs betere aan te laten sluiten bij de ondernemerspraktijk is het van belang dat ondernemersorganisaties een wettelijke stem krijgen bij de vaststelling van het curriculum. In de overleggen op onderwijsniveau zal daarom het bedrijfsleven hierin standaard vertegenwoordigd moeten zijn.”

Het woord hoogbegaafd(heid) komt niet voor in het partijprogramma van de Ondernemerspartij.

UPDATE 24 februari: Schriftelijke reactie Ondernemerspartij via lijsttrekker Hero Brinkman op gestelde vragen betreffende hoogbegaafdheid:
20170224-ondernemerspartij-antwoorden

Het complete verkiezingsprogramma van de Ondernemerspartij is hier te vinden.

VNL
“De kwaliteit in het basis- en voortgezet onderwijs moet omhoog. Op school staat kennisoverdracht dus weer centraal. Individualiseer het onderwijs: geef leerlingen de ruimte om te werken op eigen niveau.”

Het woord hoogbegaafd(heid) komt niet voor in het partijprogramma van VNL.

Het complete verkiezingsprogramma van Voor Nederland is hier te vinden.

Denk
“Het onderwijs stelt individuen in staat om hun talenten te ontplooien, waardoor het onderwijs van nu de toekomst van morgen is. Voor DENK is het van belang dat die toekomst voor iedereen dezelfde mogelijkheden biedt, ongeacht de afkomst, de grootte van de portemonnee of de opleiding van de ouders. DENK wil daarom maatregelen nemen om iedereen in het onderwijs gelijke kansen te bieden. Kinderen die zicht hebben op een hoger schooladvies, moeten de kans krijgen om zich ook op een hoger niveau te bewijzen. Het is van belang dat kinderen van verschillende niveaus samen met elkaar leren in brede scholen en brede (brug-)klassen. Kinderen die wat meer moeite hebben met leren, krijgen zo de kans om zich op te trekken aan kinderen die dingen wat sneller oppakken.”

Het woord hoogbegaafd(heid) komt niet voor in het partijprogramma van Denk.

Het complete verkiezingsprogramma van Denk is hier te vinden.

Nieuwe Wegen
“Alle kinderen in Nederland hebben recht op goed onderwijs en op goede begeleiding en zorg. Als het aan Nieuwe Wegen ligt keert de menselijke maat terug in het onderwijs. Het Nederlandse onderwijssysteem wordt weer een voorbeeld voor de wereld. Te allen tijde dient de leerling centraal te staan en niet het behalen van zoveel mogelijk rendement. Het geld volgt de leerling en niet andersom. Onderwijs en jeugdhulp/jeugdzorg zouden als een ritssluiting met elkaar verbonden moeten zijn. Passend Onderwijs slaagt als kinderen les krijgen binnen een veilige omgeving. Dat lukt alleen als jeugdhulp en jeugdzorg op de juiste plaats preventief kan helpen. De afstand tussen jeugdzorg en onderwijs is te groot. Elke school voor Primair Onderwijs, Voortgezet Onderwijs en Middelbaar Beroepsonderwijs heeft een centrum voor jeugdhulp of jeugdzorg.”

Het woord hoogbegaafd(heid) komt niet voor in het partijprogramma van Nieuwe Wegen.

Het complete verkiezingsprogramma van Nieuwe Wegen is hier te vinden.

Forum voor Democratie
“Niets is belangrijker voor de toekomst van ons land dan goed onderwijs. Een drastische verbetering van het basis- en middelbaar onderwijs is noodzakelijk. Hiervoor zijn geen ingewikkelde ‘hervormingen’ nodig – eerder het omgekeerde: rust in de tent en veel ruimte aan scholen en onderwijsinstellingen om zelf te bepalen wat het beste is voor de leerling. De focus moet liggen op de kwaliteit van het onderwijzend personeel – en kwaliteit wordt dan ook beter beloond. Basisonderwijs naar Fins model – het meest succesvolle basisonderwijs ter wereld, waar onderwijs op maat wordt geboden aan élk kind, en waar volop tijd en ruimte bestaat voor creatieve vakken én voor persoonlijke ontwikkeling. Versoepeling Wet Passend Onderwijs: niet alle kinderen zijn gebaat bij een oplossing in een reguliere basisschool. Aan leerkrachten worden daardoor soms onmogelijke eisen gesteld, terwijl het bovendien ten koste gaat van de kwaliteit in de klas.”

Het woord hoogbegaafd(heid) komt niet voor in het partijprogramma van Forum van Democratie.

UPDATE 27 februari: Schriftelijke reactie Forum voor Democratie via kandidaat-Kamerlid Suzan Stolze – van Rijn op gestelde vragen betreffende hoogbegaafdheid:

20170227-antwoorden-fvd

Het complete verkiezingsprogramma van Forum van Democratie is hier te vinden.

De Burger Beweging
“De Burger Beweging wil in lijn met het Fins / Scandinavisch voorbeeld het huidige basis, voortgezet en middelbaar onderwijs systeem vereenvoudigen door één openbare basisschool systeem van tien jaar in te voeren. Het middelbaar onderwijs willen we vervangen door één openbare school voor algemeen vormend onderwijs en één openbare school voor middelbare beroepsopleidingen. De duur van het middelbaar onderwijs is drie jaar. Het is de bedoeling dat zoveel mogelijk in iedere woonwijk met ongeveer 10.000 inwoners deze drie schooltypen aanwezig zijn.

Het vakkenpakket van deze nieuwe scholen zal voor een groot deel bestaan uit wat nu op de bestaande scholen wordt gegeven, met daarnaast essentiële aanvullingen die meer ruimte creëren voor persoonlijke (talent)ontwikkeling en zorgen voor minder prestatiedruk. Belangrijk onderdeel van het onderwijs is leren zelf nadenken en met respect voor de aarde en alles wat daar op leeft, met elkaar en mensen van andere culturen samen te leven. Docenten, ouders en leerlingen krijgen op lokaal niveau in hoge mate vrijheid om dit zelf in te vullen en een werkwijze te vinden waarbij met behulp van moderne hulpmiddelen en onderwijsmethoden zoveel mogelijk wordt ingespeeld op de behoefte en interesse van de leerlingen zelf. De kunst is datgene te vinden waardoor een kind positief geraakt wordt en geboeid door raakt, dan wordt leren interessant.”

Het woord hoogbegaafd(heid) komt niet voor in het partijprogramma van De Burger Beweging.

Het complete verkiezingsprogramma van De Burger Beweging is hier te vinden.

Vrijzinnige Partij
“Voor het onderwijs betekent de vrijzinnige politiek een “basis op orde”-beleid, dat gericht is op een forse verhoging van het kennisniveau van iedereen om zo het doel “Nederland kennisland” waar te kunnen maken. Vrijzinnige politiek staat voor onderwijs, op de wijze waar onderwijs oorspronkelijk voor bedoeld is: jonge mensen een basis voor hun eigen ontplooiing geven. Veilige nieuwe technologie wordt ingezet om leraren kansen te geven leerlingen te laten excelleren, ieder op haar of zijn niveau.Vrijzinnige politiek betekent verbinden en daarmee vrijheid van onderwijs en het bevorderen van diversiteit in alle geledingen.”

Het woord hoogbegaafd(heid) komt niet voor in het partijprogramma van de Vrijzinnige Partij.

Het complete verkiezingsprogramma van de Vrijzinnige Partij is hier te vinden.

GeenPeil
“Er is geen partijprogramma, er zijn geen standpunten en er is geen verkiezingsfolder. Bij GeenPeil bepalen de leden de standpunten. Elke week, voor iedere stemming, bij alle voorstellen.”

De woorden onderwijs en hoogbegaafd(heid) komen niet voor op de website van GeenPeil.

De website van GeenPeil is hier te vinden

Piratenpartij
“Kinderen moeten op school worden voorbereid op de toekomst. Het moet mogelijk zijn om thuisonderwijs te volgen, er kunnen veel bijzondere omstandigheden zijn om te kiezen voor thuisonderwijs. Er moet wel toetsing zijn om te garanderen dat kinderen op niveau blijven of kunnen komen. De educatie van jonge kinderen is gericht op basis van individuele ontwikkeling en ervaringsgericht leren. Samenwerking tussen universiteiten en lager onderwijs”

Het woord hoogbegaafd(heid) komt niet voor in het partijprogramma van de Piratenpartij.

UPDATE 2 maart: Schriftelijke reactie Gertjan Kleinpaste van de Piratenpartij  op gestelde vragen betreffende hoogbegaafdheid:

tk2017-piratenpartij-antwoorden

Het complete verkiezingsprogramma van de Piratenpartij is hier te vinden.

Artikel 1
“Kwalitatief onderwijs is cruciaal, naarmate we een grotere kennis economie en maatschappij worden. Ons onderwijs is internationaal hoog aangeschreven. Toch zijn er nog teveel drempels om iedereen mee te laten doen en op het niveau dat past. Er komt ondersteuning van initiatieven richting persoonlijker leren, mede door digitale oplossingen.”

Het woord hoogbegaafd(heid) komt niet voor in het partijprogramma van Artikel 1.

Het complete verkiezingsprogramma van Artikel 1 is hier te vinden.

Niet Stemmers
De woorden onderwijs en hoogbegaafd(heid) komt niet voor op de website van Niet Stemmers.

De website van Niet Stemmers is hier te vinden.

Libertarische Partij
“Onderwijs is geen recht maar een persoonlijke keuze. De LP is daarom voor het privatiseren en decentraliseren van onderwijs. Doordat de politiek betaalt, is er veel bureaucratie in het onderwijs en werkt het niet efficiënt. Leren gaat het beste als een leerling vanuit zichzelf gemotiveerd is om te leren. De LP is daarom tegenstander van centraal opgelegde leerdoelen, gestandaardiseerde toetsen en bindend schooladvies. Wij zijn voorstander van democratisch onderwijs, dat werkt vanuit intrinsieke motivatie, en tegenstander van het verbod op thuisonderwijs. De LP wil af van de zorgplicht voor scholen. Overleg tussen leerling, ouders en school over het vinden van passend onderwijs voor de leerling is een goede zaak. De verantwoordelijkheid daarvoor ligt niet bij de school maar bij de ouders, zolang de leerling zelf nog niet duidelijk aangeeft hoe hij/zij wil leren. Voor leerlingen die veel liever in de praktijk leren dan op de middelbare school moet het mogelijk worden om dat te doen. Bedrijven zouden dus ook volwaardig onderwijs moeten mogen aanbieden. En als een jongere liever aan het werk gaat dan dat hij onderwijs volgt, dan moet dat ook mogelijk zijn. Het is namelijk niet mogelijk om níet te leren. Jongeren leren voortdurend en 75% van wat ze leren, leren ze buiten school. Je verzamelt maar een klein deel van je kennis op school. Ieder kind is van nature nieuwsgierig aangelegd. Het reguliere onderwijs remt deze natuurlijke nieuwsgierigheid af. Roosters, toetsen en schoolbellen zijn allemaal bedoeld om producten af te leveren. Terwijl het doel moet zijn om de natuurlijke nieuwsgierigheid aan te wakkeren, door kinderen vrij te laten om hun eigen nieuwsgierigheid na te jagen. We hebben als samenleving veel meer aan een grote verscheidenheid aan kennis dan aan een situatie waarin iedereen dezelfde kennis heeft.”

Het woord hoogbegaafd(heid) komt niet voor in het partijprogramma van de Libertarische partij.

Het complete verkiezingsprogramma van de Libertarische partij is hier te vinden.

Lokaal in de Kamer
“Kwalitatief goed basisonderwijs voor alle kinderen, in alle kernen. De term “passend” onderwijs moet slaan op de individuele leerling. Ouders krijgen meer zeggenschap over plaatsing van hun kind op speciaal onderwijs. Reguliere basisscholen krijgen meer en aangepaste ondersteuning bij het aanbieden van speciaal onderwijs.”

Het woord hoogbegaafd(heid) komt niet voor in het partijprogramma van Lokaal in de Kamer.

Het complete verkiezingsprogramma van Lokaal in de kamer is hier te vinden.

Jezus Leeft
Complete onderwijsprogramma: Het maximale aantal kinderen op scholen dient te worden teruggebracht naar 500 kinderen per school. Daarbij dient thuisonderwijs te worden gestimuleerd en gesubsidieerd. Het individuele kind dient maximale persoonlijke aandacht te krijgen, tijdens de hele periode dat het kind onderwijs ontvangt.

Het woord hoogbegaafd(heid) komt niet voor in het partijprogramma van Jezus Leeft.

Schriftelijke reactie Jezus Leeft op gestelde vragen betreffende hoogbegaafdheid: “Ieder kind heeft recht op gelijk onderwijs.” Het verzoek om een meer concrete beantwoording van de vragen leverde een e-mailblokkade op.

Het complete verkiezingsprogramma van Jezus Leeft is hier te vinden.

StemNL
Bij StemNL mag je als kiezer meeschrijven aan het partijprogramma.

De woorden onderwijs en hoogbegaafd(heid) komen niet voor op de website van StemNL.

De website van StemNL is hier te vinden:

MenS en Spirit/Basisinkomen Partij/V-R
De kieslijst Mens en Spirit / Basisinkomen Partij / Vrede en Recht is een samenwerkingsverband tussen verschillende partijen. Zij hebben de krachten gebundeld om één lijst te vormen.

Mens en Spirit: vormen van onderwijs te stimuleren, waarin de ontwikkelingsbehoeften en authenticiteit van elk kind centraal staan.

De woorden onderwijs en hoogbegaafd(heid) komen verder niet voor op de website van MenS, Spirit/Basisinkomen en Partij/V-R.

Websites: MenS en Spirit & Basisinkomen partij & Vrede-Recht

Vrije Democratische Partij
Geen informatie online, geen e-mailadres* voorhanden.

Dorien Kok
http://DorienKok.nl

Aanvulling 15 maart van ‘Stichting Hoogbegaafd!’:
“Lees hier over het Regenboogakkoord en beantwoord de vraag : ‘welke partij zet zich volgens jou het beste in voor het welzijn van hoogbegaafden als onderdeel van de totale diversiteit in Nederland?'”

Talentontwikkeling in het onderwijs.

vonk vlamGave
Ieder mens wordt geboren met natuurlijke mogelijkheden, met een gave of bijzondere aanleg. Of dit nu op intellectueel, creatief, sensomotorisch, sociaalaffectief of een combinatie van die gebieden is maakt niet uit.

Vonkje
Aanleg is een potentie, geen vast feit. Zie het als een vonkje, dat zich als het de omstandigheden mee heeft zich kan ontwikkelen tot een vlam – die warmte of licht kan geven.
Zie je het vonkje niet dan is de kans groot dat deze uit gaat. Het zien van de aanleg is dus heel belangrijk. Om aanleg te kunnen zien moet weten hoe je deze kunt signaleren en er voor open staan. Dat betekent dat je ruimte moet hebben voor een individu en mensen niet als groep moet bekijken of benaderen.

Kun je de omstandigheden voor de ontwikkeling van het vonkje niet optimaliseren dan zal deze doven. Vonkjes worden namelijk alleen een vlam als er brandstof voorhanden is en de omgevingfactoren (oa het weer) meewerken. Een dosis geluk kan ook helpen.

Talent
Om een gave om te zetten in talent zijn er dus factoren die een bepalende rol kunnen spelen. Je speelt hierin zelf een grote rol: is er sprake van intrinsieke (van binnen uit) motivatie, een bepaalde toewijding en nieuwsgierigheid. Kun je jezelf sturen en heb je de juiste persoonlijkheid. Werken je fysieke omstandigheden mee. Iemand die blind is heeft bijvoorbeeld verminderde kansen om op het raceniveau van Max Verstappen te komen.

Naast de eigen mensfactoren is er ook sprake van omgevingsfactoren: is er sprake van een zone van naaste ontwikkeling (anders gezegd: hangt de ontbijtkoek niet te laag), is er sprake van stimulans en aanmoediging vanuit je familie, vrienden of school.

Biedt je woon-, school-, of verdere leefomgeving ruimte en activiteiten die jouw talentontwikkeling ondersteunen. Iemand die bijvoorbeeld niet in de buurt van zwemwater leeft heeft een verkleinde kans om op het zwemniveau van Pieter van den Hoogenband te komen.

Het vraagt tijd, je kunt de ontwikkeling niet versnellen. Rijpen is een belangrijk onderdeel van talentontwikkeling. Langzaam groeiende bomen kunnen ook sterker worden dan snel groeiende bomen. Het is ook een dynamische proces, dat interactie vereist.

Heb je daarnaast ook nog gewoon geluk.

Toptalent
Een toptalent is iemand die een zeer groot talent heeft. In het onderwijs vertaalt dit zich volgens het ministerie van OCW naar de top 20% best presterende leerlingen van een klas of groep. Je hebt het dan over kinderen die passen in het schoolse systeem en daar de resultaten halen waar behoefte aan is (onderwijstoptalentnorm). Echter, deze kinderen vertegenwoordigen maar een klein segment aan talent dat er voorhanden is in de scholen, zeker als we kijken naar andere talenten dan het schoolse. Schools talent is daarbij ook iets anders dan cognitief talent.

Daarnaast zijn er nog veel meer talentgebieden, die in het huidige onderwijssysteem een kleine rol spelen.

Schoolsyteem
Hoe kun je loskomen van een schoolsysteem dat talentontwikkeling kan belemmeren – doordat er sprake is van een klassenaanbod in plaats van onderwijs op maat. Een eenzijdig aanbod, in een vast ritme met een vast tijdsverloop. Dat wachten op een ander kent. Die dus de natuurlijke groei belemmerd. En wat als je talent zich buiten het schoolgebied bevindt? Is er in school ruimte voor een diversiteit aan talent, of kijken we alleen naar de cognitieve vorm.

Talentontwikkeling in het onderwijs.
Talentontwikkeling is het vrijmaken van het potentieel dat iemand al bezit. Op welk gebied of gebieden dan ook. Wat is iemands persoonlijke kracht. Hoe kun je deze persoon aanleren deze kracht om te zetten naar iets wat groeit. Hoe ondersteun je, faciliteer je. Hoe voorkom je verspilling en het afschrijven van kinderen.

Wil je doen aan talentontwikkeling in het onderwijs dan moeten we eerst de resultatenbehoefte loslaten om daarna ruimte te scheppen voor brede talentontwikkeling. Niet omdat we perse aan talentontwikkeling willen doen uit landsbelang maar omdat we bij ieder kind dat vonkje willen laten uitgroeien tot een vlam, op welk gebied dan ook. Want dat is werkelijke talentontwikkeling.

Dorien Kok
http://Dorienkok.nl

 

Op weg naar maatwerk in het onderwijs.

schoolIn een paar dagen tijd in februari 2016 veel onderwijs in het nieuws.

De NCRV uitzending van De Monitor: ‘Gebruik ADHD-medicatie in 10 jaar tijd verviervoudigd: hoe kan dit?’

2 dagen later in KRO’s Brandpunt: ‘Basisschoolleerlingen krijgen deze week hun schooladvies; het toegangsbewijs tot een middelbare school. Hoe komt het studieadvies echt tot stand?’

De dag erna meldt de staatsecretaris Sander Dekker via de NOS: ‘Scholier mag beste vak op hoger niveau gaan doen.’

NCRV De Monitor
De uitzending van De Monitor geeft een helder beeld over de druk van scholen die ouders voelen om hun kind medicatie te geven. Als een druk kind onhandelbaar wordt in de klas, worden ouders al snel gevraagd hun kind te laten testen op ADHD of wordt er zelfs druk uitgeoefend om medicatie te nemen. Docenten lieten op hun beurt weten dat zij zich onder druk voelen gezet omdat ze vanwege de hoge werkdruk minder tijd hebben voor drukke kinderen. Niet alleen ouders en docenten, ook jeugdpsychiaters voelen zich onder druk gezet. Ze kunnen soms niet anders dan een pil voorschrijven omdat andere behandelingen niet vergoed worden en ze de kinderen toch willen helpen.

De maatschappelijke druk is duidelijk voelbaar. Het inzicht van scholen op hun eigen verantwoording en het spiegelen van het eigen aandeel in de problematiek van het kind niet. Het probleem wordt bij het kind gelegd. Waarom kijken we niet verder dan het gedrag? Wat is de rol van ons systeem in de kindproblematiek en welk effect heeft onderwijs op het kind als het geen maatwerk is?

KRO Brandpunt
Het schooladviesverhaal: In Nederland worden leerlingen met elkaar vergeleken, in hokjes geplaatst. Voortgezet onderwijs (VO) scholen gebruiken dit voor hun toelatingsbeleid. Jij ben zwak, jij bent sterk. Maximaal 20% van de kinderen gaat naar VWO, 30% naar HAVO en de rest naar VMBO. Dat is al jaren een vast gegeven.

Volgens het nieuwe systeem worden alle leerlingen die nu in de brugklas zitten geplaatst op het adviesniveau van de basisschool (PO). Het VO heeft daar op papier totaal geen invloed meer op. In de praktijk blijkt dat VO scholen proberen het schooladvies te omzeilen (Bron: VOSABB).

Pedagogisch gezien is dit een slecht systeem, kinderen krijgen al jong te horen dat ze zwak zijn. Die toegewezen handicap nemen ze de rest van hun leven mee. Het systeem vloekt ook met de talentbenadering, die wel wenselijk is. Minimum doelen stellen en kijken of het kind dit haalt is een beter startpunt. Maatwerk dus.

Cito geeft zelf trouwens aan dat hun toetsen niet bedoeld zijn voor schooladvies en dat kinderen niet als zwak beoordeeld worden, maar als ‘relatief’ zwak.

Zorgelijk
Deze 2 uitzendingen: zorgelijk. Echter, eigenlijk geen nieuws – dit is namelijk al lang bekend. Het roept wel de vraag op: wie gaat hier nu eindelijk op ingrijpen? Wie gaat er staan voor deze kinderen en zorgt er voor dat deze praktijken stoppen?

NOS artikel
In het NOS artikel duidt staatsecretaris Sander Dekker dat scholen meer maatwerk moeten gaan leveren. Losse vakken op een hoger niveau volgen kan nu al wel, maar volgens Dekker gebeurt het nog veel te weinig.

Scholieren mogen het vak waar ze het beste in zijn (maximaal één vak dus), op een hoger niveau volgen. Staatssecretaris Dekker vindt dat niet elk kind precies in het vakje vmbo, havo of vwo past. Mooi dat hij dat ook ziet. Als een VMBO-leerling bijvoorbeeld goed is in talen, mag hij of zij Engels ook op HAVO-niveau volgen. Op het diploma moet straks ook te zien zijn wanneer een leerling een vak op een hoger niveau heeft gevolgd.

Echter, andersom geldt het niet: een scholier mag het slechtste vak niet op een lager niveau volgen. “Als je dat zou invoeren, heb je ook niet meer het recht om een vervolgopleiding te doen. De waarde van een diploma is een groot goed en dat moeten we vasthouden”, vindt de staatssecretaris. Een meerderheid in de Tweede Kamer was daar wel voor.

Maatwerkonderwijs
Maatwerkonderwijs is een term die ik al geruime tijd gebruik in mijn ambitie om het Nederlandse onderwijs voor kinderen zo te maken dat er ‘geen kind meer tussen wal en schip valt’ (een term uit het Passend onderwijs beleid), waarbij we het onderwijs inrichten op de talenten van kinderen en hun eigen leerbehoeften en leertempo. In Nederland is er geen sprake van maatwerkonderwijs. Voor mij aanleiding om bezig te zijn met de opstart van een eigen school. Ik wil laten zien dat het anders moet én kan.

Maatwerkonderwijs leidt naar mijn mening op naar vermogen van het kind. Er zijn kinderen met bijvoorbeeld een rekendeuk of talenknobbel. Het kind past dan niet perfect in een van de onderwijsstromen, op sommige gebieden is er sprake van een niveauverschil. Een kind krijgt hiermee een diploma die alleen het minimum aan potentie en kennis laat zien. Het kind wordt in het Voortgezet onderwijs ingedeeld op zijn of haar zwakste punt.

Maatwerkonderwijs betekent op alle gebieden je hoogste niveau kunnen aantonen en halen, zonder dat het systeem of zelf de wet je ontwikkeling remt of hindert.

Ik wil dus veel verder gaan dan het nieuwe aanbod voor een maatwerkdiploma. Ik sta hierin niet alleen. Waarom is het onderwijs voor kinderen in een primair en voortgezet deel gescheiden, met bij dat laatste ook het VWO, HAVO en VMBO? Waarom zijn de PO-raad en VO-raad samen niet één raad? Waarom is er geen individueel maatwerkonderwijsplan voor ieder kind? Waarom delen we kinderen in op leeftijd in plaats van per vak op niveau? Het zou toch zelfs mogelijk moeten zijn om op onderdelen over te stappen naar het VO, terwijl andere vakken nog op PO worden gevolgd. Op- en doorstroom, niet alleen bij de kinderen waarvan het wel zeker is dat ze het aankunnen, maar vooral bij de laatbloeiers of de wat ongeïnteresseerde pubers die later beginnen met echt werken.

Leren is grenzeloos. Het huidige onderwijssysteem staat echter vol met muren, is ook niet gericht op wat het om hoort te draaien: het kind.

Vragen aan de staatssecretaris
Staatsecretaris Sander Dekker zei, in antwoord op mijn vraag over knelpunten in het huidige onderwijs aan hem: ‘het is mooi om de onderwijsvoortgang aan te passen aan de leerlingen en ik ben ook voorstander van gepersonaliseerd leren. Dit dient echter wel vorm te krijgen binnen de kaders van de wet.’

Mijn vervolgvraag aan hem is nu: waaróm kunnen we de waarde van bijvoorbeeld een diploma niet veranderen, het maatwerkonderwijs vraagt hierom en: zijn wij er voor die wet of hoort die er voor ons te zijn? Weg met die muren en grenzen! Waar is men bang voor, dat alle kinderen toptalenten blijken te zijn en gaan excelleren? Lijkt me toch een mooi einddoel! 😉

Dorien Kok
http://DorienKok.nl

Reportage De Monitor 14 februari 2016
http://www.npo.nl/de-monitor/14-02-2016/KN_1676826

Reportage Brandpunt 16 februari 2016
http://brandpunt.kro.nl/seizoenen/2015/afleveringen/16-02-2016/fragmenten/de-selectiefabriek

NOS artikel ‘Scholier mag beste vak op hoger niveau gaan doen’ 17 februari 2016
http://nos.nl/artikel/2087381-scholier-mag-beste-vak-op-hoger-niveau-gaan-doen.html

 

 

Onderwijs in terra incognita: over thuisonderwijs en hoogbegaafdheid

Voor meer van Sytze Steenstra: http://sytzesteenstra.wordpress.com

Sytze Steenstra Blog

Laat ik met de deur in huis vallen: mijn vrouw geeft mijn hoogbegaafde dochter thuisonderwijs. (Ik doe er zelf ook wel iets aan, maar veel minder). Dat is geweldig, een stuk beter dan de beste school die we konden vinden. Zoals onderwijskundigen het uitleggen: thuisonderwijs werkt één op één, is flexibel, sluit aan bij de vragen van de leerling, en is daardoor veel effectiever dan klassikaal onderwijs. Dat het voor mijn dochter een stuk beter is, zegt ook de schooljuf die mijn dochter een jaar lang les gaf, dat zegt de logopediste waar ze wekelijks heen gaat omdat ze dyslectisch is, dat schreef de orthopedagoge in haar verslag nadat ze haar twee dagen lang had getest. Natuurlijk vergt het veel inzet van ons. Het lesgeven kost veel tijd, en het zoeken naar goed lesmateriaal kost ook tijd, en geld. Het is, kortom, een prestatie waarvoor je als ouders best eens…

View original post 4.840 woorden meer

Onderwijs onderzocht: Versnellen, ja of nee

VersnellingIn Nederland staan we huiverig tegenover versnellen. Doe maar gewoon, dan doe je al gek genoeg is het motto. Keuzes hierover worden vaak niet op feiten gebaseerd. Middelbare scholen zijn ook erg huiverig over versnellen, hebben het idee dat zij de problemen van de basisschool op hun bord geschoven krijgen – voor wie de keuze tot versnellen vaak gebaseerd is op ‘wij weten het ook niet meer’.

De meeste leraren blijken (onderzoek Southern & Jones, Townsend & Patrick) nauwelijks op de hoogte zijn van bestaande literatuur over dit onderwerp. Struikelblok voor leerkrachten in het voortgezet onderwijs is ook de angst voor isolatie van de leerling en emotionele problemen. De praktijk wijst daarbij uit dat er bij leerkrachten ook weinig kennis voorhanden is over dat niet elke leerling met hoge intelligentie capaciteiten ook goed presteert, door bijvoorbeeld motivatieproblemen of faalangst.

Je kunt in een klas alle lessen aanpassen en eigenlijk zo ‘intern’ versnellen, maar dat is voor de meeste kinderen geen passende oplossing. De argumenten om niet te versnellen liggen zogezegd vaak op het sociale en emotionele vlak.  De sociale omgeving aanpassen in dezelfde klas is echter veel moeilijker. Een jaar overslaan is dan juist een betere oplossing.

Ouders staan ook vaak alleen en ongesteund voor deze beslissing, kunnen ook weinig informatie vinden hierover.

CITO eindtoets 2006: van de leerlingen die meededen aan de Cito eindtoets (145.742) waren van 144.274 leerlingen de gegevens over geboortedatum en geslacht bekend. Van deze groep waren 150 leerlingen 2 of meer keer versneld (dwz 10 jaar of jonger op 1 oktober in de brugklas), 91 jongens en 59 meisjes, dat is 0,1%.

 (cijfers: Leonieke Boogaard)

In Nederland is er al 2 keer onderzoek gedaan naar dit onderwerp. Ook internationaal liggen er antwoorden, uit langdurend onderzoek. Deze onderzoeken geven een ‘ja’ voor versnellen. In 2003 verscheen er in Nederland via CBO/KUN en Drs Lianne Hoogeveen het onderzoeksrapport  ‘Jonge, versnelde leerlingen in het Voortgezet onderwijs: Hoe om te gaan met leerlingen die, door het versneld doorlopen van de basisschool, als (zeer) jonge leerling het voortgezet onderwijs binnen komen. Vragen die hierin gesteld en beantwoord worden:

– Horen ze eigenlijk wel thuis op een middelbare school
– Lopen ze meer risico om problemen te krijgen binnen het voortgezet onderwijs
– Vragen zij om specifieke begeleiding?
– Hoe zou je deze leerlingen dan kunnen begeleiden

Het rapport geeft duiding over hoe de zorg om deze groep leerlingen bij de docenten te verminderen en biedt handvatten voor de begeleiding. Het rapport is daarmee een aanrader voor leerkrachten uit het voortgezet onderwijs en voor ouders.

Tijdens haar opleiding tot Specialist in Gifted Education (2008) deed Leonieke Boogaard onderzoek naar hoe het (extreem intelligente) leerlingen in het voortgezet onderwijs verging nadat ze op de basisschool twee of drie keer versneld waren, zodat ouders die voor een zelfde moeilijke keus stonden wél informatie zouden hebben over de mogelijke gevolgen. 6 jaar na haar eerste onderzoek herhaalde ze de vragen. De gemiddelde leeftijd bij de start van het voortgezet onderwijs van haar onderzoeksgroep was 10 jaar en 4 maanden. De jongste was 9 jaar en 7 maanden, de oudste 10 jaar en 11 maanden. Om te mogen meedoen aan het onderzoek moesten ze op 1 oktober in de brugklas 10 jaar of jonger zijn. De leeftijd van de ondervraagde leerlingen die meededen aan het onderzoek varieerde van 10 tot 18 jaar, dwz zeggen van brugklas tot 1e jaars student. De grootste groep zat in klas 3, daarna de grootste groep (evenveel leerlingen ) in klas 2 en 5. Zowel de leerlingen uit haar onderzoek als hun ouders gaven aan dat in het voortgezet onderwijs de contacten met klasgenoten en het aantal vriendschappen meer en beter waren dan op de basisschool. De angst van veel docenten dat jonge leerlingen op sociaal gebied geen aansluiting zullen vinden lijkt dus ongegrond. Dit komt ook naar voren uit het feit dat leerlingen én ouders aangeven dat er geen problemen zijn met de reacties van klasgenoten op zulke jonge medeleerlingen. Bovendien blijkt het merendeel van deze kinderen ook in hun vrije tijd, bij sport, muziek en andere buitenschoolse activiteiten voornamelijk met (veel) oudere kinderen en volwassenen om te gaan.

Uit onderzoek (Silverman) blijkt dat duurzame vriendschappen gebaseerd zijn op wederzijdse interesses en waarden, niet op leeftijd en dat hoogbegaafde kinderen in het algemeen een grotere sociale competentie hebben en eerder psychologisch volwassen zijn dan hun niet-begaafde leeftijdgenoten.

Sommige kinderen en ouders gaven in het onderzoek van Boogaard ongevraagd aan dat de versnellingen erg goed zijn geweest voor hun sociale leven: “Het heeft mijn sociale leven omhoog geschoten”, “Nu heb ik vrienden van gelijk niveau en gelijke ontwikkeling”, Mijn dochter bloeide emotioneel op na de versnellingen”.

Op cognitief gebied gaat het met alle jongeren redelijk tot goed, waarbij opvalt dat leerlingen op scholen die extra programma’s en/of begeleiding hebben voor hoogbegaafde leerlingen (meestal in de vorm van Compacten en Verrijken) betere resultaten halen dan leerlingen op scholen waar geen extra aandacht is voor deze groep. De angst van sommige docenten dat het te zwaar zou zijn voor zulke jonge leerlingen wordt weersproken door het feit dat de leerlingen op één na allemaal meerdere buitenschoolse activiteiten hebben. Ze doen bijna allemaal aan één of meer sporten, vaak op heel hoog (soms nationaal) niveau. Ook doet het merendeel aan muziek, dans of toneel.

Op de vraag aan leerlingen en ouders of ze met de huidige kennis achteraf wéér voor twee of drie keer versnellen zouden hebben gekozen antwoordt het merendeel (ouders 81%, leerlingen 85%) volmondig ja. Niemand antwoordde nee! Degenen die geen ja zeiden wisten het niet omdat het zowel voor- als nadelen had in hun ogen. De meeste ouders geven aan dat je domweg geen andere keuze hebt als je wilt dat je kind gelukkig is. “Ze is er erg van opgeknapt, zag het leven niet meer zitten. Dat is na de tweede versnelling nooit meer voorgekomen”.

Zes jaar later werd nogmaals de vragenlijst voorgelegd. Van de 27 leerlingen die Boogaard terugvond hebben er 22 gereageerd (14 meisjes en 8 jongens). Van hen studeerden er 17 aan de universiteit, deden er drie een tussenjaar en werkten er twee. Nog steeds deden ze gemiddeld 8 uur per week aan sport en werkten de meesten naast hun studie gemiddeld 9 uur per week. Op de herhaalde vraag of ze met de, inmiddels uitgebreide achteraf kennis, weer dezelfde keuze zouden maken antwoordde weer niemand met nee. Ja werd gezegd door 82%, een meer genuanceerd ‘weet ik niet’ door de rest. Sommigen hadden liever nog vaker versneld.

In 2013 werd het onderzoek ‘A Nation Deceived: How Schools Hold Back America’s Brightest Students – A Nation Deceived highlights disparities between the research on acceleration and the educational beliefs and practices that often run contrary to the research’* gepubliceerd, die de voorgenoemde bevindingen bevestigen. Conclusies Nicolas Colangelo na 50 jaar onderzoek:
– versnellen is goed en effectief
– versnellen levert geen schade aan emotionele sociale ontwikkeling
– onderzoek kan zeer stevig gefundeerd aantonen maar vecht tegen de praktijk die het niet gaat toepassen
– onderzoek en praktijk komen niet bij elkaar vanwege het systeem van onderwijs, sociaal en emotioneel aspect en de politieke trend’iedereen gelijk’
– angst voor het onbekende
– uit onderzoek blijkt de nummer 1 overtuiging/angst heel sterk is: we zijn bang dat er sociaal emotionele problemen ontstaan bij het kind.

Let op, dit rapport bestaat uit 2 delen! Download hier. De informatie in Volume II vormt de basis voor de inhoud van Volume I

Conclusie: In de praktijk blijkt er weinig reden tot zorg. Versnelling blijkt een praktische en productieve manier om deze kinderen passend onderwijs te geven en hun prestatie-motivatie te verhogen. Ook op sociaal-emotioneel gebied blijken de versnelde leerlingen goed te functioneren. Wat van belang is dat er indien ingezet wordt op gestructureerde extra begeleiding, gebaseerd op vertrouwen. De houding van de mentor en leerkrachten is daarbij ook van groot belang. Erkennen dat deze kinderen ‘anders’ zijn en andere behoeftes hebben is daarvoor de basis, net zoals aandacht voor het hebben van een juist beeld over deze kinderen. Aanpassing van het programma kan bestaan uit het variëren van de verrijking van de lesstof, zodat deze uitdagend is tot – indien dit eerste niet afdoende blijkt – het aanbieden van een apart lesprogramma en/of individuele begeleiding. Een investering van leerkrachten en scholen ten aanzien van kennis over deze doelgroep is een must. Tolerantie en extra ‘ruimte’ voor deze kinderen is daarbij ook een vereiste. *

Met dank aan Wijssein – Sonja Morbé voor de vertaling van de conclusies van A Nation Deceived: How Schools Hold Back America’s Brightest Students

Aanvulling 7 april 2015:

‘Versnelling in het funderend onderwijs’ – een onderzoek van Onderwijs in cijfers

Onderwijs in Cijfers is een samenwerking tussen het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) en het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW).

“Sommige leerlingen in het primair onderwijs (po) en voortgezet onderwijs (vo) hebben behoefte aan extra uitdaging. Scholen kunnen dan, onder andere, een versnelde leerroute aanbieden.

In deze thema-analyse onderzoeken we de loopbaan van twee groepen versnelde leerlingen: herfstkinderen en leerlingen die versneld hebben, maar geen herfstkind zijn. We gaan in op hoeveel en welke leerlingen versnellen, hoe succesvol deze leerlingen zijn in hun verdere schoolloopbaan en de effecten van versnellen voor de ontwikkeling van kinderen.”

Lees hier verder.

Lees ook:

Onderwijs uitgelegd: DL en DLE, wat kun je daar als ouder mee

Onderwijs uitgelegd: Doortoetsen

Dorien Kok

Leerproblemen

????????Op zekere dag besloten de dieren dat er iets moest gebeuren om de problemen van de moderne wereld op te lossen. Daarom verkozen ze een schoolbestuur bestaande uit een beer, een das en een bever en ze huurden een egel in om het onderwijs te geven. Het leerplan omvatte rennen, klimmen, zwemmen en vliegen. Om het onderricht vlot te laten verlopen werden alle dieren die even oud waren, op dezelfde manier onderwezen in alle vakken.

De eend was de beste zwemmer- in feite was ze beter dan de onderwijzer- maar voor vliegen had ze zwakke punten, en voor rennen viel ze totaal uit. Omdat ze zo slecht was in rennen, kreeg ze extra lessen, aldus moest ze rennen oefenen terwijl de andere dieren zwemles hadden. Nadat ze dat een poos gedaan had, waren haar gevliesde poten zo vermoeid dat ze slechts middelmatige punten kreeg voor zwemmen.

De eekhoorn haalde topscores in klimmen, maar was daarentegen zeer gefrustreerd in de vlieglessen. De leraar wou immers dat hij zou starten van op de grond, terwijl de eekhoorn zelf liever van boom tot boom wou vliegen. Hij geraakte zodanig overwerkt dat hij na verloop van tijd nogal zwakke punten haalde voor klimmen, en nog zwakkere voor rennen. De arend was een probleemleerling en werd vaak zwaar gestraft. Tijdens de klimlessen bereikte hij de boomtoppen vlugger dan eender wie, maar hij wou het steeds op zijn eigen manier doen. Daarom werd hij in een observatieklas geplaatst. Het konijn startte als klaskampioen voor rennen, maar kreeg een zenuwinzinking omwille van al het extra werk voor zwemmen. Aan het einde van het schooljaar haalde een abnormale paling, die crimineel goed kon zwemmen en die ook goed kon rennen, klimmen en een beetje vliegen, de hoogste gemiddelde score. Daarom werd hij aangeduid om de speech te houden tijdens het promotiebanket. De prairiehond bleef van school weg, omdat graven door het bestuur niet als vak erkend werd. Daarom liet de hond zijn jongen onderrichten door een das. Na een tijd vond de hond steun bij een wild zwijn en samen stichtten zij een privéschool, die alras een succes bleek te zijn. De gewone dierenschool echter, die opgezet was om de problemen van de wereld op te lossen, werd gesloten, tot grote opluchting van alle dieren in het bos.

Bron: uit ‘Christene school’ COV, vertaald uit het Deens

Kamerbrief over toptalent in het funderend onderwijs

 

Sander DekkerIn deze brief Ruim baan voor toptalent van 2 september zet staatssecretaris Sander Dekker zijn visie uiteen op het stimuleren van toptalent in het basisonderwijs en voortgezet onderwijs. Hij agendeert daarbij verschillende denkrichtingen en ideeën die hij de komende periode samen met leerlingen, ouders, leraren, schoolleiders, bestuurders en het bedrijfsleven wil toetsen en verder wil uitwerken. De staatssecretaris wil deze partijen en de Tweede Kamer ook nadrukkelijk uitnodigen om hierover het debat aan te gaan en een inbreng te leveren. Zijn streven is voor 1 maart 2014 een plan van aanpak uit te brengen waarin hij de nader uitgewerkte maatregelen presenteert.

“Kamerbrief over toptalent in het funderend onderwijs” PDF document