Categorie archief: Beelddenken

Schrijven met je oren? #dyslexie

We gebruiken de hele dag taal, maar wat weten we er eigenlijk van? Op school zijn we er uren mee bezig: welke regels zijn er, hoe schrijf je een woord zoals het hoort. Moeilijke woorden en teksten leren lezen, schrijven en begrijpen.

Taal is niet nieuw voor je als je op school komt. Je hebt in de jaren er voor al een aardige woordenschat opgebouwd, weet al op jonge leeftijd welke woorden je wel of niet in bepaalde situaties kunt toepassen en wat de juiste woordvolgorde is. Je ontwikkelt je daar op een natuurlijke manier in, breidt je woordenschat in de loop der jaren uit.

Taal is een communicatiemiddel. Jij kunt aan een ander duiden wat je wilt, nodig hebt. Andersom ook. Taal helpt je om elkaar te begrijpen, informatie te geven en emotie te duiden. Je kunt ervaringen en belevenissen met elkaar delen door taal. Het is dus goed dat er taalafspraken zijn, om het communiceren zo goed mogelijk te laten verlopen. Met ‘handen en voeten’ kom je op vakantie in een ander land ook best wel ver, maar in het dagelijks leven is dat natuurlijk niet afdoende.

Inzicht geven aan kinderen in wat taal eigenlijk is helpt kinderen in hun taalontwikkeling. Inzicht over hoe ze zelf met taal omgaan ook. Zeker ten aanzien van spelling. Veel kinderen vinden spelling lastig: je moet zoveel afspraken onthouden. En er zijn zo veel uitzonderingen! Taal is ook best wel vaak onlogisch.

Kinderen die problemen hebben met het juist spellen lopen vaak ook tegen leesproblemen aan. Wanneer kinderen hun eigen teksten en boeken kunnen kiezen – die aansluiten bij hun ontwikkeling of interesses, zijn ze automatisch ook veel meer gemotiveerd om te lezen. En dan kan zelfs een Donald Duck pocket het juiste leesvoer zijn!

Best wel veel kinderen – daarnaast ook volwassenen – weten niet hoe ze de spellingregels correct toe moeten passen. Ik werk met kinderen aan hun taalinzicht, zonder het regels leren in de klas te verstoren.

In de sessies die ik met kinderen doe, in bijzijn van een ouder en bij voorkeur ook van de leerkracht, IB-er of directeur van de school, gaan we niet alleen schriftelijk aan de slag met taal. We praten er ook over. Mijn eerste vraag aan het kind is dan: hoe schrijf jij woorden. Schrijf jij ze net zoals ik het liefst met je oren?  ‘Huh?’ Is dan meestal hun eerste reactie. Ook van de volwassenen.

Schrijf jij ook met je oren. Schrijf jij woorden zoals je ze hoort. Veel kinderen doen dit. Na even nadenken komen ze zelf ook vaak met ‘ik schrijf zoals ik de woorden hoor, dus ik schrijf woorden met mijn oren.’ En dan gaan we praten over taalafspraken en het nut daarvan. En over het nut van woordenboeken.

Over de dubbele a, e, o en u. Ook over de dubbele i. Is net een vergeten groente, maar bestaat ook in het Nederlands. Vroeger werd de i nog vaak zonder punt geschreven, wat bij een verdubbeling verwarring gaf met de u. Sinds het jaar 1804 hebben we daarom de lange ij, gewoon een staartje aan de tweede i. Hiermee kan ik laten zien dat taal iets is wat veranderd, maar dat dit niet over één nacht ijs gebeurt. Dat dit een natuurlijk proces is. Net zoals het ontstaan van straattaal of sms-taal, wat we niet voor alles gebruiken.

Taal leren door verbindingen te leggen, er mee te spelen in plaats van er alleen oefeningen in je schrift mee te doen na aanleiding van een nieuw aangeleerde spellingsregel.

Hoe schrijf jij het woord station. Ik kan tig manieren bedenken. Volgens het woordenboek is echter maar één manier goed. Als je ‘stasjion’ zou schrijven, zou ik je dan op de verkeerde plek ophalen of begrijp ik dan prima wat je bedoelt?

Naast schrijven met hun oren schrijven kinderen soms ook met hun ‘denk’. Zeep met een s bijvoorbeeld, omdat zeep altijd zacht is en de s ook. Dit bij een 15-jarige VWO-er.

Zelfs goede lezers kunnen problemen hebben met spelling, omdat dit veel moeilijker is dan lezen. Correct spellen is zeer belangrijk. Het niet juist gebruiken van de spellingregels kan een oordeel uitlokken over de schrijver. Online zie je dit heel veel. Het oordeel over de schrijver is meestal niet aardig, betreft meestal diens vermeende intelligentie. De aandacht gaat dan ook niet meer naar de inhoud van de tekst. Incorrecte spelling in je sollicitatiebrief kan er zelfs voor zorgen dat je de baan niet krijgt die je graag wilt.

Problemen met spelling zegt echter niets over intelligentie. De knapste koppen uit de hele wereld hebben hier problemen mee.

Het mooie is dat kinderen meer openstaan voor het aanleren van spelling als je het waarom van spelling uitlegt. Geldt toch immers voor alles wat je een kind wil aanleren? Inzicht helpt bij hun motivatie voor taal.

En na het uitzoeken van hoe je het woord station volgens het woordenboek schrijft blijkt het woord niet eens zo moeilijk. Werken we er zelfs aan dat het kind het achterstevoren kan spellen, zodat we zeker weten dat het woord goed bewaard wordt in het hoofd. En als je deze techniek van woorden visueel in je hoofd bewaren door hebt zijn de mogelijkheden eindeloos. Dan zijn veel woorden zelfs te makkelijk en ga je zelf opzoek naar andere woorden om visueel te bewaren, achterstevoren te spellen. Autoventieldopje bijvoorbeeld, of voor de echte durfal de langste plaatsnaam van Nederland: Gasselteboerveenschemond. Deze komt van een 16-jarige, die wilde groeien en dus op zoek was naar uitdaging. Hij kwam bij mij omdat hij zich door zijn taalontwikkeling niet staande kon houden op school.

Voor mij betekent een dyslexieverklaring niet dat je taalzwak bent, maar dat we het taalaanbod anders moeten brengen, zodat je inzicht, verbindingen en gereedschappen krijgt. Dit zodat je relatie met taal verbetert. Zo is taal leren echt leuk. Niet alleen spelling leren volgen regels en oefeningen maken. En het mooie is: dit kan ook gewoon in de klas!

Dorien Kok
http://I-CARUS.info

Klap-pen in let-ter-gre-pen of inzetten op klankbewustzijn

Het systeem van de Nederlandse taal is eenvoudiger en logischer dan veel mensen denken. Als het maar op een goede en duidelijke manier wordt aangeboden en geoefend.

Het klankbewustzijn is een belangrijke voorspeller voor het leren lezen (Ukrainetz en collega’s, 2011). Voldoende reden dus om extra in te zetten op dat klankbewustzijn in de kleuterklas.

In dit artikel van de website Kleutergewijs wordt de noodzaak om het klankbewustzijn te stimuleren bij de oudste kleuters goed uitgelegd:

Klap-pen in let-ter-gre-pen: overbodig en zelfs hinderlijk volgens recent onderzoek

Het artikel spreek over  lettergrepen (let-ter-gre-pen). Deze hebben bij het (leren) lezen geen functie. Wel functie hebben het auditieve verdelen en het ontsleutelen: als je het woord lettergrepen auditief (je hoort het) moet verdelen, is het le-ter-gree-pen.  Wanneer je het woord moet ontsleutelen (je leest het) lees je let-ter-gre-pen. Deze oefening is van belang voor het goed leren lezen.

Het is dus noodzakelijk voor de leesontwikkeling om niet gebruik te maken van het klappen van lettergrepen.

Wellicht is het verdelen in klankgroepen voor een niet-Nederlandse taal minder belangrijk, maar hier is het van groot belang om deze twee belangrijke spellingregels goed aan te kunnen leren, te weten het kunnen toepassen van de verenkeling van de lange klinker en verdubbeling van de medeklinker.

taalinblokjesDe in mijn praktijk gebruikte F&L-methode Taal in Blokjes gaat uit van de klanken van de taal. Aan de hand van de verschillende groepen klanken wordt het taalsysteem met de bijbehorende regels duidelijk gemaakt. Hierbij worden wetmatigheden behandeld die in het normale onderwijs niet aan bod komen. Met een beperkt aantal basisregels kan het grootste deel van de Nederlandse woorden al correct worden geschreven.

Om de verschillen tussen de verschillende klanksoorten zichtbaar en tastbaar te maken, wordt gebruik gemaakt van een kleurcode en ´klankblokken´ in verschillende kleuren.

Taalregels

Elk blok stelt een letter voor, de klank bepaalt de kleur van het blok. Met behulp van deze klankblokken kunnen woorden worden samengesteld. Doordat de structuur van de woorden op deze manier goed zichtbaar wordt, kan het toepassen van de basisregels op een eenvoudige en overzichtelijke manier worden geoefend.

Binnen de F&L methode leren de kinderen zonder problemen onderscheid te maken. Inzicht in de structuur van de taal is belangrijk om de regels te kunnen toepassen.

Springpleinen

Aan de Universiteit Utrecht is in 2007 een onafhankelijk onderzoek uitgevoerd naar de effectiviteit van de F&L-methode. De dossiers van 117 Taalhulp-leerlingen zijn geanalyseerd. Uit dit onderzoek blijkt dat behandeling met de F&L-methode® effectief is bij kinderen met dyslexie. De resultaten zijn gepubliceerd in het Tijdschrift voor Orthopedagogiek nr. 9, 2008.
Lees hier meer over de methode Taal in Blokjes.

logoikleerandersmettekstEen goed vervolg op de methode Taal in Blokjes, of startpunt als de problematiek minder groot is is de methode Ik leer anders, waar oa gekeken wordt naar alfabet- en klankbeheersing. Automatiseren speelt in deze methode ook een grote rol.

In mijn praktijk zie ik te vaak dat leerlingen het alfabet en de klanken niet beheersen, terwijl dat de basis is voor het leren lezen. Scholen gaan er automatisch van uit dat dit beheerst wordt. Ook bij leerlingen in het voortgezet onderwijs, waarvoor  Ik leer anders een prima methode is om hieraan te werken.
Lees hier meer over de methode Ik leer anders.

Met dank aan Annet Homburg van Stichting Taalhulp.

De echte jongensfilm

Aflevering van Holland Doc, uitgezonden op 9 oktober 2013 door de VPRO, de IKON, Human en de NTR.

Vraagstelling: Worden jongens lastiger of hebben wij als maatschappij, opvoeders en onderwijzers, steeds meer last van jongensgedrag?

Waar vroeger kinderen nog gewoon druk, onrustig of juist in zichzelf gekeerd waren, wordt dat gedrag de laatste tijd steeds meer gelabeld als bijvoorbeeld ADHD of Asperger.

Omdat jongens ook in het onderwijs minder ‘in het gareel’ lopen dan meisjes, heeft die etikettering voor jongens vaak eerder consequenties. Met de moeizame schooltijd van haar eigen zoon als rode draad, onderzoekt Katinka de Maar hoe jongens in het onderwijs hun weg proberen te vinden. De maakster kijkt ook naar het grotere geheel: kunnen jongens nog wel echte jongens zijn in de hedendaagse maatschappij en wat vinden die jongens er eigenlijk zelf van?

In de uitzending komen jongens zelf aan het woord over waar ze tegenaan lopen. Termen als hoogbegaafdheid, ADHD, ADD autisme, dyslexie en beelddenken worden besproken. Wat hebben deze jongens nodig in het onderwijs.  Hoe moeten we deze jongens zien.

De uitzending duurt een uur, maar is het kijken echt waard.

http://www.uitzendinggemist.nl/afleveringen/1373349

Uw brein is een regenwoud

Dit artikel is niet door mij zelf geschreven of bewerkt. Het is een herplaatsing met toestemming.
“Met toestemming bewerkt en overgenomen van Neurodiversity: Discovering the Extraordinary Gifts of Autism, ADHD, Dyslexia, and Other Brain Differences, door Thomas Armstrong, uitgegeven door Da Capo Lifelong, onderdeel van Perseus Books Group. © 2010.”

Van mensen met aandoeningen als een aandachtstekortstoornis, autisme of dyslexie wordt automatisch gezegd dat ze een ‘beperking’ hebben. Maar verschillen tussen het ene brein en het andere zijn even verrijkend – en even onmisbaar – als verschillen onder planten en dieren. Welkom op een nieuw terrein: neurodiversiteit.

Brein

Denk u eens in dat onze cultuur is getransformeerd in een maatschappij van bloemen. Laten we gemakshalve aannemen dat de psychiaters rozen zijn. Stel u nu een gigantische zonnebloem voor die bij de psychiater komt. De roos trekt zijn diagnostische gereedschapskist open en komt na een half uur met een diagnose: ‘U lijdt aan enormisme. Dat is een behandelbare afwijking als we er vroeg bij zijn, maar helaas kunnen we er in dit ontwikkelingsstadium niet zo gek veel meer aan doen. Wij beschikken echter wel over enige strategieën die u kunnen helpen met uw stoornis om te gaan.’ De zonnebloem hoort de suggesties aan en als hij de behandelkamer uitkomt, hangt zijn schitterende geelbruine bloemhoofd gelaten langs zijn stengel.

De volgende patiënt is een piepklein korenbloempje. De roos-psychiater neemt het korenbloempje wat diagnostische tests af en doet een volledig lichamelijk onderzoek. Dan volgt zijn oordeel: ‘Het spijt me, korenbloem, maar u hebt een groeibeperking. Wij vermoeden dat het genetisch is. Maar u hoeft zich geen zorgen te maken. Met de juiste behandeling kunt u ergens op een stukje goed doorlatende, lemige zandgrond nog best een productief en succesvol leven leren leiden.’ Als de korenbloem de behandelkamer uitgaat, voelt hij zich nog kleiner dan eerst.

Ten slotte komt er een calla-lelie binnen en de psychiater heeft maar vijf minuten nodig om het probleem vast te stellen: ‘U hebt BDS, ofwel een bloembladdeficiëntiestoornis. Die kunnen wij weliswaar niet genezen, maar met een speciaal samengesteld bestrijdingsmiddel wel degelijk afremmen. Ik heb toevallig juist wat gratis monsters binnengekregen, dus als u het eens wilt proberen?’

Deze scenario’s doen nogal onnozel aan, maar ze dienen als metafoor voor de manier waarop tegenwoordig in onze cultuur wordt omgegaan met neurologische verschillen tussen mensen. In plaats van de natuurlijke diversiteit die inherent is aan de menselijke hersenen toe te juichen, neigen we er maar al te vaak toe die verschillen te medicaliseren en pathologiseren door te zeggen: ‘Karel heeft autisme. Emmie heeft een leerstoornis.

Peter lijdt aan ADHD, aandachtstekortstoornis met hyperactiviteit.’ Stel dat we dat deden met culturele verschillen (‘mensen uit Nederland lijden aan hoogtedeprivatiesyndroom’) of rasverschillen (‘Mohammed heeft een pigmentstoornis, want zijn huid is niet blank’). Dan zouden we als nationalisten en racisten worden bestempeld. En toch wordt er onder het vaandel van ‘objectieve’ wetenschap voortdurend op deze manier gedacht als het gaat over de menselijke hersenen.

De lessen die we hebben geleerd over biodiversiteit en culturele diversiteit moeten ook worden toegepast op het menselijk brein. We hebben behoefte aan ‘neurodiversiteit’, een nieuw terrein dat het brein van de mens ziet als de biologische entiteit die hij is en dat oog heeft voor de enorme natuurlijke verschillen tussen het ene brein en het andere waar het gaat om sociale en leervermogens, aandacht, stemming en andere belangrijke psychische functies.

In plaats van te doen alsof er ergens in een kluis een volkomen ‘normaal’ brein ligt weggeborgen waarmee alle andere breinen moeten worden vergeleken (bijvoorbeeld dat van de roos-psychiater), zullen we moeten erkennen dat er geen standaardbrein bestaat, precies zoals er geen standaardbloem of standaard culturele of raciale groep bestaat en dat in feite de diversiteit onder breinen net zo’n verrijking is als biodiversiteit en de verscheidenheid onder rassen en culturen.

De afgelopen zestig jaar zijn we getuige geweest van een enorme groei in het aantal nieuwe psychische aandoeningen, met als resultaat onze door stoornissen geteisterde cultuur. In 1952 waren er in de eerste editie van het Diagnostic and Statistical Manual (DSM), het Amerikaanse handboek dat in de meeste landen wordt gezien als standaard in de psychiatrische diagnostiek, honderd soorten psychische aandoeningen opgenomen. Tegen 2000 was dit aantal verdrievoudigd.

Wij zijn als cultuur gewend geraakt aan het idee dat een aanzienlijk segment van de bevolking lijdt aan neurologische aandoeningen als dyslexie, ADHD en het syndroom van Asperger: klachten waar zestig jaar geleden niemand van had gehoord. Inmiddels staan er weer nieuwe aandoeningen op de nominatie voor de volgende editie van het DSM in 2012, zoals de relatiestoornis, seksueelgedragsstoornis en gameverslaving. De trend is overduidelijk en onrustbarend, met name in de Verenigde Staten, dat vooroploopt. Op ieder willekeurig moment heeft ruim een kwart van alle Amerikaanse volwassenen een diagnosticeerbare psychische aandoening. Naar mijn idee naderen we een tijdperk waarin ieder mens in meerdere of mindere mate aan een psychische stoornis van neurologische oorsprong lijkt te lijden.

Hoe is het zover gekomen? Een van de redenen ligt zonder meer in de enorme kennissprong van de laatste tientallen jaren met betrekking tot het menselijk brein. Ieder jaar verschijnen duizenden studies, die ons steeds meer informatie verschaffen over de exacte werking van de hersenen. Dat heeft ons inzicht in het mentaal functioneren van de mens radicaal veranderd en dat is een goede zaak die ik zeker niet wil bagatelliseren. Maar die vooruitgang is er volgens mij tegelijk verantwoordelijk voor dat wij een cultuur van stoornissen en beperkingen worden.

Het probleem is dat medische wetenschappers in hun benadering van de hersenen over het algemeen gefocust zijn op ziekte en niet zozeer op gezondheid en welzijn. De financiering voor hersenonderzoek gaat namelijk – en dat is heel begrijpelijk – naar de rammelende onderdelen. Zo is er een overvloed aan studies naar wat er precies mis is met de linkerhersenhelft van dyslectici. Maar er is weinig research gedaan naar een gebied in de rechterhersenhelft van dyslectici dat losse woord-associaties verwerkt en mogelijk de bron van dichterlijke inspiratie is.

Het nieuwe concept van neurodiversiteit biedt een evenwichtiger perspectief. In plaats van tot dusver gepathologiseerde bevolkingsgroepen als ‘beperkt’ te beschouwen, ligt bij neurodiversiteit de nadruk op anders-zijn. Mensen met dyslexie zijn vaak goed in driedimensionaal visualiseren (zie ook Ode 39, juli/augustus 2001). Mensen met ADHD hebben een andere, meer diffuse vorm van aandacht. Mensen met autisme kunnen beter omgaan met dingen dan met mensen.

Dit is niet, zoals sommigen misschien vermoeden, alleen maar een nieuwe vorm van politieke correctheid, zoals in ‘seriemoordenaars zijn anders-assertief’. Onderzoek uit de hersenwetenschap, evolutionaire psychologie, antropologie en sociologie wijst uit dat de verschillen reëel zijn en serieuze overweging verdienen.

Ik erken dat de hier genoemde stoornissen enorme problemen, leed en pijn met zich meebrengen. Het belang van het vaststellen van psychische aandoeningen, de juiste behandeling en de ontwikkeling van middelen voor preventie in de eerste levensjaren kan niet sterk genoeg worden benadrukt. Een nieuwe visie op een probleem verandert niet de omvang ervan.

Echter, een belangrijk ingrediënt voor de verlichting van dit lijden is het beklemtonen van de positieve dimensies van mensen die vanouds zijn gestigmatiseerd als minder dan normaal. Mijn eigen definitie van neurodiversiteit betreft het verkennen van zeven mentale stoornissen met een neurologische grondslag die representatief kunnen zijn voor alternatieve vormen van de natuurlijke verschillen tussen mensen: ADHD, autisme, dyslexie, stemmingsstoornissen, angststoornissen, verstandelijke beperkingen en schizofrenie.

Ik heb daarom zeven principes van neurodiversiteit ontwikkeld, die als wegwijzers kunnen dienen op deze verkenningstocht.

– 1 –

Het brein werkt meer als een ecosysteem dan als een machine

De voornaamste metafoor die de laatste vierhonderd jaar voor de werking van de hersenen is gebruikt is de machine. Het probleem met deze benadering is dat het menselijk brein geen machine is: het is een biologisch organisme. Miljoenen jaren evolutie hebben miljarden hersencellen gecreëerd, georganiseerd en verbonden in onvoorstelbaar complexe systemen van organiciteit. Het lichaam van een neuron of zenuwcel ziet eruit als een wijdvertakte exotische boom. Het elektrische geknetter van neurale netwerken lijkt op weerlicht in een woud. De golfbewegingen van neurotransmitters tussen de zenuwcellen doen denken aan de getijden van de zee. Net als een ecosysteem heeft het brein een enorm vermogen zich te transformeren als reactie op verandering. De studente Christina Santhouse in Pennsylvania was acht jaar toen hersenontsteking en de toevallen die ermee gepaard gingen het noodzakelijk maakten haar hele rechterhersenhelft te verwijderen. Niettemin slaagde ze met vlag en wimpel voor haar eindexamen en volgt inmiddels een studie. Haar linkerhersenhelft was in staat om, laten we zeggen, de zaak over te nemen, zodat ze praktisch normaal kan functioneren.

Nog een voorbeeld: er is een vorm van dementie die frontale hersengebieden vernietigt, waardoor patiënten hun spraakvermogen verliezen. Het gevolg is echter ook dat occipitale (in het achterhoofd gelegen) gebieden ter compensatie nog krachtiger kunnen functioneren, wat een stroom van creativiteit in de kunst of muziek op gang kan brengen. Juist omdat het menselijk brein eerder een ecosysteem is dan een machine is het terecht om, in plaats van een op ziekte gefocuste benadering of een mechanistisch model, het concept neurodiversiteit te hanteren waar het individuele verschillen tussen breinen betreft.

– 2 –

Mensen functioneren langs een verlopende schaal van competentie

Vroeger reed ik van mijn huis aan de Californische kust zo’n 450 kilometer landinwaarts naar Yosemite National Park om er in de weekends trektochten te maken. Onderweg zag ik dan de waterrijke kuststreek plaatsmaken voor de groene akkers van de landbouwrijke Central Valley, die zich op hun beurt transformeerden in de bruine heuvels van Gold County. Deze werden vervolgens hoger en hoger tot ik terechtkwam tussen torenhoge kliffen, op de bochtige wegen naar de indrukwekkende Yosemite Valley zelf. Wat me op deze reis trof, was hoe onmerkbaar de overgang van de ene streek naar de andere soms kan zijn. De groene akkers hielden niet plotseling op om plaats te maken voor de bruine heuvels. De heuvels werden niet abrupt bergen. Het gebeurde allemaal geleidelijk langs een verlopende schaal.

Op een vergelijkbare manier bestaan de verschillen tussen mensen met betrekking tot een bepaalde eigenschap – laten we zeggen: sociaal gevoel – langs een verlopende schaal. Aan het ene eind van deze schaal zijn er mensen die in een toestand van vrijwel totaal sociaal isolement leven. Dat zijn diegenen onder ons met de zwaarste vorm van autisme. Maar er is een spectrum van autistische stoornissen waar ook mensen met een grotere mate van sociabiliteit onder vallen, zoals mensen met het syndroom van Asperger. Volgen we deze lijn verder, dan kunnen we excentrieke individuen aantreffen met een ‘schaduwsyndroom’ die niet in aanmerking komen voor de diagnose autismespectrum-stoornis, maar zich toch afsluiten voor hun omgeving. Bij sommigen van hen zou je de diagnose ‘ontwijkende persoonlijkheidsstoornis’ kunnen stellen.

Bewegen we ons verder langs de schaal, dan zien we bijvoorbeeld mensen die wel goed met anderen kunnen omgaan, maar zeer introvert van temperament zijn en liever alleen willen zijn. Langzamerhand zien we een toenemende mate van sociabiliteit, tot we ten slotte bij de hoogsociale, en daaraan voorbij zelfs bij de overmatig sociale mens uitkomen. Waar het hier om gaat, is dat personen met een beperking niet bestaan als een ‘eiland van incompetentie’, totaal afgescheiden van ‘normale’ mensen. Ze functioneren veeleer langs een verlopende schaal van competentie, waarbij ‘normaal’ gedrag niet meer is dan een halte onderweg.

Dit is een belangrijk principe, omdat het bijdraagt aan de destigmatisering van mensen met een mentale stoornis van neurologische oorsprong. Wij hebben de neiging mensen met een diagnostisch etiket zo ver mogelijk bij ons vandaan te zetten. Een groot deel van de pijn die mensen met een mentale aandoening doormaken is het gevolg van dit soort vooringenomenheid. De wetenschap dat we allemaal met elkaar verbonden zijn, net als ecosystemen, betekent dat we veel toleranter moeten zijn voor mensen wier zenuwstelsel anders is georganiseerd dan het onze.

– 3 –

Competentie wordt gedefinieerd naar de waarden van de cultuur

Voor de Amerikaanse Burgeroorlog was er een arts in Louisiana, in het zuiden van de VS, genaamd Samuel A. Cartwright, die een artikel in het New Orleans Medical Journal publiceerde waarin hij beweerde een nieuwe geestesziekte te hebben ontdekt. Hij noemde die drapetomanie (afgeleid van het Griekse drapeto, ‘vluchten’, en mania, ‘obsessie’). Cartwright geloofde dat het een aandoening was waar weggelopen slaven aan leden en dat ‘met het juiste medische advies, mits strikt opgevolgd, deze hinderlijke neiging tot weglopen die veel negers hebben vrijwel geheel kan worden voorkomen’.

Tegenwoordig zien we zo’n soort diagnose als een staaltje van schaamteloos racisme. Toch ging het toentertijd door voor degelijke wetenschap. Maar minder lang geleden, in de jaren dertig van de vorige eeuw, werden mensen die laag scoorden op een intelligentietest nog beschouwd als debielen, imbecielen of zwakzinnigen, en homoseksualiteit werd door de Amerikaanse vereniging van psychiaters zelfs tot begin jaren zeventig gezien als een psychische stoornis. Dit zijn slechts een paar voorbeelden die illustreren hoe vermeende ‘psychische aandoeningen’ de waarden van een willekeurig sociaal en historisch tijdperk weerspiegelen.

Wij mogen graag denken dat ons huidige assortiment van mentale stoornissen vrij is van dergelijke waardeoordelen, maar als we over vijfentwintig of vijftig jaar terugkijken op de psychiatrische diagnoses van vandaag, zullen we er ongetwijfeld het stevige stempel van onze huidige vooroordelen op gedrukt zien. Misschien is het nog te vroeg om te bekijken welke vooroordelen dat precies zullen zijn, maar mijns inziens is een van de redenen waarom al deze psychische aandoeningen door onze samenleving als abnormaal worden gedefinieerd dat ze inbreuk maken op een of meer belangrijke sociale waarden of deugden. Door nauwkeurig te specificeren welke vormen van menselijk gedrag staan voor abnormaal functioneren, houdt de maatschappij in wezen die sociale waarden hoog die zij als onschendbaar beschouwt.

In Amerika, bijvoorbeeld, lijkt ADHD het protestantse arbeidsethos te schenden. Dyslexie druist in tegen onze overtuiging dat alle kinderen moeten lezen. In de agrarische samenleving van honderdvijftig jaar geleden werd alleen een bevoorrechte minderheid geacht geletterd te zijn. Maar met de komst van de algemene leerplicht kwam het mandaat dat iedereen moest leren lezen; wie daar problemen mee had, werd als afwijkend gezien.

– 4 –

Of je als begaafd of beperkt wordt beschouwd, is afhankelijk van wanneer en waar je leeft

Geen enkel brein bestaat in een sociaal vacuüm. Elk brein functioneert binnen een specifieke culturele setting en een bepaalde historische periode die zijn competentieniveau definiëren. Ook definieert elke beschaving zijn eigen vormen van begaafdheid. In oude culturen die voor hun sociale cohesie afhankelijk waren van religieuze rituelen waren de schizofrenen (die de stemmen van de goden hoorden) of de dwangneurotici (die de nauwkeurig voorgeschreven rituelen uitvoerden) misschien wel de hoogvliegers. Zelfs in de wereld van vandaag is het kennelijk cruciaal om op het juiste moment op de juiste plaats te zijn als het gaat om de definitie van begaafdheid dan wel beperking.

Een van de dingen die mij zijn opgevallen in mijn werk als remedial teacher is dat de kinderen die ik ondersteun meestal het zwakst zijn in de zaken die de school het hoogst aanslaat (lezen, schrijven en rekenen, toetsen maken, regels volgen) en het sterkst in die dingen die voor de school het minst tellen (kunst, muziek, natuur, fysieke vaardigheden, bijdehandheid). Dan oordeelt de maatschappij dus dat ze een aandachtstekortstoornis of leerstoornis hebben en worden ze uiteindelijk gedefinieerd door wat ze niet kunnen in plaats van door wat ze wel kunnen.

– 5 –

Succes is gebaseerd op aanpassing van het brein aan de behoeften van de samenleving

Het is nu eenmaal zo dat mensen moeten leven in de complexe en hectische wereld van vandaag, die van hen eist dat ze sociaal zijn, kunnen lezen, rationeel denken, regels volgen, proeven afleggen, een prettig karakter hebben en zich conformeren aan andere duidelijk gedefinieerde manieren en handelwijzen. Succesvol zijn in de wereld betekent dus in belangrijke mate aanpassing, niet aan een leefomgeving die duizenden jaren geleden bestond of een die er eigenlijk nu zou moeten zijn, maar het milieu dat we krijgen toebedeeld.

In deze context kunnen we nog een metafoor aan de biodiversiteit ontlenen wanneer we onderkennen dat alle dieren en planten van nu zijn geëvolueerd uit voorouders die er, vaak via de toevalstreffer van een genetische mutatie, in zijn geslaagd zich in de loop van miljoenen jaren aan te passen aan veranderende omstandigheden. In de wereld van nu hebben we geen tijd om te zitten wachten op een toevalsmutatie. Willen we overleven, dan moeten we alle mogelijkheden aangrijpen om ons aan te passen aan het omringende milieu.

Veel conventionele benaderingen waarmee de hier genoemde stoornissen worden behandeld, zijn in wezen van dat adaptieve type. Ze helpen mensen met een diagnostisch etiket om zich zo goed mogelijk aan te passen aan het ‘neuroprototype’. Het beste voorbeeld van deze adaptieve benadering is het gebruik van psychofarmaca. Middelen als Ritalin, Prozac en Zyprexa zijn van onschatbare waarde gebleken om mensen met ADHD, depressiviteit en schizofrenie te helpen functioneren in de werkelijkheid. Ook bepaalde medicatievrije strategieën, zoals gedragsmodificatie, vertegenwoordigen een manier om neurodiverse mensen te helpen bij hun aanpassing aan een conventioneel milieu. Maar wat vaak in dit geheel ontbreekt, zijn strategieën die erop zijn gericht een omgeving te ontdekken die aansluit bij het unieke brein van de neurodiverse mens.

– 6 –

Succes hangt af van aanpassing van de omgeving aan de behoeften van het brein

Het individu heeft zich weliswaar aan te passen aan de wereld die hem omringt, maar het is ook een feit dat de wereld groot is en dat er binnen die complexe cultuur van ons allerlei subculturen of ‘microhabitats’ voorkomen, die verschillende leefeisen stellen. Als mensen binnen dit grote levensweb nu hun eigen ‘niche’ kunnen ontdekken, een eigen onderdeeltje binnen hun biotoop, zijn ze wellicht in staat succesvol te zijn op hun eigen voorwaarden.

In feite zijn we allemaal constant bezig onze omgeving te veranderen om dergelijke niches voor onszelf te creëren. De bever die een dam bouwt en de spin die een web weeft houden zich bezig met nicheconstructie, net als de vogel die een nest bouwt of een konijn dat een hol graaft. Dieren die migreren zijn op zoek naar een gunstige niche om in te kunnen gedijen.

Wetenschappers beseffen nog maar sinds kort dat nicheconstructie misschien wel even belangrijk voor de evolutie is als natuurlijke selectie. Voor neurodiverse mensen kan dat betekenen dat zij, in plaats van zich altijd te moeten aanpassen aan een statisch, vast en ‘normaal’ milieu, in staat worden gesteld het omringende milieu te veranderen zodat het tegemoetkomt aan hun eigen, unieke brein. Op die manier kunnen ze zich veel meer ontplooien tot wie ze eigenlijk zijn.

Een goed voorbeeld van nicheconstructie voor de mens is al voorhanden. Volgens onderzoek van Simon Baron-Cohen, psycholoog aan de universiteit van Cambridge, zijn mensen met aandoeningen binnen het autismespectrum eerder systematisch dan empathisch ingesteld. Hoewel overduidelijk is dat ze de omgang met anderen en het uitvoeren van andere interpersoonlijke taken (empathiseren) moeilijk vinden, is minder bekend dat ze vaak buitengewoon goed overweg kunnen met niet-menselijke elementen als apparaten, computers, schema’s, landkaarten en andere systemen.

De computerindustrie heeft graag mensen die alleen werken aan hun eigen werkstation, met gebruikmaking van programmeertaal en andere systemen. Verhuizen naar Silicon Valley lijkt dus een goede loopbaanverandering voor iemand met hoogfunctionerend autisme, en een uitstekend voorbeeld van persoonlijke nicheconstructie. Interessant feit is dat er in en rond Silicon Valley in Californië een groter percentage mensen met een autismespectrum-stoornis blijkt te wonen dan in de rest van Amerika.

– 7 –

Nicheconstructie veroorzaakt veranderingen in het brein, dat zich daardoor leert aanpassen

Eind jaren zestig van de vorige eeuw hielden biologisch psycholoog Mark Rosenzweig en neuroanatoom Marian Diamand van de universiteit van Californië in Berkeley een experiment dat van cruciaal belang bleek voor de neuropsychologie. Ze plaatsten ratten langere tijd in verschillende omgevingen (of ‘niches’). Sommige ratten zaten in een ‘verrijkte’ omgeving, die bestond uit grote kooien met doolhoven, ladders, tredmolens en andere toestellen die prikkelden tot activiteit. Andere ratten werden in een standaardomgeving geplaatst, waar ze alleen of met een of twee soortgenoten zaten en niet beschikten over stimulerende activiteiten.

Na een aantal weken werden de hersenen van de ratten ontleed en bestudeerd. Rosenzweig en Diamand ontdekten dat de hersenen van de ratten in de verrijkte kooien meer synapsen – verbindingen tussen de zenuwcellen – hadden dan die in de minder stimulerende kooien. De ervaring in de stimulerende omgeving bleek de hersenstructuur van de ratten rechtstreeks te hebben veranderd.

Sindsdien zijn we heel wat wijzer geworden over de krachtige invloed van de omgeving op hersenontwikkeling, in het bijzonder in de eerste levensjaren. We weten dat een sterk problematische omgeving (inclusief gezinsconflicten en criminaliteit van de ouders) een groter risico op ADHD met zich meebrengt. We weten dat jonge kinderen die een depressie hebben gehad meer risico lopen op een tweede episode vanwege het kindling-effect, dat inhoudt dat het emotionele trauma van de eerste depressie een verandering in de chemie van de hersenen aanwakkert, waardoor de kans op een volgende episode toeneemt.

Aan de positieve kant weten we dat een kind met autisme bij een vroege interventie aanzienlijk meer kans heeft op verbetering van zijn sociaal functioneren en dat een warme thuisomgeving in de kinderjaren een buffer tegen depressiviteit biedt.

Deze onderzoeksresultaten bieden nog een belangrijke motivatie voor positieve nicheconstructie: het kan letterlijk de hersenen veranderen. De hersenen van kinderen in de eerste levensjaren zijn bij uitstek ‘plastisch’, ontvankelijk voor prikkels van de omgeving. Daarom zou voor ouders en verzorgers van neurodiverse kinderen nicheconstructie in de eerste levensjaren de hoogste prioriteit moeten hebben.

Zo hebben emotioneel gevoelige kinderen met een genetische kwetsbaarheid voor depressiviteit of angsten een veilige, warme en stabiele thuisomgeving en school nodig. Kinderen met een leerbeperking (die met andere woorden ‘andersbegaafd’ zijn), hebben behoefte aan een stimulerende leeromgeving die hen helpt hun vaardigheden te ontwikkelen. Kinderen met autisme zouden gelegenheid moeten krijgen voor zinvolle sociale interactie.

Verzorgers zouden nicheconstructie kunnen opvatten als een soort ‘speciale behandeling’ voor het brein van het kind, om het te helpen de positieve kanten te maximaliseren en de negatieve te minimaliseren, zodat het zich leert aanpassen aan de leefomgeving en zich tegelijkertijd optimaal ontplooit.

Het is met dit pleidooi voor het nieuwe concept van neurodiversiteit niet mijn opzet psychische aandoeningen te romantiseren. Door de aandacht te vestigen op de ‘verborgen sterke kanten’ van mentale aandoeningen, probeer ik niet de schade die deze stoornissen doen te ontkennen. Ik zeg niet dat het eigenlijk geen stoornissen zijn, of dat we door ze ‘neurodivers’ te noemen het leed wegnemen. Dat is uiteraard onmogelijk.

Maar focussen op de positieve kanten heeft zijn waarde. De term neurodiversiteit is geen sentimenteel trucje om mensen met een psychische aandoening en hun zorgverleners ‘een goed gevoel’ te geven over hun klachten. Het is juist een krachtig concept, geruggensteund door substantieel onderzoek uit de hersenwetenschap, evolutionaire psychologie, antropologie en andere gebieden die onze visie op psychische aandoeningen radicaal kunnen veranderen.

Met een enorme campagne over de sterke kanten van mensen met een psychische stoornis zou wellicht een deel van de vooroordelen ontzenuwd kunnen worden. Ook lijkt het mij therapeutisch zinvol dat mensen met een psychische aandoening (en hun zorgverleners) zich zelf even veel – zo niet meer – op hun positieve kanten richten als op de negatieve.

Erkenning van onze eigen sterke eigenschappen bouwt ons zelfvertrouwen op, geeft ons de moed om onze dromen na te jagen en bevordert de ontwikkeling van specifieke vaardigheden die een diepe voldoening in het leven kunnen schenken. Dit creëert een positieve feedback-lus die tegengas geeft aan de vicieuze cirkel waarin mensen met een psychische stoornis zich als gevolg van hun beperkingen helaas maar al te vaak bevinden.

Mijn hoop is dat mensen met neurodiverse hersenen, net als minderheden die overal ter wereld hun vrijheid hebben verworven, uit hun misère worden getild en hulp krijgen om waardigheid, integriteit en heelheid in hun leven te vinden.

Dorien Kok
http://I-Carus.info

Oktober 2013: Met toestemming, onder voorwaarde bronvermelding, overgenomen uit Ode Magazine 125 april/mei 2010 issue.

Leerproblemen

????????Op zekere dag besloten de dieren dat er iets moest gebeuren om de problemen van de moderne wereld op te lossen. Daarom verkozen ze een schoolbestuur bestaande uit een beer, een das en een bever en ze huurden een egel in om het onderwijs te geven. Het leerplan omvatte rennen, klimmen, zwemmen en vliegen. Om het onderricht vlot te laten verlopen werden alle dieren die even oud waren, op dezelfde manier onderwezen in alle vakken.

De eend was de beste zwemmer- in feite was ze beter dan de onderwijzer- maar voor vliegen had ze zwakke punten, en voor rennen viel ze totaal uit. Omdat ze zo slecht was in rennen, kreeg ze extra lessen, aldus moest ze rennen oefenen terwijl de andere dieren zwemles hadden. Nadat ze dat een poos gedaan had, waren haar gevliesde poten zo vermoeid dat ze slechts middelmatige punten kreeg voor zwemmen.

De eekhoorn haalde topscores in klimmen, maar was daarentegen zeer gefrustreerd in de vlieglessen. De leraar wou immers dat hij zou starten van op de grond, terwijl de eekhoorn zelf liever van boom tot boom wou vliegen. Hij geraakte zodanig overwerkt dat hij na verloop van tijd nogal zwakke punten haalde voor klimmen, en nog zwakkere voor rennen. De arend was een probleemleerling en werd vaak zwaar gestraft. Tijdens de klimlessen bereikte hij de boomtoppen vlugger dan eender wie, maar hij wou het steeds op zijn eigen manier doen. Daarom werd hij in een observatieklas geplaatst. Het konijn startte als klaskampioen voor rennen, maar kreeg een zenuwinzinking omwille van al het extra werk voor zwemmen. Aan het einde van het schooljaar haalde een abnormale paling, die crimineel goed kon zwemmen en die ook goed kon rennen, klimmen en een beetje vliegen, de hoogste gemiddelde score. Daarom werd hij aangeduid om de speech te houden tijdens het promotiebanket. De prairiehond bleef van school weg, omdat graven door het bestuur niet als vak erkend werd. Daarom liet de hond zijn jongen onderrichten door een das. Na een tijd vond de hond steun bij een wild zwijn en samen stichtten zij een privéschool, die alras een succes bleek te zijn. De gewone dierenschool echter, die opgezet was om de problemen van de wereld op te lossen, werd gesloten, tot grote opluchting van alle dieren in het bos.

Bron: uit ‘Christene school’ COV, vertaald uit het Deens

Onderzoek naar de visueel-ruimtelijke en verbale informatieverwerking bij hoogbegaafde kinderen

Universiteit Utrecht

Update 26 maart: er zijn ongelofelijk veel aanmeldingen binnen gekomen. Daarom is er nu een aanmeldingstop. Er is alleen nog behoefte aan aanmeldingen uit de omgeving Breda. Iedereen hartelijk dank voor het doorsturen van dit bericht!

Ook bij hoogbegaafde kinderen is er soms sprake van leerproblemen. Worden deze veroorzaakt door een manier van leren die afwijkt van het reguliere onderwijs aanbod?

Deze vraag heb ik neergelegd bij de Universiteit van Utrecht in reactie op hun onderzoek naar dyslexie en hoogbegaafdheid.

In navolging hiervan verzoek ik jullie om medewerking bij het volgende onderzoek:

“Hoogbegaafdheid en beelddenken”

Onderzoek naar de visueel-ruimtelijke en verbale informatieverwerking bij hoogbegaafde kinderen

Dit onderzoek van de faculteit Sociale Wetenschappen – Universiteit van Utrecht loopt van maart 2013 tot juni 2013.

Het doel van het onderzoek

Er is de laatste tijd vrij veel aandacht voor ‘beelddenken’, met name onder hoogbegaafde kinderen. Er is echter nog weinig wetenschappelijk onderzoek gedaan naar dit fenomeen. In huidig onderzoek is het de bedoeling dat een groep hoogbegaafde kinderen wordt vergeleken met een groep normaal presterende kinderen, om verschillen in visueel-ruimtelijk en verbaal leren te verkennen.

De doelgroep

Voor dit onderzoek zijn wij op zoek naar kinderen uit groep 4, 5 en 6 (geboren in 2003, 2004 of 2005), met gemiddelde intelligentie of waarbij hoogbegaafdheid is vastgesteld (totale intelligentiescore minimaal >;130).

Wat vragen we van het kind?

Het kind zal eenmalig thuis of op school worden onderzocht tijdens een ongeveer 60 minuten durende testafname. Bij de deelnemers zullen verschillende testen worden afgenomen op het gebied van visueel-ruimtelijke en verbale taken. Als er recente relevante testresultaten (bijvoorbeeld IQ onderzoek) beschikbaar zijn dan maken we daar graag gebruik van.

Wat bieden wij?

Na de testafname zijn er gegevens bekend over het cognitieve vermogen van het kind. We kunnen geen diagnoses stellen (zoals hoogbegaafdheid), maar kunnen op basis van de gegevens wel handvatten geven voor het ondersteunen van het kind in zijn/haar leren.

Wat vragen we van ouders?

Van ouders vragen wij toestemming voor deelname van uw kind aan het onderzoek.

Om het onderzoek te vergemakkelijken zoeken we ook graag contact met scholen die bestaan uit een combinatie van een reguliere en een HB afdeling. Onderzoek zal dan in school plaatsvinden.

Wilt u meer informatie of uzelf opgeven? Dan kunt u kunt contact opnemen met mij via mail op l.m.vannijnatten@students.uu.nl.

Een vol hoofd – balans tussen denken, voelen en doen.

Een vol hoofd: een volwassene spreekt ervan als hij of zij een lange dag vol vergaderingen heeft gehad en daarna hoofdpijn heeft. Of als hij of zij slecht geslapen heeft: te veel aan mijn hoofd momenteel.

Het lijkt soms net of we dit niet als van toepassing zien bij kinderen.

Bij kinderen kan dit ook echt het geval zijn. Zij hebben lange en drukke dagen, de lat van de maatschappij ligt ook voor kinderen hoog. Veel input op school, na school en daar nog de virtuele (speel)wereld bij opgeteld. Buitenspelen en andere niet-beeldschermgebonden activiteiten raken uit de mode.

Zij, maar ook wij, brengen steeds meer tijd door met ons hoofd: televisie, (spel)computers, smartphones, de iPods & iPads geven continue – ja, tegenwoordig ook op school en het werk – prikkels, flitsende informatie en stapels aan kleuren door. De maatschappij vraagt bijna 24 uur per dag onze aandacht. De genoemde beeldschermen werken als magneten op je lichaam. Denk maar eens aan hoe moeilijk het is om te reageren op een ander als je naar een spannende film kijkt. Je vergeet gewoon de wereld om je heen. En alles wat je ziet wordt opgeslagen in het hoofd. Je bent alleen in je hoofd bezig en de balans met je lichaam en je omgeving valt weg. De functie ‘doen’ valt helemaal weg. De belangrijke onderlinge afstemming tussen het denken, voelen en doen raakt dus in onbalans.

Het zien is altijd de belangrijkste zintuig geweest: beelden zien en daarna reageren om te overleven. Voor velen geeft onbalans met het voelen en doen problemen.

Om duidelijk te maken dat een kind soms ook een vol hoofd heeft en moeite kan hebben met oa prikkelverwerking en opslag van informatie heb ik hieronder 2 foto’s van tekeningen geplaatst, gemaakt door een kind. Het kind heeft  leerproblemen, automatiseringsproblemen en daarbij last van motorische onrust en onoplettendheid, wat logisch is als je hoofd vol zit. Informatie filteren is dan ook zeer moeilijk. Mogelijk is er in andere, vergelijkbare situaties ook sprake van hoogbegaafdheid en/of diagnoses als ADHD, ADD, autisme, dyslexie, dyscalculie en/of dyspraxie etc. en/of leert het kind bij voorkeur visueel.

De linker hoofdafbeelding geeft de chaos en ongeordendheid van het hoofd van het betreffende kind aan voor dat er sprake was van Ik leer anders coaching. De coach heeft met het kind gesproken over hoe het in het hoofd was, of er orde was en of dat het hoofd vol was. Kinderen kunnen heel mooi aangeven of dit zo is. Het kind heeft thuis de tekening gemaakt zoals diens hoofd er voor de start uit zag.

De rechter hoofdafbeelding laat de orde zien na 4 weken aan de slag te zijn geweest met het kind. Het verschil is gigantisch, niet alleen qua tekening maar ook bij het kind zelf. Door het kind inzicht en tools te geven, in dit geval via de methode Ik leer anders, kon het kind zelf meer voor de rust in het hoofd zorgen. Het hoofd is minder vol en geordend. De verandering bij het kind was ook buiten de tekening heel duidelijk: minder motorische onrust, beter kunnen organiseren/plannen & automatiseren en meer grip op zichzelf en de wereld om het kind heen. Balans tussen denken, voelen en doen.

Buiten methodes als Ik leer anders kunnen haptonomie en senso-motorische integratie therapie zorgen voor een betere balans tussen denken, voelen en doen.  Ik werk daarom in praktijk ook samen met erkende therapeuten op dit gebied.

Voor de tekeningen dank ik UniekeWijze.

Voor hoofd ordenen

Voor hoofd ordenen

Na hoofd ordenen

Na hoofd ordenen

Werken met picto’s, thuis en op school.

aap-noot-miesPictogrammen: iets wat je de hele dag om je heen ziet, waarschijnlijk zonder dat je je er van bewust bent. Pictogrammen vormen een beeldtaal, bestaande uit symbolen en afbeeldingen, die zich niet laat hinderen door landsgrenzen of gesproken taal. Verkeersborden zijn ook een soort beeldtaal en bijvoorbeeld op vliegvelden, in winkelcentra en op treinstations zie je veel pictogrammen. Pictogrammen geven overzicht en worden dus ook gebruikt bij computers, tablets en smartphones. Veel scholen maken voor het dagprogramma gebruik van pictogrammen.

Een pictogram geeft op een snelle manier duidelijkheid. Ze kunnen gebruikt worden als communicatiemiddel, takenlijst of als agenda. Pictogrammen kunnen samen ook een verhaal vertellen.

Het woord pictogram komt uit het Latijn. Picto komt van ‘pictus’ of in het Nederlands: ‘geschilderd’. Gram komt van ‘gramma’ ofwel ‘letter’.

Buiten het algemene gebruik worden pictogrammen ook vaak gebruikt voor mensen die moeite hebben met taal, het houden van overzicht, plannen/organiseren en concentreren. Ook voor kinderen is het gebruik van pictogrammen erg handig, zeker als ze nog niet kunnen lezen.

Voor mensen met een beperking, ADHD, ADD, PDD-NOS, MCDD, en verdere aan autisme verwante stoornissen bieden pictogrammen duidelijkheid. Pictogrammen worden vaak gebruikt binnen instellingen voor verstandelijk en auditief gehandicapten en door logopedisten.

Een mooi voorbeeld van een pictobord is natuurlijk het Aap Noot Mies leesplankje, waarbij leren lezen ondersteunt wordt door afbeeldingen.

Er zijn verschillende soorten pictogrammen: – witte figuur tegen een zwarte achtergrond. – gekleurde afbeeldingen – foto’s – thema’s, zoals Diddl en Wonder – tekeningen – afbeeldingen met woorden.

Pictogrammen worden soms ook dagritmekaarten genoemd.

Pictogrammen kunnen kant en klaar gekocht worden, op verzoek met een eigen afbeelding en eventueel een woord erbij.

Er zijn ook sites waar je ze kosteloos kunt downloaden.

Natuurlijk kun je ook zelf pictogrammen maken.

Verder zijn er complete systemen verkrijgbaar. Er zijn magneetborden en -strips in verschillende maten en uitvoeringen. Voor het zelf maken van pictogrammen heb je een laminator, laminatorfolie, magneettape/rubber/lint en een schaar nodig. De magneetmaterialen zijn online te bestellen bij pictogrammenleveranciers en hobbywinkels. Huishoudzaken en warenhuizen verkopen pictogramborden in meerdere uitvoeringen en prijzen. Je kunt kiezen voor een dag of weekindeling. Woorden invoegen bij een afbeelding kun je eenvoudig via de softwareprogramma’s Microsoft  Paint en  Apple Paintbrush.

Tips:

– hang het planbord in het zicht (bijvoorbeeld in de keuken of bij je PC).

– leer jezelf aan om elke afspraak direct te noteren. Loop direct naar je planbord als je telefonisch een afspraak maakt.

– maak de dag/weekindeling uit rechte lijnen. Zo maak je een visuele scheiding tussen de ochtend, middag en avond en/of de dagen.

– neem een vast moment, bijv. de zondag, om de planning up to date te maken.

Op internet vind je vele links naar websites waar je complete systemen kunt kopen, software voor het zelf maken van pictogrammen vindt, (gratis) pictogrammen kunt bestellen en downloaden.

Zelf vind ik de Diddle dagritmekaarten erg mooi. Microsoft Office heeft ook een website waar je gratis illustraties, foto’s en afbeeldingen kunt downloaden. Vul daar linksboven je zoekterm in en klik op het vergrootglas.

Heb je nog tips voor websites naar (gratis) pictogrammen laat dit dan graag weten via een reactie!

Voorbeelden:  T-kaart planner Voor volwassenen. Te koop bij de meeste (online) kantoorhandels

Nodig:

– 8 x banen van 6 cm (1 x dagindeling en 7 dagen van de week)

– T-kaarten met 48mm breedte. Neem geen smallere kaartjes, want daar kan je bijna niks opschrijven.

– 4 kleuren T-kaarten Weekplanning

(klik op de afbeelding om deze te vergroten)

Maak je eigen magneetbord (bron: 101 woonideeën) Dankzij magneetverf is een magneetbord tegenwoordig heel makkelijk zelf te maken. Je maakt hem direct op de kast, deur of muur. Of je beschildert een houten paneel met de verf. Zorg in ieder geval voor een goede, schone en vetvrije ondergrond. Onbehandeld hout voorzie je van een laagje (acryl)grondverf. De magneetverf breng je aan in meerdere, minimaal twee, lagen. De verf is zelf niet magnetisch, maar bevat ijzerdeeltjes. Hierdoor blijven de magneetjes kleven. Finishing touch: Over de laatste laag magneetverf kun je zelf een laag verf in een kleur naar keuze aanbrengen. En je maakt het magneetbord af met een mooie sierlijst, te koop bij een bouwmarkt.

Ikea  Magneetbord Spontan In wit op zilverkleur verkrijgbaar. Met kleurtape in vakken te verdelen

– 7 dagen / 3 dagdelen

– Horizontaal (liggend) gebruiken

Dit kind

Dit is geschreven voor A. Haar zoon heeft de diagnoses ADHD, autisme, ODD, gebruikt medicatie en is hoogbegaafd. Haar zoon zit thuis van school, is ook depressief.  Hij is – om met zijn woorden te spreken – zijn ‘Ik’ verloren.

 

Dit kind

 

Dit kind is mijn kind

Begonnen vanuit zijn eigenheid

Puur als ‘ik’ geboren

Zoekt een weg in deze wereld

 

Dit kind heeft recht op zijn eigenheid

Zonder oordelen en etiketten

Respect voor zijn puurheid

Uniek, zoals ieder

 

Dit kind mag zijn eigen weg zoeken

Vallen en weer opstaan

Dat is een recht

Van iedereen

 

Dit kind is dit kind

Het hoeft niet op jou of mij te lijken

Ik ben ik, jij bent jij

We vullen elkaar aan

 

Waar gaan de wereld heen

Voor dit kind

Als we geen respect hebben

Voor de ‘ik’ van jouw of mijn kind

 

 

 

Linker vs rechter hersenhelft.

Als je jezelf ooit hebt afgevraagd waarom je handelt zoals je doet, kan het antwoord liggen in welke kant van je hersenen je de neiging hebt meer te gebruiken. Hoewel deze tekening generaliseert lijkt het zo te zijn dat rechter hersenhelft denkers en doeners andere vaardigheden en voorkeuren hebben dan degenen die meer functioneren vanuit de linker hersenhelft. Hoe beïnvloeden deze verschillen je?

Je kunt de afbeelding vergroten door er op te klikken en er in het volgende scherm nog een keer op te klikken.

Left and Right Brain