ONDERZOEK: Psychologisch welbevinden van jonge hoogbegaafde kinderen in het basisonderwijs

kleutersDit blog gaat over het onderzoek van de Universiteit Utrecht naar het psychisch welbevinden van vroeg geïdentificeerde hoogbegaafde kinderen.

Onderzoek 2015 The Psychological Well-Being of Early Identified Gifted Children – Universiteit Utrecht – Evelyn H. Kroesbergen, Mare van Hooijdonk, Sietske Van Viersen, Marieke M. N. Middel-Lalleman, and Julièt J. W. Reijnders.

Deze studie onderzocht het psychologische welbevinden van jonge hoogbegaafde kinderen in het basisonderwijs. Het onderzoek keek naar de factoren ‘leraar nominatie’ (is dit kind door de leraar als (mogelijk) hoogbegaafd gesignaleerd), ‘creativiteit’, en ‘non-verbaal redeneervermogen’ (zonder gesproken of geschreven taal).

Aan het onderzoek werkten vijf Nederlandse basisscholen mee. Vanuit de steekproef van 233 kinderen uit de klassen 3 en 4 (6- en 7-jarigen) werden 35 kinderen geselecteerd die de hoogste scores haalden op 2 van de 3 bovengenoemde criteria. Daarbij werden ook 34 normaal ontwikkelende kinderen geselecteerd voor deelname aan de studie.

Combinaties van de 3 verschillende criteria werden gebruikt om verschillende deelgroepen van de begaafde deelnemers te creëren.

In het algemeen zijn de verschillen in welbevinden tussen de hoogbegaafde en de vergelijkinggroep van non-hoogbegaafde relatief klein, echter de begaafde kinderen ervaren wel een lagere eigenwaarde en sociale acceptatie.

Hier in tegen zijn er bij de opbrengsten van hoogbegaafde kinderen duidelijkere verschillen gevonden tussen de geselecteerde subgroepen. Zeer creatieve hoogbegaafde kinderen ervaren minder gevoelens van welbevinden dan minder creatief begaafde kinderen, terwijl het omgekeerde gold voor kinderen die door hun leraar waren genomineerd. Daarnaast vertoonden presterende hoogbegaafde kinderen een hoger psychisch welbevinden dan onderpresteerders.

In het algemeen zijn de resultaten zo dat hoogbegaafde kinderen niet noodzakelijk een lagere of hogere mate van welbevinden hebben dan hun jonge leeftijdgenoten. Echter, specifieke subgroepen van hoogbegaafde kinderen die door leraren niet gesignaleerd of geïdentificeerd worden – te wijten aan onderpresteren of de in het onderwijs ondergewaardeerde talenten zoals creativiteit -, lopen het risico op een verminderd psychologisch welbevinden.

Samengevat vormt de huidige studie een beperkt, maar tot nadenken stemmende bijdrage aan de literatuur over hoogbegaafdheid en psychologische welbevinden. Hoewel de beperkte grootte van het onderzoek eist dat de resultaten met de nodige voorzichtigheid moeten worden geïnterpreteerd, is het onderzoek uniek te noemen in termen van de jonge leeftijd van het hoogbegaafde kind. Bovendien, het gebruik van verschillende selectiecriteria voor hoogbegaafdheid, resulterend in het vergelijk tussen minder creatieve hoogbegaafde kinderen en creatieve hoogbegaafde kinderen, is een onderwerp waar niet eerder over gerapporteerd is. Een onderscheid dat van belang is om te onderzoeken en benoemen omdat er momenteel maatschappelijk en onderwijstechnisch maar één soort hoogbegaafdheid gezien en benoemd wordt.

Het signaleren en daarmee identificeren van hoogbegaafde kinderen door hun leerkracht is zeer belangrijk voor het gevoel van welbevinden van deze kinderen. Voor creatieve hoogbegaafde kinderen, lastiger te signaleren door hun originaliteit, inventiviteit en daadkracht – die ook snel verkeerd uit te leggen is -, is gesignaleerd worden zeer belangrijk. Ook het feit dat onderpresteerders een lager psychisch welbevinden hebben is echt een aandachtspunt. Twee heldere uitkomsten die duidelijk aandacht vragen vanuit het onderwijs, maar ook vanuit de gezondheidszorg. Niet (juist) gesignaleerde feiten kunnen immers ook verkeerd uitgelegd worden.

Om met de woorden van de onderzoekers te spreken: ‘Als men van mening is dat hoogbegaafde kinderen onze toekomstige leiders, wetenschappers of ondernemers zijn, is een aanzienlijke investering in het begrijpen, ontwikkelingen en gebruiken van deze talenten verplicht. Daarom is het belangrijk om een goede identificatiemethode te hebben op vroege leeftijd, hier op jonge leeftijd al op in te spelen en goed geïnformeerd zijn over wat bijdraagt aan het welbevinden van een hoogbegaafd kind en het tot bloei laten komen van diens talenten.”

Voor de vroegsignalering verwijs ik graag weer naar de mogelijkheden van het van Wiechen systeem van de consultatiebureaus, die hiervoor na kleine aanpassing uitermate geschikt is.

Lees het gehele onderzoek hier.

Dorien Kok
http://I-CARUS.info

Een gedachte over “ONDERZOEK: Psychologisch welbevinden van jonge hoogbegaafde kinderen in het basisonderwijs

  1. Silvia Linssen

    Helaas is logopedische screening al enige tijd wegbezuinigd binnen het basisonderwijs. Als logopedist nam ik bij kinderen die werden verwezen door de “schoollogopedist” met een spraakprobleem altijd ook een taaltest af. Dit gaf niet alleen nuttige informatie in de situaties waarin er sprake was van een taalachterstand of taalstoornis, maar daarmee kon ook een duidelijke voorsprong worden aangetoond. Nuttige informatie voor ouders en leerkracht, want elk kind wil op school iets leren en uitgedaagd worden. Secundair ( ongewenst) gedrag uit verveling ontstaan, verlies van interesse in school…. Voor het kind, zijn toekomst, levensgeluk en voor de maarschappij een gemiste kans.

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Twitter-afbeelding

Je reageert onder je Twitter account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s